vrijdag 30 mei 2014

19. Een geschenk als geschenk

Soms krijg je een geschenk voor de bibliotheek onverwacht op een vrijdagmiddag. Een uurtje geleden werd ik naar de ontvangstbalie van de KB geroepen. Een vriendelijke mevrouw overhandigde een duimendikke roman als geschenk.
Rug van speciaal exemplaar van Jo van Ammers-Küller, De opstandigen
Het ging om het 15.000ste exemplaar van de historische roman De opstandigen van Jo van Ammers-Küller (1884-1966). Op zich zou dat niet bijzonder zijn - er zijn romans die grotere oplagen halen - maar dit exemplaar van de zesde druk uit 1926 was door de uitgever van een inscriptie voorzien: 'Het 15000e exemplaar van den uitgever J.M. Meulenhoff'. 
Opdracht van uitgever J.M. Meulenhoff voorin een speciaal exemplaar
van Jo van Ammers-Küller, De opstandigen
Meulenhoff had het boek niet alleen persoonlijk van deze inscriptie voorzien, maar het ook speciaal door een boekbinder in Parijs, Max Fonseque, in een half leren band laten binden en dat als geschenk aangeboden aan de auteur - dat zie ik nu niet meer zo snel gebeuren met een bestseller. (Maar, zie de reactie hieronder!) 

De roman maakte vanaf het verschijnen in 1925 furore, zoals de uitgever in een advertentie liet weten; het was volgens hem 'het meest gelezen en meest besproken boek', het betekende in elk geval de doorbraak van deze auteur, die overigens niet onbekritiseerd zou blijven. Ter Braak noemde haar werk 'kulliteratuur' en haar pro-Duitse houding in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde haar een publicatieverbod op.

Kort na verschijnen werd er ook een toneelstuk van gebrouwen dat als het 'succes van het seizoen' werd aangeprezen en waarvan mapjes 'inhoudende 6 photos' te koop werden aangeboden. 
Voorstelling door Het Nieuwe Nederlandsche Tooneel,
foto uit De Telegraaf, 7 november 1926 (zie Delpher)
Van de 45.000 exemplaren van de roman die tot de oorlog werden verkocht, waren er tot nu toe vijf in de KB: een eerste, tweede en derde druk, en ook exemplaren van de elfde en de dertiende druk - de zesde ontbrak tot nu toe. Overigens, het mocht dan na de oorlog met haar populariteit gedaan zijn, het boek werd ook toen nog herdrukt door de "Margriet"-bibliotheek én door de Nederlandse Boekenclub, beide in 1966, het jaar van haar dood. De laatste druk - uit 1971 - is nog wel in enkele openbare bibliotheken aanwezig, maar niet in de KB.

Het geschenk aan de auteur werd door de kleinzoon en diens echtgenote aan de KB geschonken, waarvoor dank.

Voor schenkingen aan de KB kan vooraf een afspraak worden gemaakt. Zie Hoe schenk ik publicaties aan de KB?

maandag 26 mei 2014

18. Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (5)

[Vervolg van Het Kunstenaarsboek (4)]

Aan het begin van mijn praatje sprak ik over zakdoeken en andere efemere zaken in de Collectie Koopman van de KB. Die rare boeken zal ik nog even tonen. 

De vergulde etsplaten behoren bij een uniek exemplaar van Ilinx.



Régine Detambel (texte), Martine Rassineux (eaux-fortes), Ilinx

(Montreuil, Anakatabase, 2010)
Dat is een boek over kinderspelen met een tekst van Régine Detambel, en met etsen door Martine Rassineux. Het boek is vormgegeven en gedrukt door François Da Ros voor zijn uitgeverij Anakatabase in 2010. Exemplaar nummer 1 bevindt zich in een cassette die doet denken aan een oude letterkast. Daarbij zijn alle etsplaten gevoegd. Om te voorkomen dat er meer afbeeldingen van kunnen worden gedrukt, worden zulke platen doorgaans beschadigd, met een kras bijvoorbeeld.
Régine Detambel (texte), Martine Rassineux (eaux-fortes), Ilinx
(Montreuil, Anakatabase, 2010)
In dit geval zijn ze voor hergebruik uitgesloten door ze te vergulden en te monteren als nieuwe illustraties.

Voor elke uitgave van Anakatabase wordt één zo’n bijzonder exemplaar gemaakt. De Collectie Koopman van de Koninklijke Bibliotheek heeft een bijna complete collectie van François Da Ros en om die collectie uniek te maken kwamen de vergulde etsplaten in de collectie.

Overigens kunt u zien dat de etsplaten niet rechthoekig zijn. De drukker heeft de vlakken met de geëtste afbeelding uit de plaat losgesneden om bij het drukken van het boek vrijer te zijn in de plaatsing ten opzichte van de woorden op de pagina’s. Hier zien we een drukker als een creatieve kunstenaar optreden. Op de bijgevoegde reeks illustraties zien we de afdrukken ook nog vóór het lossnijden. Da Ros is toch al een fascinerende figuur, nog afgezien van zijn vakmanschap.

Het handbeschilderde tafelscherm dat ik noemde aan het begin van mijn presentatie is eigenlijk een leporelloboek van Nicole Morello. Het is gepubliceerd in Düsseldorf in 1998.

Nicole Morello, Save Antarctica

Düsseldorf, Nicole Morello, 1998)
Meestal maakt Nicole Morello unica, maar deze keer ontstond een editie van 30 exemplaren. Ieder exemplaar is met de hand geschilderd en daardoor toch uniek. Het werk heet Save Antarctica, en bestaat uit dikke papieren pagina’s die tot een leporello aan elkaar zijn gemaakt om tientallen pinguïns op een ijsvlakte te tonen. 

Nicole Morello, Save Antarctica
Düsseldorf, Nicole Morello, 1998)
Ook de zakdoeken zijn het werk van deze Franse kunstenares. Ze maken deel uit van een Marcel Proust-uitgave, Les mouchoirs de Proust. Elk exemplaar bevat een boekje en vier unieke handgeborduurde zakdoeken die een toespeling op de fameuze eerste zin van Proust meesterwerk bevatten. 
Nicole Morello, Les mouchoirs de Proust
Düsseldorf, Nicole Morello, 2014
Nicole Morello, Les mouchoirs de Proust
Düsseldorf, Nicole Morello, 2014
[Wordt vervolgd.]

maandag 19 mei 2014

17. Hoeveel colofons kan een boek verdragen?

Het colofon is voor bibliofiele uitgaven nogal eens een overvolle grabbelton, waarin vermeld wordt hoe en waar, door wie en waarom de tekst is geschreven, gezet, geïllustreerd, gedrukt, genummerd, gebonden en verspreid. Een voorbeeld van zo'n soort colofon is dat van Gerrit Komrij's tekst De bibliofiel, in 1980 gepubliceerd door uitgeverij Bébert in Rotterdam.

Ik heb de - vier! - exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek er maar eens bijgehaald om te kijken hoe het ook al weer zat, nadat ik bij antiquariaat Holthuis in Den Haag twee afwijkende exemplaren te zien kreeg.
Gerrit Komrij, De bibliofiel (1980): luxe editie en nuldruk (boven),
proefexemplaren van nuldruk en 'min-één'-oplage (onder)
Dit wordt een bibliografische bijdrage, ik waarschuw maar even.

Het colofon van De bibliofiel ['Colophon'] vermeldt de volgende elementen:

Titel: De bibliofiel
Auteur: Gerrit Komrij
Productiemoment: zomer 1980
Opdrachtgever: Uitgeverij Bébert, Rotterdam
Zetwijze: machinaal
Lettertype en corpsgrootte: Bodoni 8 punts
Zetterij: Gebr. Vreezen, Rotterdam
Drukkerij: Baars en Morel BV., Rotterdam
Drukpers: Heidelberger degelpers uit 1954
Papier: 120 grams Cleopatra omslagpapier
Papierleverancier: Bührmann-Ubbens Papier BV., Zutphen
Illustrator: Arie van Geest
Illustratietechniek: Ets
Drukker van de illustratie: Jeroen van Westen
Boekbinderij: Handboekbinderij Joppe, Rotterdam
Oplage: 90 door de auteur genummerde en gesigneerde exemplaren, genummerd  10-99 (10-29 hors commerce)
Luxe oplage: hors commerce, romeins genummerd I-IX
Materiaal luxe band: slangenleer
Bijlage luxe oplage: handgeschreven kwatrijn door Gerrit Komrij én tweede etsje van Arie van Geest

Vervolgens vertelt het colofon dat er 'buiten de oplage' nog 'twee drukken' bestaan, een mindruk en een nuldruk. Dit zijn afgekeurde oplagen, maar ze worden 'bij wijze van curiositeit' ook gesigneerd en geletterd en in leer gebonden (zonder etsje). Van beide afgekeurde oplagen bestaan 26 exemplaren, geletterd 'min één A-Z' en 'nul A-Z'.

De KB heeft nummer 57 en 95, maar geen luxe exemplaar; wel is van beide afgekeurde oplagen een exemplaar aanwezig.

Die afgekeurde oplagen zijn in de bibliografie van het Letterkundig Museum (nu beschikbaar via DBNL) destijds niet apart beschreven en de colofons daarvan worden erin genegeerd. Beide drukken hebben een los toegevoegd 'Colophon', dat dezelfde tekst bevat als het gewone colofon, maar toch is het anders, want hier is de tekst niet over twee pagina's verdeeld, maar op één strook papier gedrukt, dus onder elkaar. (In de KB-exemplaren zijn ze achterin ingeplakt, maar ze horen dus eigenlijk los te zijn).
Los colofon 
Behalve dat losse colofon hebben beide drukken nog een eigen colofon en daarin zijn sommige details verrassend anders (ik som hieronder alleen de verschillen op).
Colofon 'min-één'-oplage
Het colofon in exemplaar 'min één H' zegt:
Zetwijze: met de hand gezet
Lettertype: Bodoni
Zetterij: Hermanus Mes Zn., Rotterdam
DrukkerijHermanus Mes Zn., Rotterdam
Papier: 110 grams Printing Paper
Papierfabrikant: The Wookey Hole Paper Mill, Engeland (speciaal voor deze editie geschept)

Andere zetter, ander papier, andere drukker.
Colofon 'nul'-oplage
Het colofon van exemplaar 'nul H' beweert:

Zetwijze: met de hand gezet
Lettertype: Bodoni 8 punts
Zetterij: Ganje, Rotterdam
Drukkerij: Ganje, Rotterdam
Papier: 130 grams handgeschept Fabriano-Roma Michelangelo 103
Papierleverancier: Artel, Haarlem

Weer een andere zetter, ander papier, andere drukker.

Grootste verschillen in het zetsel tussen deze twee oplagen zijn dat op de titelpagina de auteursnaam en de titel dichter bij elkaar staan ('min één'-oplage) en dat op pagina vijf, waar alleen de titel staat, in de 'min één'-oplage ook het paginanummer staat. Het zetsel van de pagina's is uiteraard ook verschillend, want de tekst is tussendoor geheel opnieuw gezet.
Auteursnaam en titel op titelpagina van 'min één'-oplage
Auteursnaam en titel op titelpagina van 'nul'-oplage
Auteursnaam en titel op titelpagina van gewone oplage
De uitgave van De bibliofiel heeft dus vier colofons: het gewone colofon, het langgerekte colofon, en twee colofons van de afgekeurde oplagen. Die laatste twee geven inzicht in de ontstaansgeschiedenis van de uitgave. Uitgeverij Bébert is twee keer van drukker veranderd en heeft na twee keer handzetsel besloten op machinezetsel over te gaan. Ook is besloten de tekst niet te laten zetten en drukken door dezelfde firma.

Alle oplagen werden in zwart leer gebonden, behalve de luxe die in paars slangenleer werden uitgevoerd. Maar het kan nog gekker, want van de twee afgekeurde oplagen bestaan ook nog echt afgekeurde en dus niet geletterde en gesigneerde exemplaren en daarvan is er minstens één in rood en één in wit leer gebonden, maar die bandjes zijn niet in goud bestempeld met titel, auteurs- en uitgeversnaam.

Het resultaat blijft een wat ongelukkig boekje, met een zetspiegel ter breedte van een krantenkolom. Dat herinnert ons eraan dat de tekst eerder was verschenen in NRC Handelsblad, op 3 januari 1979

Maar de bekende en fraaie tekst van Komrij maakt veel goed. Komrij legt in dit stuk zijn bibliofiele aard op het hakblok. Hij bekent niet een exquise verzamelaar te zijn, maar 'een veelvraat, een slokop, een ordinaire opstapelaar' van alles wat boek is. En aan het slot prijkt zijn vaak geciteerde  uitspraak: 

'Hij leest nooit eens een boek. Want lezen houdt naar af van kopen!' 

Toch, de bibliofiel doet er goed aan in elk geval het colofon te lezen. Zo komt hij te weten welke verborgen oplagen of edities er zijn, die hij nog niet bezit. Want die moet hij dan ook hebben! En ja, bij dit boekje moet je dus vier exemplaren kopen... Minstens.

vrijdag 16 mei 2014

16. Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (4)

[Vervolg van  Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (3)]


De vraag moet zijn: is dat een boek waarnaar je kijkt?  

Pierre Reverdy, Pablo Picasso, Le Chant des morts (Paris: Téraide, 1948)
Dit is een door Picasso geïllustreerd werk en u ziet verschillende opengeslagen pagina’s naast elkaar (het boek uit de Collectie Koopman van de KB was niet gebonden, de katernen bestonden uit losse bladen, dus dat kon). Maar is het zo nog wel een boek?

En is dit dan een boek dat je leest?


John Yau, Enrico Baj, Mon alias, Mona Lisa (Colombes, Collectif Génération, 1992)
We zien een opgeplakte knoop, en een plaatje van een vissekop, en een originele speelkaart, en een paar klankgedichten.

Intussen is de vraag naar lezen of kijken eigenlijk niet meer opportuun. De lezer van het kunstenaarsboek is ook altijd toeschouwer en dat houdt in dat de lezer dan ook tevens altijd degene is die moet interpreteren.  

Daar is nog wel iets op af te dingen overigens.

In zekere zin namelijk is elke lezer een toeschouwer, aangezien ieder letterteken dat gelezen wordt, iedere sequentie van woorden, moet worden herkend. Woorden zijn beelden. De lezer mag die woorden dan niet als beelden zien, en doen alsof de woorden simpelweg de tekst zijn, maar intussen is elk woord, elke tekst, een reeks tekens. Het woord ‘boom’ bijvoorbeeld is een reeks beelden dat een betekenis vertegenwoordigt.

Andere beelden, zoals bijvoorbeeld een foto van een boom, hebben niet dat voordeel van de taal die het betekenissysteem ondersteunt. In een kunstwerk is daardoor de persoonlijke betekenis van een kunstenaar de eerste betekenisgever die een objectieve betekenis van het werk kan bemoeilijken.


Boom 1
In onze woordenboeken, en dus in woorden, ligt de betekenis van bijvoorbeeld ‘boom’ goed verankerd, al kan de exacte betekenis per situatie verschillen. Als een dergelijk woord oversteekt naar een kunstwerk, een gedicht bijvoorbeeld, wordt de betekenis minder expliciet. In de kunst, en zeker in afbeeldingen, krijgt elke betekenis iets dat ambigue is, onzeker.

Boom 2
Boom 3
Het kunstenaarsboek brengt die twee betekenissystemen bij elkaar en de lezer die dus ook toeschouwer is kan worstelen met de betekenis van het geheel, temeer omdat de materialiteit van het object, het voorwerp zelf dus, er nog een derde betekenisveld aan toevoegt door bijvoorbeeld iets eigenaardigs te doen met inkt, papier, structuur, vouwwijze, en de interactie van woorden en beeld. Al die elementen kunnen iets betekenen.

Boom 4
Hebben boekhistorici, kunsthistorici, bibliothecarissen, en conservatoren zich druk gemaakt over de terminologie van het kunstenaarsboek omdat zij grenzen wilden stellen in een proefschrift, een financieel jaaroverzicht of een collectieplan; de bezoeker van museum en bibliotheek intussen kan het allemaal niets schelen. De lezer wil er gewoon van genieten. Dat wil zeggen, als ze te zien zijn. Behalve het terminologisch slagveld is er ook nog het niemandsland van de boekententoonstelling waarop een kunstenaarsboek in feite nooit tot zijn recht kan komen. Men ziet twee pagina’s, of een omslag, en dat is het.

De mogelijkheid om er eens lekker doorheen te bladeren, of het helemaal uit te vouwen, wordt zelden gegeven, omdat het boek daarvoor te kostbaar en kwetsbaar wordt geacht. Toch kan het natuurlijk wel en straks zullen we dat ook weer demonstreren. (*)

De stoelen aan de kant; de boeken op de tafel en u er omheen. Onder begeleiding van de bibliothecaris in dit geval. En onder zijn verantwoording. Gelieve niet te stelen.

Maar zo’n presentatie kan de betekenis van een kunstenaarsboek complexer maken. Behalve de onontwarbare eenheid van beeld, woorden en object, komt er dan nog de door de conservator bij gegeven betekenis bij en de verschillende opinies van alle aanwezige lezers/kijkers maakt een veelheid van betekenissen mogelijk.

Is het dan werkelijk de bedoeling van het kunstenaarsboek om onbegrepen te blijven? Is het kunstenaarsboek de puber onder de boeken?

Misschien eerder het tegendeel: het kunstenaarsboek als wijze oude vrouw die zwijgt en glimlacht. Hoewel sommige kunstenaarsboeken een heel grimmig voorkomen kunnen hebben.

Het aantal betekenissen van een boek kan zo onbeperkt worden – dat is wel ingebouwd in het kunstenaarsboek. Eenduidigheid is er nooit; de sensatie kan elke keer een andere worden; het effect van een boek ligt niet vast.

Zoals Ulysses Carrión zei: ‘In deze nieuwe kunst vraagt elk boek om een andere wijze van lezen.’

Lezen, kijken. In 1958 publiceerde Casper de Jong een Prismapocket met als titel Schilderijen zien. Om het publiek te leren kijken, want dat leerde men niet op school.

Wel schrijven en lezen, maar kijken is nooit een basisvaardigheid geweest. Misschien is het ook eens tijd voor een boekje dat zou kunnen heten Boeken lezen of Boeken zien.

Mijn rol als conservator is er een van intermediair, tussen kunstenaarsboek en u. Mijn focus ligt dan ook eerder op het toegankelijk maken dan op het interpreteren of met u meelezen. Daarom houd ik mij meestal in als ik een boek toon en vertel hoogstens wat u al ziet – zo fungeer ik als een extra leesbril – en soms vertel ik wat de kunstenaar mij heeft verteld. Maar vaak ook zou het verhaal van de kunstenaar al als stoorzender kunnen worden beschouwd voor uw eigen ontdekkingsreis. Want hoeveel moet u weten om het kunstenaarsboek te begrijpen?


(*) Deze presentatie vond plaats op 6 april 2014.

[Wordt vervolgd.]

maandag 12 mei 2014

15. Lucebert en de honden...

Tijdens de geslaagde Lucebert-avond in Perdu in Amsterdam afgelopen zaterdag vertelde Maia Swaanswijk, dochter van de dichter/schilder, dat zij onlangs een kinderboek had gekregen waarin een hondje genoemd was naar Lucebert.

Mejuffrouw Muis en hond Lucebertje aan de Costa del Sol: tekening van Marije Tolman
De uitgaven over Mejuffrouw Muis verschijnen sinds 2007; inmiddels zijn er vijf boekjes geschreven door Elle van Lieshout & Erik van Os, met tekeningen van Marije Tolman. Het hondje van Mejuffrouw Muis is een poedel en heet Lucebertje en samen maken ze avonturen mee bij het zoeken van een huis of het vieren van een vakantie.

Maia vertelde dat het eerbetoon aan Lucebert verrassend was, omdat haar vader een panische angst voor honden had. Dat is niet aan al zijn tekeningen te zien.

Lucebert, tekening van een hond voor een verhaal van F. Bordewijk, met zijn handtekening onder de staart (Haagse post, 20 december 1952)
In een tekening uit 1952 plaatste Lucebert zijn handtekening in een hoekje onder de staart van een poedel. De illustratie verscheen bij een verhaal van F. Bordewijk in de Haagse Post van 20 december 1952. De opdracht om dit vlak voor Kerst gepubliceerde verhaal te illustreren zorgde voor Lucebert weliswaar voor enige inkomsten, maar hij was niet vrij genoeg om zijn abstracte stijl te gebruiken. Het moest lijken op wat mensen een leuke illustratie vonden in die tijd. Het is dan ook een burgerlijk hondje geworden.

Typerender voor Luceberts eigenlijke stijl was een latere opdracht, die in 1971 verscheen in een boekje dat feestelijk vierde dat een Amsterdamse diamantair enkele gerestaureerde panden in de binnenstad betrok. Dat boekje, samengesteld door Bert Schierbeek, heette Een berg van licht en bevatte tekeningen van Peter Vos, Theo Daamen en anderen, en ook drie tekeningen van Lucebert. Erg feestelijk zal de diamanthandelaar ze niet hebben gevonden, want het waren uitgesproken politieke statements tégen de diamanthandel met zijn kapitalistische uitwassen, machtsvertoon en onderdrukking van de mijnwerkers. 

Lucebert, pentekening in Een berg van licht (1971)
De hond op een van die tekeningen kijkt net zo dreigend als de bewaker. Zo zagen alle honden eruit die Lucebert op zijn wandelingen tegenkwam, althans, in zijn ogen.

zaterdag 10 mei 2014

14. Lucebert in Perdu

Vanavond, vanaf half negen, is de Lucebert Road Show te zien en te horen in Perdu in Amsterdam bij gelegenheid van de twintigste sterfdag van dichter en schilder Lucebert.

'Krap negentig jaar geleden, op 15 september 1924, begon de tijd te tikken voor Lubertus Jacobus Swaanswijk. Op 10 mei precies 20 jaar geleden raakte hij uit de tijd, Lucebert, en begon voor hem de eeuwigheid.'

Lucebert, omslagillustratie voor Hans Andreus, De taal der dieren (1953)
Het programma bestaat uit muziek (door kleinzoon Mees), een loterij (prijs is een originele nieuwjaarswens van Lucebert en zijn vrouw Tony), voordrachten van gedichten en vertalingen (door Mustafa Stitou en Diane Butterman), films waarin Lucebert te zien is of wordt becommentarieerd en drie praatjes, over taal (door Ton den Boon), ex-librisontwerpen van Lucebert (door Huug Schipper) en illustraties (door mij, naar aanleiding van het boek Lucebert, Drukwerk voor anderen).

Lucebert, illustratie in Haagse Post, 23 mei 1953
Ook worden er boeken uit de bibliotheek van Lucebert te koop aangeboden; de opbrengst is bedoeld ter ondersteuning van de activiteiten van Perdu. De boeken zijn voorzien van zijn stempel en/of handtekening. De boeken worden in bijeengebonden bundeltjes van drie verkocht.






woensdag 7 mei 2014

13. Reliëfdrukken in de KB

Kunstenaar en drukker Harry van Kuyk (1929-2008) kreeg vanaf de jaren zeventig - ook internationaal - aandacht voor zijn speciale reliëfdrukken. Om die te kunnen drukken liet hij een zware pers bouwen die het mogelijk maakte om reliëfs van enkele centimeters in een prent te krijgen, zowel positief als negatief, dus in de hoogte én in de diepte, vaak in één prent gecombineerd.


Harry van Kuyk, vier bladen ('k', 'b', 'n' en 'l') uit Bodoni initiales (1993)
[Foto: Jos Uljee/Koninklijke Bibliotheek, 2014]
In Museum Meermanno is zijn uitgave Groot Abecedarium uit 1973 bij verschijnen aangekocht: het is een serie prenten met letters als onderwerp. Van Kuyk was opgeleid als drukker en zijn fascinatie voor typografie kwam dan ook niet uit de lucht vallen. Hij maakte in 1988 ook een reeks over cijfers. Als onderwerp voor zijn prenten nam hij verder vooral het landschap en het vrouwelijk naakt. Ook maakte hij abstracte prenten, zoals de reeks die op de Chinese Tangrampuzzel was gebaseerd.

In 1993 verscheen opnieuw een reeks letters, de Bodoni initiales, met een uitvoerige uitleg over de keuzes en werkwijze door de kunstenaar. Najaar 2013 kon de KB een van de acht exemplaren aankopen. De uitgaven van Van Kuyk bevinden zich op het snijvlak van kunstenaarsboek, private press-uitgave en grafiekmap. In bibliotheken is zijn werk nauwelijks vertegenwoordigd; in musea des te meer, maar daarbij gaat het vaak om losse prenten, niet om de uitgaven in boekvorm.

Vier van de prenten - met de letters kb.nl (een verwijzing naar de KB-website) - hangen nu in de Expositie Topstukken in de KB, die tot 14 juni te zien is. De letters waren eigenlijk 'at random' gekozen, om een willekeurige doorsnee van Van Kuyks werk te tonen. Het toeval wil dat de letters 'k' en 'b' naar links overhellen en de letters 'n' en 'l' juist naar rechts. Alle vier tonen ze hoe diep het reliëf is dat Van Kuyk op zijn pers wist te bereiken.


Harry van Kuyk, vier bladen ('k', 'b', 'n' en 'l') uit Bodoni initiales (1993) 
[Foto: Jos Uljee/Koninklijke Bibliotheek, 2014]
Een boek over zijn reliëfprenten en privéuitgaven is in voorbereiding; zie ook de website over het werk van Harry van Kuyk.

Vorige week bezocht Marie-Antoinette van Kuyk-Minis, de weduwe van de kunstenaar, de expositie. Ze vond het een eer om zijn werk geëxposeerd te zien naast al die andere bijzondere boeken en handschriften uit de collectie van de KB. 


Marie-Antoinette van Kuyk-Minis in de Expositie Topstukken in de KB, 1 mei 2014

zaterdag 3 mei 2014

12. Drukken met een visgraat


Halverwege de negentiende eeuw groeide de belangstelling voor de 'natuurdruk'. Dat was een van de vele druktechnieken die voor een groeiend aantal geïllustreerde boeken en tijdschriften werd ingezet. Er werden verschillende namen voor gebruikt, zoals 'autotypie' en 'physiantotypie'. Tegenwoordig noemen we het 'natuurzelfdruk' (en in het Engels vaak 'nature printing').


Bij deze techniek wordt een voorwerp - bijvoorbeeld een bloem of een borduurwerkje - beïnkt en kan er rechtstreeks een afdruk op papier worden gemaakt. Leuk om zelf te doen natuurlijk en verzamelaars van herbaria maakten vaak natuurdrukken, die ze vervolgens zelf met de hand inkleurden.


Varianten van de natuurzelfdruk


Van het procédé bestaan verschillende varianten. In plaats van het voorwerp te beïnkten (kan ook in kleur), kun je het ook beroeten. Je kunt het voorwerp afdrukken, maar ook kun je een afwrijfsel maken. Bovendien kun je het voorwerp op papier drukken, maar ook, andersom, het papier op een voorwerp drukken. Deze directe methode is al heel oud. 

J.S. Wilson, Autotypie. De natuur zich zelve afbeeldende. Handleiding tot het maken van zelfdrukken benevens eene reeks van autotypen (1857)
Maar je kunt ook, in plaats van direct een voorwerp op papier te drukken, een indirecte methode gebruiken. De uitvinder, Alois Auer, ontwikkelde de techniek als directeur van de Weense staatsdrukkerij rond 1852. Door middel van de galvanoplastiek, wordt van een voorwerp een koperen drukplaat gemaakt en die kan worden afgedrukt. Dat heeft voordelen, want de natuurgetrouwheid is groot, en op deze wijze kan een enorme oplage van afdrukken worden gemaakt, allemaal met dezelfde kwaliteit. Dat lukt met de directe methode niet.


De natuurdruk in Nederland


J.S. Wilson publiceerde een handleiding over het afdrukken van bladeren, maar opvallend - en fraai - ook van een visgraat. Wilson claimde die techniek te hebben bedacht, maar gebruikte gewoon de oude, directe methode, waar eigenlijk niets nieuws aan was. Wel zagen zijn afdrukken er door de diepe kleuren prachtig uit. 

Ook in tijdschriften zijn voorbeelden van natuurzelfdruk te vinden, zoals in De Volksvlijt van 1856 en 1857. De techniek is uitstekend gedocumenteerd en geïllustreerd door Johan de Zoete in het hoofdstuk 'De natuurzelfdruk', in: De techniek van de Nederlandse boekillustratie in de 19e eeuw (1995). Over de internationale natuurdruk schreef Roderick Cave het boek Impressions of nature. A history of nature printing (2010).

J.S. Wilson, Autotypie (1857)
Wat ons nu opvalt aan deze drukken is de enorme technische verfijning, maar ook een zekere aandoenlijkheid in de behoefte om een vissengraat af te beelden binnen een gedecoreerd kader, alsof het om een geborduurd kleedje gaat.

J.S. Wilson, Autotypie (1857)

Verder lezen in de KB:

J.N. Wilson, Autotypie, de natuur zich zelve afbeeldende. Handleiding tot het maken van zelfdrukken benevens eene reeks van autotypen. Meppel, J.S. Wilson, 1857. Aanvraagnummer KW 3169 E 23.
De techniek van de Nederlandse boekillustratie in de 19e eeuw. Amstelveen, KVGO, 1995. In te zien bij de leeszaal Bijzondere Collecties: aanvraagnummer LHO ZKW.A 36 ZOET.
Roderick Cave, Impressions of nature. A history of nature printing. London, The British Library/Mark Batty Publishers, 2010. In te zien bij de leeszaal Bijzondere Collecties: aanvraagnummer LHO OD.A 59 AA CAVE