donderdag 28 augustus 2014

35. Monsters van de Peel

De laatste decennia krijgt het fotoboek veel aandacht bij verzamelaars en musea. Foto's werden al kort na de uitvinding van de fotografie in boeken en tijdschriften gereproduceerd. Vanaf 1945 ontwikkelde het fotoboek zich tot een modern eigen genre en een nieuwe kunstvorm.

Het fotoboek als kunst


Een voorbeeld van het nieuwe type fotoboek is Monsters van de Peel uit 1958, met foto's van Martien Coppens, typografisch vormgegeven door Herman Rademaker. 
Monsters van de Peel (1958)
Coppens vond overigens dat Rademaker wel erg ver ging bij zijn vormgeving. Hij liet sommige illustraties in kleur drukken, in plaats van in het door de fotograaf geprefereerde zwart-wit, en hij maakte er uitsnedes van in plaats van ze als geheel af te drukken zoals Coppens ze bedoeld had. Ook liet de vormgever teksten deels over de foto's afdrukken. Dat had Coppens liever niet.

Monsters van de Peel (1958)
Eerder al, rond 1900, eisten in kunstenaarsboeken de illustratoren hun plaats op. Het bekendste voorbeeld is Paul Verlaine's bundel Parallèllement met litho's van Pierre Bonnard uit 1900. Lezers vonden het schandalig dat de lijnen van enkele illustraties door de tekst van de gedichten liepen, maar het genre heeft zich daarna breed ontwikkeld. Na de Tweede Wereldoorlog eisten ook grafisch ontwerpers hun plaats in het boek op. Dat deed Rademaker overtuigend.

Fotograaf versus vormgever

Monsters van de Peel is in een oblong formaat uitgegeven, circa 20 bij 27 cm. Coppens fotografeerde in de Peel de verbrande resten van takken en bomen, waarvan de grillige vormen hem fascineerden. Dat werden dus zijn 'monsters'. 

Drukkerij Lecturis gebruikte de foto's als een promotie-uitgave in een oplage van 200 exemplaren. Rademaker positioneerde en kleurde de tekst, waardoor elk paar bladzijden een spannend beeld vormen. 

Monsters van de Peel (1958)
Niet alleen plaatste hij woorden als een soort titels bij de foto's, zoals 'geschroeid', maar ook 'tekende' hij op één pagina met grafische middelen een zon, waarin hij de drie letters van dat woord in kleur liet afdrukken. Sommige pagina's kunnen dan ook als een vorm van concrete poëzie worden bestempeld. 

Monsters van de Peel (1958)
Coppens zou een dergelijke samenwerking daarna niet meer aangaan. Het KB-exemplaar heeft voorin een handgeschreven opdracht van de fotograaf aan J.J. Hirdes, die inleidingen schreef voor enkele andere fotoboeken van Coppens. De opdracht is gedateerd: 23 oktober 1958.

Martien Coppens, Herman Rademaker, Monsters van de Peel. Eindhoven, Lecturis, [1958]. Aanvraagnummer: KW 299 V 4.

vrijdag 22 augustus 2014

34. Leerling en vriend Theo van Hoytema

Vorig jaar maakte ik voor de KB een digitale presentatie rond Theo van Hoytema's eerste prentenboek: Hoe de vogels aan een koning kwamen (1892). Een jaar later verscheen Het leelijke jonge eendje, dat hem ook buiten Nederland zo bekend zou maken. 

Hoe de vogels aan een koning kwamen is een fascinerend debuut. Van Hoytema was aanvankelijk van plan dit op steen getekende boek (het werd gedrukt in lithografie) zelf te verspreiden, maar uitgeverij Van Gogh nam deze taak op zich.


Uitgeversetiket van C.M. van Gogh, Amsterdam
De vroegste tekeningen hiervoor ontstonden in mei 1891, maar aan het voorbereiden van het boek begon hij in juni 1892. Eerst maakte hij een paar proef-exemplaren - daarbij zijn de prenten op één zijde van grotere bladen geplakt. De eerste recensie verscheen al op 30 oktober 1892. Drukkerij Lankhout & Co drukte omstreeks die tijd de gewone oplage op een kleiner formaat en dubbelzijdig. Die editie verscheen bij Van Gogh in december 1892. Later zou deze uitgeverij ook de proef-exemplaren verkopen (daarin is de naam van de drukker overgeplakt met hun eigen naam).

De exacte datum van uitgave was echter niet bekend. Het Nieuwsblad voor den boekhandel meldde de uitgave in de week van 9 december 1892.

Onlangs bekeek ik in de universiteitsbibliotheek van Leiden een brief van Theo van Hoytema aan W.G.C. Byvanck. Die brief is gedateerd - tussen de recensie van Veth en de publicatie-aankondiging in het Nieuwsblad - namelijk: 13 november 1892. Dat maakt nieuwsgierig.

Byvanck had Frans gestudeerd in Leiden, en werkte na zijn promotie in 1879 tien jaar lang als leraar (Frans en Nederlands) aan het Leidse gymnasium. Hij nam ontslag, woonde een tijdje in Parijs en leefde van zijn pen. In 1895 werd hij directeur van de Koninklijke Bibliotheek. 

Over de tijd in Parijs - in feite over zijn contacten met Franse auteurs - publiceerde hij in 1892 een boek, Parijs, 1891. Daarvan stuurde hij klaarblijkelijk een exemplaar aan Van Hoytema - de aanleiding daarvoor kennen we niet. 


Brief van Theo van Hoytema aan W.G.C. Byvanck (fragment) [Leiden, Universiteitsbibliotheek]
Van Hoytema bedankt hem ervoor en zegt dan:

Als klein bewijs van mijn appreciatie zend ik u hierbij een geïllustreerde legende, die ik onlangs op steen bracht en eerstdaags bij de Firma van Gogh in Amsterdam wordt uitgegeven.

Dat slaat natuurlijk op Hoe de vogels aan een koning kwamen, de legende die hij zelf vrij had bewerkt. Het was daarmee het enige prentenboek waarvoor hij zelf een tekst aanleverde. Zie daarover: Het verhaal van Hoe de vogels aan een koning kwamen.

Van Hoytema nodigt Byvanck uit om eens langs te komen in Den Haag en besluit dan met de woorden:


Brief van Theo van Hoytema aan W.G.C. Byvanck (fragment) [Leiden, Universiteitsbibliotheek]
Uw vroegeren leerling en tegenwoordigen vriend, Th. van Hoytema

Tussen 1877 en 1881 ging Van Hoytema naar het Leidse gymnasium, en hij was daar dus een leerling van Byvanck. Hun latere contact is aan de kunsthistorici die over Van Hoytema zouden schrijven ontsnapt. Helaas lopen de wegen van kunsthistorici en boekhistorici vaak ver uiteen... De bibliotheekcatalogi vermelden wel meer brieven die ik in studies over Van Hoytema nog nooit geciteerd heb zien worden.

Overigens, Byvanck heeft van Van Hoytema maar één brief bewaard. Misschien zagen ze elkaar daarna wel, maar schreven ze geen brieven meer, of wellicht is het contact verwaterd. Maar dat Byvanck, vóór de officiële publicatiedatum al een exemplaar ontving van Hoe de vogels aan een koning kwamen is een nieuw en belangwekkend feit: zou Van Hoytema het exemplaar van een geschreven opdracht hebben voorzien - en waar is dit exemplaar nu? De datering van die mogelijke opdracht zou dan - met 13 november - ruim een maand eerder zijn dan die aan zijn eigen echtgenote want die kreeg haar exemplaar pas op 24 december 1892 - een kerstcadeautje dus.

[Ook verschenen als KB-blog (25 augustus 2014)]

vrijdag 15 augustus 2014

33. Essex House Press: op perkament getekend

Op 29 augustus 1960 werd in Museum Meermanno het zogeheten 'Museum van het Boek geopend'. Dat 'kon natuurlijk ook voor de Koninklijke Bibliotheek als een belangrijke gebeurtenis beschouwd worden', zo staat er in het Verslag 1960 van de KB.

Elders in het jaarverslag lezen we: 'Mede met het oog op het Museum van het Boek zijn herhaaldelijk publikaties van particuliere persen aangekocht als van de Ashendene Press (o.a. Dante's Divina Commedia. 1902-1905), de Cresset Press (Milton's Paradise lost. Paradise regained. 1931), de Essex House Press (R. Browning, The flight of the Duchess. 1905).'


Paul Woodroffe, frontispice voor Robert Browning, The Flight of the Duchess (Essex House Press, 1905)
De Dante van de Ashendene Press was samen met twee andere Ashendene titels én de uitgave van de Essex House Press aangekocht bij de Londense antiquaar Thomas Thorp. De catalogus is niet in de collectie bewaard gebleven, helaas. We weten wel dat we er fl. 92,40 voor betaald hebben, het equivalent van £8/8/-. (Tegenwoordig kost een exemplaar ongeveer €750).


Exemplaarnummer in Robert Browning, The Flight of the Duchess (Essex House Press, 1905)
De herkomst zou wel interessant kunnen zijn, want het KB-exemplaar heeft een heel laag nummer: nummer 2. De oplage is 125 exemplaren. Nummer 1 bevindt zich in de Manchester Public Libraries. De hele oplage is gedrukt op perkament. Dat komt ook bij private press-uitgaven niet vaak voor. Meestal werden in die tijd - we hebben het nu over 1905 - een stuk of tien exemplaren als luxe oplage op perkament gedrukt. Dat gold overigens voor de Engelse private presses. Nederlandse private presses hebben zelden boeken op perkament gedrukt.

In elk exemplaar zijn met de hand getekende initialen aangebracht en per exemplaar kunnen de kleuren daarvan verschillen. Ze zijn getekend door Raymond Binns.



Verschillend gekleurde initialen Y en O in de exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek (boven) en een exemplaar afgebeeld in Alan Crawford, C.R. Ashbee (1985) 
C.R. Ashbee (1863-1942), de oprichter van de Essex House Press, was een architect en ontwerper die de Guild & School of Handicraft had opgericht om idealen van de Arts & Crafts-beweging in praktijk te brengen. De guild werd in 1891 ondergebracht in zijn huis in London, Essex House. Na de dood van William Morris kocht hij diens drukpersen. Daarmee kon de Essex House Press beginnen en de persen gaven de uitgeverij vooral in die jaren veel aanzien, omdat Morris als de aanjager van de moderne opvattingen over boekvormgeving internationaal van enorme betekenis was gebleken. Trouwens, niet alleen materiaal, ook drukkers werden door Ashbee overgenomen. Hij werd daarbij financieel gesteund door de industrieel en verzamelaar Laurence Hodson. Het symbool voor de pers - zichtbaar in het colofon - was een anjer die in de tuin van Essex House groeide.


 Colofon van Robert Browning, The Flight of the Duchess (Essex House Press, 1905)
Net als Morris begon Ashbee zijn colofons vaak met een zin die vroeger aan het slot van een handschrift of oud gedrukt boek kon worden gevonden: 'Here ends', hier eindigt. In 1902 hield de huur van Essex House op en verhuisde Ashbee met zijn guild naar het plaatsje Chipping Campden in de Cotswolds. Daar werd in 1905 het boekje met het gedicht van Robert Browning gedrukt, versierd en gebonden in perkament. 

De uitgaven die de KB in 1960 aanschafte 'met het oog op' het Museum voor het Boek zijn nooit verplaatst naar de collectie van Meermanno, waar van de Essex House Press dan ook niet de bijzondere uitgaven kunnen worden gevonden die je er zou verwachten.

maandag 11 augustus 2014

32. Een dansje voor een jaartal

Onlangs vroeg een collega van een andere bibliotheek mij waarom op onze website een uitgave van de dichter W.G. van Focquenbroch (1640-c.1670) was gedateerd op 'circa 1957'. Het is een moderne uitgave en het leek hem wel juist, maar waarop was onze beschrijving gebaseerd?

Dichter op het scherm, Nederlandse poëzie


Hij trof de gegevens aan op Dichter op het scherm, onze webpagina's over Nederlandse poëzie. Bij Focquenbroch is een geïllustreerde bibliografie opgenomen waarin de uitgave zo stond beschreven. De uitgave bestaat uit één blad, 51 bij 32 cm, aan één zijde bedrukt, en bevat één gedicht: 'Sarabanda aan Fillis'. Dit wordt wel eens een rijmprent genoemd, maar er hoort geen prent bij. Het is meer een klein affiche.

W.G. van Focquenbroch, Sarabanda aan Fillis (1957)

Op de achterzijde van het exemplaar van de KB (aanvraagnummer KW 1056 G 2 [33]) staat een journaalnummer, een nummer dat verwijst naar de aanwinstenboeken van de KB. Op volgorde van binnenkomst werden uitgaven bijgeschreven in de administratie. Het boek had nummer 576521 gekregen. Dat is dus het 6521ste boek in het jaar 1957. In het boek staat de ontvangstdatum keurig genoteerd: 30 december 1957.

Nieuwjaarsuitgave


Ook staat er bij van wie het boek is ontvangen. Dat was antiquariaat en uitgever C.P.J. van der Peet in Amsterdam en daarbij stond nog de intrigerende opmerking ‘57/’58’. Dat leek te duiden op een uitgave ter gelegenheid van de jaarwisseling.

Met die gegevens kon nauwkeurig gezocht worden in het Nieuwsblad voor de boekhandel. In de aflevering van 9 januari 1958 (p. 30) stond een overzichtje van ontvangen nieuwjaarsuitgaven en die van Van der Peet stond er ook bij. 

De tekst van het gedicht is niet gezet, maar uitgeschreven. In het Nieuwsblad stond daarbij wat niet op het blad zelf te vinden is, namelijk dat de kalligrafie het werk was van Georg Salden (geboren in 1930), een neefje van de bekende typograaf Helmut Salden. Georg Salden kwam net als zijn oom uit Essen waar hij in 1950-1954 studeerde aan de Folkwang-Werkkunstschule. Als grafisch ontwerper maakte hij onder andere advertenties en stands voor beurzen, maar na 1972 legde hij zich helemaal toe op het ontwerpen van lettertypen

Nadat het gedicht was uitgeschreven is het vermenigvuldigd in de drukkerij van Ellerman Harms in Amsterdam. 

Al met al kon ik mijn collega met zekerheid vertellen dat de uitgave uit 1957 stamde.

Nieuwsblad voor de boekhandel, 9 januari 1958, p. 30 

woensdag 6 augustus 2014

31. Het boek "S" uitlenen

Nadat ik mijn eigen exemplaar van Doug Dorsts S (vertaald door Robbert-Jan Henkes) had opengesneden vroeg ik me natuurlijk af hoe het stond met het KB-exemplaar. Wat gebeurt er met een quasi-bibliotheekboek dat opnieuw - of nu echt - een bibliotheekboek wordt?


Doug Dorst, S (2014) [KB-exemplaar]
Er wordt niet meer gestempeld in de KB - behalve bijzondere boeken (oude drukken, bibliofiele uitgaven), die een blindstempel krijgen - maar er is - helaas - wel meteen een sticker met het aanvraagnummer op geplakt. In het geval van S is het 14030542 geworden.

Het aanvraagnummer is ook op rug van de papieren cassette geplakt, en aan de binnenzijde van de cassette -het zegel is ook hier verbroken (anders kon het boek niet voor de catalogus beschreven worden) - is een zebracode geplakt.


Cassette van Doug Dorst, S (2014) [KB-exemplaar]

Doug Dorst, S (2014) [KB-exemplaar]
Ook aan de binnenzijde van het boek is een sticker aangebracht met een zebracode, die het boek voor de uitlening geschikt maakt. Het stempel dat bij het ontwerp van het boek hoort - uitleenexemplaar - is hier iets te letterlijk genomen. Het boek wordt niet echt uitgeleend, maar is 'ter inzage' in de KB, zoals elke nieuwe Nederlandse uitgave. 

Alleen, in dit geval zal men daarvoor naar een speciale leeszaal moeten komen. Vanwege alle losse bijlagen in het boek, zal het verplaatst worden naar het magazijn Bijzondere Collecties en dan is het voortaan ter inzage in de leeszaal Bijzondere Collecties.

Was het boek meteen als bibliofiel aangemerkt, dan waren er helemaal geen stickers bijgekomen. Die waren dan geplakt op een los in het boek te leggen strook zuurvrij papier.

Cassette van Doug Dorst, S (2014) [KB-exemplaar]

zondag 3 augustus 2014

30. Het boek "S" opensnijden

Vandaag heb ik dan toch het boek beschadigd om het te kunnen lezen. Zonder mes kom je dit boek niet in. Het gaat om S, een roman van Doug Dorst naar een idee van J.J. Abrams. In het Nederlands vertaald door Robbert-Jan Henkes en recent uitgekomen bij Ambo|Anthos.



Doug Dorst, S (Nederlandstalige uitgave, 2014)
Het boek is uitgebracht in een papieren cassette, die is verzegeld. Alleen als het zegel wordt doorgesneden, kan de roman uit de cassette worden geschoven. Dat is toch iets anders dan alleen een cellofaantje er vanaf scheuren. 

Dan komt een boek uit de bibliotheek te voorschijn, althans daar lijkt het op. Het boek is als geheel een facsimile van een uitgeleend boek, maar daar blijken allerlei aantekeningen in te staan - en daar begint de roman.  Ook die aantekeningen zijn natuurlijk allemaal gereproduceerd, dus in feite is dit helemaal geen facsimile, maar een 'simulacrum', een als facsimile ontworpen boek. Even nog naar de rug, waarop een bibliotheeketiket is 'geplakt', ja, inderdaad, echt geplakt, niet alsof


Doug Dorst, S (Nederlandstalige uitgave, 2014)
Het nummer op de rug verwijst naar het Dewey Decimal Classification-systeem en 813.54 staat voor 'American Fiction, 1945-1999'. STR staat voor de naam van de auteur, V.M. Strata, van wiens Schip van Theseus hier sprake is, en 1949 slaat op het jaar van uitgave van die roman.



Doug Dorst, S (Nederlandstalige uitgave, 2014)
Het eerste stempel in dit quasi-bibliotheekboek is 'Uitleenexemplaar'. Eerlijk gezegd heb ik zo'n stempel nog nooit in een Nederlands boek gezien. Wel het tegenovergestelde, namelijk: 'Niet uitlenen'.


Voorbeeld van een 'Niet uitlenen'-plakkertje in Geerten Gossaert, Experimenten (1911)
 
Geerten Gossaert, Experimenten (1911), met stempel van de Openbare bibliotheek Den Haag

Zo'n plakkertje is te vinden in een exemplaar van de eerste druk van Geerten Gossaerts Experimenten (1911), een uitgave van de eerste Nederlandse private press, De Zilverdistel. Het exemplaar is verwijderd uit de collectie van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te 's-Gravenhage - zie het stempel 'Afgeschreven' over het eigendomsstempel op de titelpagina. Dit exemplaar is geadopteerd door de KB.





In het boek S zijn ook andere stempels te vinden, het boek is kennelijk uit een schoolbibliotheek gejat. Ook vind je er allerlei rare dingen in, zoals bibliothecarissen overal ter wereld kunnen bevestigen: lezers laten de onwaarschijnlijkste zaken achter, van liefdesbrieven en zand tot geld en van ansichtkaarten tot plakken kaas. Maar in dit boek valt het mee, ik zag zou gauw geen etenswaren of resten van een strandvakantie. Wel een servet.

Maar nu kan ik het dus gaan lezen, al is duidelijk dat deze leeservaring gedeeld moet worden met de twee protagonisten van de roman, die met elkaar praten via aantekeningen in het boek. De meeste leners van boeken 'praten' alleen met elkaar doordat de latere lezer de ezelsoren van de eerdere lezer weer gladstrijkt.

Dit is anders.