maandag 30 juni 2014

25. Een tekening van WFH

Bezig met de voorbereidingen van een lunchlezing voor de personeelsvereniging van de KB. Onderwerp: Lucebert. Omdat we dan in de bibliotheek zijn, hoef ik me niet te beperken tot powerpoint-afbeeldingen, maar kunnen sommige boeken en kranten op tafel komen.

Bijvoorbeeld Het Parool en de Haagse Post waarin vroege tekeningen van Lucebert staan, meest cartoons of illustraties bij verhalen van anderen.


Schrijversalmanak voor het jaar 1955


Vignetten: een verdwenen genre

Een genre dat Lucebert destijds ook beheerste, was het vignet, een nu verdwenen genre, dat ooit voortkwam uit de behoefte om een pagina vol te maken. Als de tekst niet tot onderaan de pagina doorliep, kon je de ruimte opvullen met een decoratie. Daarvoor bestonden clichés van een mandje bloemen, maar bijvoorbeeld ook van locomotieven, huisjes, Volendammertjes, of Florentijnse ornamenten als een engelenhoofd en een lauwerkrans. Die konden als illustratie worden geplaatst - daar waren ze eigenlijk voor bedoeld - maar ook als bladvuller dienst doen.

In tijdschriften, waar de lengte van artikelen nooit van te voren precies vastlag, werd het zelfs een mode om artikelen of gedichten vooraf te laten gaan en af te sluiten met zo'n versiering. In de jaren vijftig - toen Lucebert een deel van zijn brood met dit soort illustraties probeerde te verdienen - was het de gewoonte om een verhaal, essay of andere tekst op te vullen met een vignet. 


Lucebert, slotvignet bij 'Lijst van schrijvers. Nederland',
in:
Schrijversalmanak voor het jaar 1955, p. 206

Schrijversalmanak


Een aardig voorbeeld daarvan is de Schrijversalmanak voor het jaar 1955, die in november 1954 werd uitgegeven door C.P.J. van der Peet in Amsterdam. Die bevat vignetten van de kunstenaars Leo Schatz (geboren 1918) en Rik Hannon (1928-1999), terwijl het omslag is ontworpen door Ad Werner (geboren 1925). Alle andere vignetten zijn getekend door schrijvers, waarvan er een aantal ook nu nog als dubbeltalent bekend staan: Leo Vroman bijvoorbeeld en Lucebert natuurlijk.


Remco Campert, slotvignet bij 'Adressen van organisaties', 'Vlaanderen',
in: 
Schrijversalmanak voor het jaar 1955, p. 192
Maar ook Jan G. Elburg en Remco Campert maakten elk één vignet voor de almanak. Die van Campert staat  afgedrukt onder een lijst met 'Adressen van organisaties' (p. 188-192). De Nederlandse lijst wordt afgesloten met een vignet van Lucebert (het stelt een kat voor, nummer 37a in mijn boek Lucebert, Drukwerk voor anderen, 2012, p. 52). De lijst voor Vlaanderen eindigt met een vignet door Remco Campert, een op zes stutten steunende figuur met de woorden 'ja ik wil'. Een relatie tussen tekening en adressenlijst is er niet. De plaatsing van vignetten heeft vaak iets willekeurigs. Campert maakte in die tijd overigens wel vaker tekeningen, een catalogus daarvan is er nog niet.


Een tekening door Willem Frederik Hermans 


Ook bijzonder is een ander vignet, dat niet aan het slot van een tekst staat, maar als illustratie bij de rubriek 'Wetenswaardigheden'. Dit vignet is getekend door 'WFH', ofwel Willem Frederik Hermans. 


Willem Frederik Hermans, vignet voor 'Wetenswaardigheden',
in: 
Schrijversalmanak voor het jaar 1955, p. [187]

Hermans was behalve romancier een verwoed fotograaf en veel van zijn foto's zijn in de loop der jaren gepubliceerd in tijdschriften of boeken. De bibliografie Schrijven is verbluffen van Rob Delvigne en Frans A. Janssen laat zien dat Hermans zijn eerste foto publiceerde in 1954 en dat vanaf 1959 bijna elk jaar een of meerdere foto's verschenen. Daar waren schrijversportretten bij, fotomontages  en collages. In zijn vroege geografische carrière maakte hij ook wel eens een tekening. Zo tekende hij 'zes figuren' voor het Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap in 1941. Maar verder verschenen er heel weinig tekeningen van Hermans. De bibliografie meldt maar drie van zulke publicaties. 

In 1982 verscheen een tekening in het tijdschrift voor vertalingen, De tweede ronde, en in 1985 verschenen foto's én tekeningen in Bzzlletin. Hermans was toen al een zestiger.

Los daarvan is één vroege tekening gepubliceerd en dat is het vignet in de Schrijversalmanak voor het jaar 1955 (nummer 237 in de bibliografie). Het is een surrealistische tekening met ogen en tentakels of bloedbanen. Van Hermans verscheen ook een prozatekst in de almanak, 'Iemand moeten ontmoeten', later verwerkt in zijn verhaal 'Het grote medelijden'. Een relatie tussen vignet en 'Wetenswaardigheden' is er niet, en ook is er geen relatie tussen zijn proza en het vignet.

De wetenswaardigheden bestaan uit adressen van schrijversorganisaties, fondsen en musea, alsmede lijsten van schrijvers in Nederland - van Bertus Aafjes tot A.J. Zoetmulder - en Vlaanderen - van Lode Baekelmans tot Marcel Wauters.  Ook zijn er lijsten van tijdschriften, prijzen, literaire uitgeverijen en 'boeken op stapel'. Vond Hermans het leuk dat zijn unieke surrealistische tekening zulke prozaïsche gegevens inleidde?

maandag 23 juni 2014

24. Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (7)

Behalve boeken met irreguliere vormen - zoals die van Shirley Sharoffs 'forme en escargot' - zijn er ook kunstenaarsboeken waarvan de opbouw meer doorsnee is, zoals dit in 1992 door Michael Caine gedrukte boek, Sourires désinvoltes met illustraties van Jacques Caux en gedichten van Fernand Rolland. 

Fernand Rolland, Jacques Caux, Sourires désinvoltes (1992)_
We zien een plastic omslag, met puntjes in een bepaald patroon en dat herhaalt zich op de prenten. Het is braille. Deze vorm van relièfdruk kan betekenissen aanbrengen waar een niet-braille lezer geen grip op heeft.

Fernand Rolland, Jacques Caux, Sourires désinvoltes (1992)
Een ander drie-dimensionaal aspect van kunstenaarsboeken zien we in deze uitgave van Dice en su corazón el insensato, een Spaanstalige uitgave van Collectif Génération/Gervais Jassaud uit 2007.

Armando Uribe Arce, 'tricks' van Barnaby Barford, Dice en su corazón el insensato (2007)
De illustraties zijn in inkt en in porselein uitgevoerd door Barnaby Barford.

Armando Uribe Arce, 'tricks' van Barnaby Barford, Dice en su corazón el insensato (2007)
Een andere techniek is tegelijk toegepast, namelijk coupure, het uitknippen van delen van een blad om het onderliggende te tonen, hier om het kinderhoofdje steeds in andere situaties te brengen.

Armando Uribe Arce, 'tricks' van Barnaby Barford, Dice en su corazón el insensato (2007)
En hier zien we dan dat het hoofdje zo'n twee centimeter hoog is. Overigens zijn er in deze uitgave twee van zulke porseleinen beeldjes aangebracht. Barnaby noemde zijn bijdrage aan het boek 'tricks' oftewel een soort bedriegertjes. 

Michel Butor,  Les stalactites du sphinx (1993)
De lezer kan ook moeilijkheden bij de interpretatie ondervinden door een niet normale leesrichting te introduceren, zoals in dit boek van uitgeverij Anakatabase, gedrukt door François Da Ros, Les stalactities du Sphinx uit 1993.

Michel Butor,  Les stalactites du sphinx (1993)
Eerst lijkt alles nog redelijk normaal, maar op een gegeven moment in het boek komen er pagina's gedrukt op papyrus, gekozen vanwege het onderwerp. Buitengewoon moeilijk te bedrukken en hier bedrukt met etsen én met tekst in loodzetsel.

Michel Butor,  Les stalactites du sphinx (1993)
En dan zien we dat de lezer en kijker in verschillende richtingen tegelijk moeten lezen of kijken. Daarbij spelen de verschillende banen van het papyrus ook nog een rol, want de ene baan neemt makkelijker inkt op dan de andere.

[Wordt vervolgd.]

dinsdag 17 juni 2014

23. Nieuwe publicatie: Waarvan één op Japans

Afgelopen zaterdag werd tijdens de jaarvergadering van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging het nieuwe Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis gepubliceerd, met artikelen van onder anderen Ed van der Vlist (over de boeken van het kapittel van Naaldwijk), Mart van Duijn (over de Delftse bijbel), Sylvia van Zanen (botanische boeken), Ad Leerintveld (liederen in handschrift en druk), Goran Proot (over theaterprogramma's van de jezuïeten). Vervolgens staan er een aantal artikelen in over papier, gescheiden door heikele papierkwesties aangesneden door Henk Porck.  

Voorzijde omslag Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 21 (2014)
Zelf droeg ik aan het Jaarboek een artikel bij over de papierkeuze van de Nederlandse private presses vóór de Tweede Wereldoorlog: 'Waarvan één op Japans' (pp. 157-177). Die keuze werd in de eerste plaats ingegeven door idealistische motieven ontleend aan publicaties van William Morris en T.J. Cobden-Sanderson. De Zilverdistel begon met Nederlands handgemaakt papier, maar onder invloed van J.F. van Royen werd overgegaan op Engels papier, nota bene gemaakt door de leverancier die ook de papieren voor de Kelmscott Press en de Doves Press had vervaardigd, Batchelor & Sons. Toen Van Royen eenmaal een eigen drukpers bij hem thuis had staan, en twee eigen lettertypen had laten ontwerpen, liet hij ook twee watermerken ontwerpen en eigen papier aanmaken. 

Watermerk van Batchelor & Sons in J.H. Leopold, Cheops (De Zilverdsitel, 1916) [Foto: Jos Uljee/Koninklijke Bibliotheek]
Van Royen wilde dat papier in Nederland laten maken, maar uiteindelijk koos hij voor Batchelor als producent. Tot zover reikten de idealen, want toen vervolgens De Zilverdistel anders ging heten, werd voor deze Kunera Pers geen nieuw papier gemaakt en gebruikte Van Royen ook zogeheten 'Japans' papier dat niet Japans was en bovendien niet handgemaakt. 

In mijn artikel - waarin voor het eerst voor alle uitgaven van De Zilverdistel en de Kunera Pers het papier is vastgesteld - spreek ik natuurlijk ook over de Heuvelpers en de Marnix-Pers en vergelijk ik de Nederlandse keuzes met die van een commerciëler uitgever als A.A.M. Stols én met wat er in Engeland gebeurde bij Morris, Cobden-Sanderson en uitgeverij  The Bodley Head (de uitgever van bijvoorbeeld Oscar Wilde).

Het Jaarboek is te bestellen via de website van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging en via de boekwinkel. Het is een uitgave van Vantilt.

woensdag 11 juni 2014

22. Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (6)

Voor de Collectie Koopman koop ik niet alleen gedrukte boeken, maar ook handschriften, deels omdat de collectie van oorsprong handschriften, typoscripten en brieven bevatte, maar vooral omdat het 'livre manuscrit' een belangrijke representant is geworden van het moderne kunstenaarsboek. Als drukken niet doenlijk is, kan de auteur het gedicht toch in een oplage uitschrijven. Michel Butor bijvoorbeeld heeft dat al gedaan voor tientallen uitgaven. 
Joël Leick, L'aspect des choses (2004)
Dit is ook een voorbeeld: Joël Leick, kunstenaar, die schildert, fotografeert en een dagboek bijhoudt. Dit is een van die oorspronkelijke dagboeken (L'aspect des choses : extraits, 2004).

Nu we de kwestie van kijken versus lezen onder woorden hebben gebracht, en sommige eigenaardige materialen van kunstenaarsboeken hebben gezien, althans van een paar Franse kunstenaarsboeken, zal ik nu kort ingaan op de problemen die de lezer en kijker kan ontmoeten. De voorbeelden komen uit de Collectie Koopman, maar het soort problemen zijn natuurlijk algemener.

Het eerste aandachtspunt is constructie, dat wil zeggen de sequentie van pagina's en de daarmee samenhangende onmogelijkheid alles in één keer te zien. Bij een boek komt de inhoud – en dan bedoel ik dus woorden, beeld en materie – alleen geleidelijk onder ogen van de lezer.

De samenhang tussen woorden en beeld komt langzaam tot stand, ontwikkelt zich, in het boek, dus fysiek, maar ook in de ogen van de lezer.


Dit doet zich uiteraard altijd voor bij een boek, maar bij een kunstenaarsboek gaat het er niet om de woorden van a tot z te lezen om het verhaal te begrijpen, zoals bij een roman, maar om het ontdekken van samenhangen en contrasten die misschien eerder gebaat zijn bij een heel andere sequentie. Kortom, de lezer moet niet steeds voor in het boek willen beginnen. Dat is althans bij een kunstenaarsboek niet vanzelfsprekend. De chronologie is feitelijk onbekend. 

Michel Butor, Bertand Dorny, Caractères (1993)
Hier zien we vier willekeurige pagina's uit het boek Caractères van de dichter Butor en de kunstenaar Bertrand Dorny. Eigenlijk weet ik niet waar we moeten beginnen in dit boek.

Natuurlijk, ik kan bij de titelpagina beginnen, maar waarom zou ik? 

De sequentie kan worden bepaald door het bladeren. Maar soms is het meer een kwestie van uitvouwen en dan kan een boek zich op totaal verschillende manieren presenteren of gemanipuleerd worden, zoals hier bij De grote muur (La grande muraille) van Shirley Sharoff. 


Shirley Sharoff, Lu Xun, La grande muraille (1991)
Dit lijkt wellicht een leporello, en zo schijnt het boek daadwerkelijk te zijn geconstrueerd, - de vellen zijn aan elkaar gelijmd, maar vervolgens als een spiraal gevouwen. En de kunstenaar noemde deze vouwwijze de 'forme en escargot', ofwel de vorm van een slakkenhuis. Je kunt het boek op verschillende manieren uitvouwen en opstellen: als een fort, als een slang, als een steen, wat je wilt.
Shirley Sharoff, Lu Xun, La grande muraille (1991)
[Wordt vervolgd.]

vrijdag 6 juni 2014

21. Boeken en Beelden aan Zee

Vandaag opent in Museum Beelden aan Zee een tentoonstelling over Henri Laurens. Deze Parijse kunstenaar (1885-1954) is er met beeldhouwwerk vertegenwoordigd. 
Henri Laurens, ets voor Les Pélican (1921)
Laurens werkte vanaf 1911 in een kubistische stijl en dat is niet alleen te zien in steen of hout; hij maakte ook werk op papier en illustreerde een aantal boeken met etsen, houtsneden en tekeningen.


Tristan Tzara, Entre-temps (1946), met tekening door Henri Laurens
De Collectie Koopman van de KB bevat drie boeken waarin die verschillende technieken te bekijken zijn.

Zeven etsen op koperplaten maakte Laurens voor Raymond Radiguets toneelstuk Les Pélican uit 1921. Ze stellen de verschillende figuren uit de familie Pélican voor.

Enkele geïllustreerde boeken verschenen na de Tweede Wereldoorlog. Voor Homerus' L'Odyssée in Franse vertaling (1952) maakte Laurens houtsneden. In andere gevallen werden tekeningen gereproduceerd, zoals in Entre-temps, een bundel gedichten van Tristan Tzara.


Deze boeken zijn op aanvraag te bekijken in de leeszaal Bijzondere Collecties van de KB - ook nadat de tentoonstelling in Museum Beelden aan Zee is afgelopen.

[Ook gepubliceerd op: KB-blog.]

zondag 1 juni 2014

20. Nieuwe publicatie: Ploeg-Jaarboek 2013

Gisteren, zaterdag 31 mei, werd in het Groninger Museum het Ploeg-Jaarboek 2013 gepresenteerd. (Net als het jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen heet het naar het jaar dat achter ons ligt en niet, zoals bij het Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis naar het jaar van verschijnen.)
Ploeg-Jaarboek 2013
Aan het einde van de middag werden de eerste exemplaren van het Ploeg-Jaarboek uitgereikt en konden de donateurs van Stichting De Ploeg hun exemplaren in ontvangst nemen. Ik was eigenlijk alleen naar Groningen gereisd om twee van de auteurs te zien - die mij bij het onderzoek naar Hot Printing enorm geholpen hadden, Anneke de Vries en Jikke van der Spek, maar ontmoette er ook anderen - bij Ploeg-bijeenkomsten lopen kennelijk altijd mensen rond die de achternaam van beroemde Ploeg-kunstenaars dragen, zoals Werkman of Jordens.

Anneke en Jikke publiceren in het nieuwe Ploeg-Jaarboek over een schetsboek van Johan Dijkstra en over teruggevonden foto's van de jubileumtentoonstelling van De Ploeg uit 1933.
Ploeg-Jaarboek 2013
Zelf schrijf ik in het Ploeg-Jaarboek 2013 over, natuurlijk, Hot Printing, dat de KB vorig jaar kon aankopen uit de collectie van Ate Zuithoff. De aankoop bij André Swertz was mogelijk dankzij een donatie van de B.H. Breslauer Foundation in New York.
Ploeg-Jaarboek 2013
In mijn artikel stel ik vooral heel veel vragen over de totstandkoming van Hot Printing en over de werkwijze van H.N. Werkman die naast een reeks van prenten in kleine oplage ook een omslag maakte waarin hij de prenten met teksten wilde uitgeven. Dat laatste is maar op beperkte schaal gebeurd. Intussen kon ik, met hulp van collega's, wel vaststellen welke lettertypen en wat voor soorten papier Werkman hiervoor gebruikte en kon geconcludeerd worden dat zowel papier als letter heel gewoon zijn, maar op een ongewone manier zijn gebruikt.
Ploeg-Jaarboek 2013
Een tweede conclusie is, dat Werkman, als een waar kunstenaar, zijn werk in oplage niet produceerde als lopende band-werk, maar dat hij in feite een reeks unica maakte. Elk exemplaar van de prenten verschilt van de andere exemplaren, bijvoorbeeld in de prent met de twee hondjes: niet alleen zijn er prenten met bruine of zwarte of met bruine én zwarte hondjes, ook zijn er prenten met maar één of met wel drie hondjes. Het loont de moeite om die details in kaart te brengen, want zij kunnen ook inzicht geven in de echte unica in Werkmans oeuvre.