dinsdag 21 april 2015

68. Bart van der Leck: Het Vlas (1942)

In december 1938 werd kunstenaar Bart van der Leck benaderd door Marie Nijland-van der Meer de Walcheren met het verzoek een sprookje van H.C. Andersen te illustreren, namelijk Het vlas. Het zou hopelijk kunnen verschijnen bij uitgeverij De Spieghel in Amsterdam. Het zou nog even duren voordat tot een uitgave werd besloten, want drie eerdere Andersen-sprookjes brachten geen geld op. Inmiddels werd overeenstemming bereikt over een honorarium. Toen in november 1941 de uitgever voorstelde 'een definitief plan' te maken, was de oorlog al uitgebroken. De Tweede Wereldoorlog zou de uitgave niet verhinderen, maar het voor de uitgevers en de drukkers wel lastig maken, vanwege papierdistributie, gebrek aan elektriciteit en perioden met werkverbod. Bovendien, na de instelling van de Kultuurkamer in 1942 namen de twee uitgeefsters van De Spieghel, Tine van Klooster en Koos Schregardus, het moedige en uitzonderlijke besluit om geen lid te worden. Hun bedrijf ging op 21 maart in liquidatie - op 30 december 1942 werd de uitgeverij officieel opgeheven.


H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
(pagina 1: het begin van de tekst)
In totaal zou De Spieghel zes sprookjes van Andersen, vertaald door Marie Nijland, uitgeven, drie daarvan verschenen al in 1938. Twee verschenen er in februari 1942: De spar en De schaduw. De titels werden als verschenen genoteerd in het Nieuwsblad voor den boekhandel van 12 februari 1942. Toen het bedrijf in maart in liquidatie ging, was de uitgave met Van der Leck nog niet klaar, maar die was wel al 'de Duitsche instanties gepasseerd' en toestemming voor de uitgave was gegeven. De Spieghel vroeg meteen aan de drukker het boek te drukken, al had strikt genomen het Ministerie van Voorlichting nu ook benaderd moeten worden en dat zou maanden vergen terwijl een uitgeverij in liquidatie 'niet meer de druk van een nieuw boek' mocht aanvragen. Ondanks de moeilijkheden bij de uitgeverij, togen Van der Leck en de drukker aan het werk en gedurende de gehele productietijd zou Van der Leck zijn hoge kwaliteitseisen niet één keer bijstellen. Uit de correspondentie in mei en juni 1942 blijkt dat Van der Leck drukproeven ontving en allerlei opmerkingen over de weergave van de kleuren maakte. Die kleuren werden door de drukkerij benoemd als 'geel, oranje en blauw'.


H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
(pagina 9: detail)
De pagina's werden eerst in zwart gedrukt van een cliché (voor elke pagina dus één cliché) en daarna volgden voor de drie kleuren nog afzonderlijke drukgangen. Voor elk kleurvlakje werd een klein cliché gemaakt dat in boekdruk werd afgedrukt. Op 12 mei was de zwarte drukgang geheel achter de rug en kon een blokje bovenaan pagina 9 niet meer in zwart worden bijgedrukt. Daarom is dat in het boek een blauw blokje geworden. De kleine clichés voor de kleurenblokjes en -vlakken werden geleverd door de firma Enschedé in Haarlem. Gedrukt werd bij De IJsel in Deventer.

Begin juni merkte Van der Leck nog op dat het blauw 'iets harder krachtiger blauw' kon zijn en in juli zei de drukker met 'het afdrukken van de boekjes begonnen' te zijn. Vervolgens ging Van der Lecks aandacht uit naar de titelpagina en het omslag. Voor dat omslag werd wit 'offsett' papier gekozen.

(De facsimile-uitgave uit 1996 heeft overigens de titelpagina op het omslag gereproduceerd, terwijl er nogal wat verschillen zijn: uit het cliché voor de titelpagina zijn bepaalde informatieblokken weggehaald voordat het omslag werd afgedrukt. Ook is het formaat afwijkend, waardoor geen nauwkeurige indruk van de oorspronkelijke uitgave ontstaat. De bijlage van de nieuwe uitgave bevat citaten uit de briefwisseling, maar deze zijn te slordig om betrouwbaar te kunnen heten [zo staat ergens 'andere' waar Nijland 'Andersen' schreef].)

H.C. Andersen, Het vlas uit 1942 [rechts] en de facsimile-uitgave uit 1996 [links]
Wanneer Het vlas precies verschenen is, was tot nu onduidelijk. In de liquidatieperiode werden de uitgaven van de Spieghel niet meer vermeld bij de recent uitgegeven werken in het Nieuwsblad voor den boekhandel. Wel verscheen later dat jaar in het Nieuwsblad een advertentie van uitgeverij L.J. Veen, waarin deze firma aankondigde verschillende uitgaven van De Spieghel te hebben overgenomen (15 oktober 1942). Daarbij is ook Het vlas. De nieuwe prijs bedroeg f. 2,50. Eerder waren uitgever en kunstenaar een hogere prijs overeengekomen, namelijk f. 4,50 (brief van 16 juli 1942). Voor de luxe uitgave werd f 25,00 voorgesteld. Het luxe exemplaar van de KB werd overigens twee jaar later precies voor dat bedrag aangekocht bij "Liber" in Blaricum.


Advertentie van L.J. Veen in
Nieuwsblad voor den boekhandel, 15 oktober 1942
Of De Spieghel zelf exemplaren verkocht heeft, is niet bekend. Half juli werd geconstateerd dat er bij de afgedrukte boekjes enkele 'misdrukken' waren - Van der Leck beklaagde zich daarover. Dat betekent dat toen de oplage gereed moet zijn geweest en dat wordt bevestigd door een brief van Dirk Nijland, die op 21 juli 1942 schreef aan Van der Leck: '[...] wat is het boekje prachtig geworden. Prachtig, ja, werkelijk, en zoo heèl apart; wie denkt er nu aan, een boek zóó te maken; wat worden gewone boeken er nu "gewoon" naast'. Hij vond de illustraties 'meesterlijk', vooral 'de kinders die uit de school komen', de kop van Socrates, en de afbeeldingen van de spinster en de wever. Het verhaal kwam daardoor 'plechtig', 'licht' en 'geestig' voor. Ook Marie Nijland, de vertaalster was 'zoo blij'. Het echtpaar ontving twee exemplaren en behield nummer I; exemplaar II werd gegeven aan hun oudste dochter Kiek. Marie Nijland begreep nu ook de eigenzinnige afbrekingen van alinea's en dat Van der Leck voor zijn weergave de vormen van Andersen had moeten 'omgooien'.

Dirk Nijland vond het bijzonder dat dit tijdens de oorlog kon ontstaan: 'Dat het ontstaan is, ondanks deze verschrikkelijke tijd, en juist in deze tijd, is ongeloofelijk. Ik dank je voor je Werk en druk je met je vrouw hartelijk de hand'.

De uitgevers hadden heel andere gedachten over hun samenwerking met Van der Leck. Op 1 juni schreven zij dat zij niet extra zouden betalen voor een ander kleur omslag, dat ze niet zijn reiskosten zouden vergoeden en dat de uitgave misschien beter kon worden uitgesteld: 'dit werkje van u heeft ons al zooveel moeite en onaangenaamheden bezorgd en is bovendien finantieel voor ons zoo nadeelig, terwijl er geen enkele waardering uwerzijds aanwezig is, dat wij er zoo langzamerhand méér dan genoeg van krijgen.'

H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
(pagina 10: detail)
Het bijzondere aan de uitgave was dat de hele tekst door Van der Leck in een eigen schrift is gekalligrafeerd waarna het van clichés is gedrukt. Zelfs de voetnoot op pagina 10 is door Van der Leck geschreven in letters die hij had ontworpen voor reclames. Zulke typische De Stijl-letters gebruikte hij al in 1919 voor een affiche van een tentoonstelling van zijn werk bij Voor de kunst in Utrecht en voor een poster voor Calvé in Delft en dat bleef hij ook daarna tot in de jaren dertig doen, bijvoorbeeld voor een tekstje van Goethe (in litho uitgevoerd) en voor de reclames van de firma Metz & Co in Amsterdam. De Goethe-tekst had Marie Nijland op het idee gebracht hem voor het Andersen-sprookje te vragen.

Eerst maakte Van der Leck een maquette voor de uitgave, die hij later op onderdelen wijzigde (deze ontwerpen werden in 2008 geveild bij Sotheby's). Het definitieve ontwerp werd uitgevoerd in inkt en gouache op papier (en is bewaard in het Kröller-Müller Museum). Naast de gewone editie (500 exemplaren), werden vijftig exemplaren gedrukt op geschept papier. De KB heeft daarvan nummer XXXV. Van der Leck kreeg er 50 van tot zijn beschikking, om zijn honorarium op die wijze te verhogen. 


H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
De ook door De Stijl geïnspireerde kleurvlakken zijn niet helemaal egaal gedrukt. Hier en daar zijn ook vreemde afwijkingen van de consequente stijl te zien. De ordening van de pagina's is strak, met kleurvlakken en illustraties die doorgaans zijn gepositioneerd in de linker- of rechtermarge, of met zijn drieën naast elkaar (zoals op pagina 4 en 5). Elke paragraaf begint met een blokje in kleur (geel, oranje of blauw). Maar op pagina 5 en 6 zijn twee blokjes en een gele streep aangebracht tussen puntjes die de hoeken ervan weergeven - wat nergens anders gebeurd is (alleen op pagina 8 zijn twee van de vier puntjes bij de rode streep ook zichtbaar). In het oorspronkelijke getekende ontwerp zijn deze punten soms ook te zien, maar ze waren natuurlijk als hulpmiddel gebruikt (om de blokjes en vlakken in kleur precies op de goede plek te krijgen). Die hulp-puntjes hadden niet moeten worden afgedrukt met de zwarte drukgang. 


H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
(pagina 6: detail)
De illustraties van Van der Leck zijn sterk gestileerd waardoor ze op pictogrammen lijken (zoals op verkeersborden). Ook de kop van filosoof Socrates is zo afgebeeld - die een passage over zelfkennis illustreert (de filosoof wordt niet genoemd in de tekst).


H.C. Andersen, Het vlas (1942), getekend en geïllustreerd door Bart van der Leck
(pagina 8: detail)
Van der Leck tekende pagina voor pagina een van de weinige (zij het late) boeken die de beginselen van De Stijl uitdragen.

[Documenten over de uitgave bevinden zich in het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie), [tegenwoordig: RKD, Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Bart van der Leck, nummer toegang 0334, inventarisnummer 113, 138 en 164, geraadpleegd op 9 april 2015.]

[In 2015 kocht Museum Meermanno op een veiling twee proefdrukken van de eerste twee bladzijden, waarbij de tekst van clichés is gedrukt, maar waarin Van der Leck de kleuren met verf heeft aangebracht.]

dinsdag 14 april 2015

67. Opening Werkmantentoonstelling Groningen

De volle A-Kerk (of Der Aa-Kerk) in Groningen was de scene waar de opening van de tentoonstelling "H.N. Werkman: Leven en Werk" zich afspeelde. Van de Groningse ingewijde naast mij hoorde ik dat Tout-Groningue aanwezig was; gelukkig maar dat zich geen aardbevingen of instortingen voordeden. De opening werd gelardeerd met muziek op tekst van Werkman die mij te sacraal in de oren klonk en kortom best wat dadaïstischer gekund had. Hoogtepunt was, zoals verwacht, de toespraak van Henk van Os. Hij sprak over de stilte van Werkman.

Hij herinnerde zich dat Fie Werkman, de dochter van de kunstenaar/drukker, op een dag besloot niet langer bij haar stiefmoeder te blijven wonen en ze verhuisde naar haar vader (die van zijn tweede vrouw in 1930 gescheiden was). Een interviewer vroeg haar later wat haar vader daarvan vond, maar kennelijk zei hij daar niet echt iets over en ze verzuchtte dat je van zijn zwijgen wel eens genoeg kreeg.


Henk van Os spreekt (foto Michèlle Wever)
Het zwijgen van Werkman was legendarisch. Van Os vertelde dat hij voor zijn Werkmanstudie in de jaren zestig de hoogbejaarde schilders van De Ploeg bezocht en daar waren Groningers bij die ook niet al te spraakzaam waren: 'Na een gezellig uurtje zwijgen ging ik naar huis', zei Van Os, maar zelfs onder deze kunstenaars was de zwijgzaamheid van Werkman legendarisch. En toch straalde zijn aanwezigheid een soort spreken uit. En het is daarom goed te kijken naar de teksten die Werkman schreef, een onderbelicht aspect van zijn kunst.

Van Os wees op het zogeheten 'Roze pamflet', een manifest uit 1923 dat het eerste nummer van The Next Call - een bepaald anti-zwijgzame titel - aankondigde. Daarin schreef Werkman: 'Aangezien wij dus overtuigd zijn dat het nog niet TE LAAT is, zullen wij spreken.' En, in dezelfde tekst: 'Er MOET getuigd en gesproken worden. Wij betreuren alleen dat WIJ dit moeten doen waar zoovele anderen het beter kunnen.' Hier spreekt de ware zwijger!

De vrienden van De Ploeg waren wel wat verbaasd over deze plotselinge eruptie en wisten niet goed wat ze ermee moesten. Van Os haalde nog enkele teksten aan en wees vervolgens op de schilderijen van Werkman, in het bijzonder 'Gesprek' uit 1938. Hij betoogde dat Werkman iemand was die gesprekken, net als andere zaken, waarnam, bekeek, en er in tekeningen, druksels en schilderijen verslag van deed. Hij kon alleen in zijn werk spreken en deed dat op een unieke, onnavolgbare manier.

Hiermee was de tentoonstelling officieel geopend en het zonnige Groningen, waar de terrassen vol zaten met studenten, toeristen en andere levensgenieters, kon een eigenaardig feestelijke stoet de kerk zien verlaten, de smalle Folkingestraat door lopen op weg naar het Groninger Museum. Mijn Groningse informante, met wie ik opliep, voorzag en passant enkele zeer vragend kijkende mensen op het terras van Huis De Beurs van informatie over onze optocht die misschien een huwelijksgezelschap betrof, of een ontijdige carnavalsparade, maar hoe dan ook wel iets weg had van de mensengroepen op een schilderij van Ensor. Het fietsverkeer in de Folkingestraat bleef enige tijd ontregeld.

Het duurde ook even voor we het museum konden betreden, vanwege de drukte en de persoonlijke service aan de deur, waar iedere genodigde twee gouden consumptiemunten kreeg aangereikt; ja, er was aan alles gedacht. Wij troffen in de hal een kakofonie met feestelijk drinkende gasten aan die waarschijnlijk een ander moment zouden kiezen om de tentoonstelling te zien. Maar wij bekeken eerst aandachtig de zalen.



In de eerste zaal troffen wij meteen een raadsel aan, namelijk een kleine drukpers die de broers Werkman in hun jeugd gebruikten. Het is een fraai stukje kinderspeelgoed met echte loden letters. Daarnaast lag een doosje met zelfgemaakte boekjes en het rare was dat die helemaal niet gedrukt waren met dat persje. Het waren stuk voor stuk met de hand geschreven boekjes. 



Het was druk in de zalen, maar je kon wel zien dat de tentoonstelling een zorgvuldige en toch verrassende keuze uit het werk van de kunstenaar toonde, met vroege schilderijen, de eerste druksels, maar ook het handelsdrukwerk van de firma Werkman, en natuurlijk de latere prenten en schilderijen. Een hal tussen verschillende zalen bevatte aan een zijde een aantal Hot Printing bladen en aan de andere zijde steeds vijf voorbeelden van het beroemde Hot Printing omslag en vijf exemplaren van de prent 'Mannen met hondjes', zodat nu iedereen in het echt kan zien dat ze onderling enorm verschillen en dat aantal en kleur van de honden geen vaststaand gegeven is. Het smetteloze KB-exemplaar hangt er tussen.


Sneak preview van Hot Printing (foto Anneke de Vries)
tijdens de inrichting van de tentoonstelling
In een vitrine met Blauwe Schuit-uitgaven zag ik enkele oude kennissen terug: twee oorspronkelijke sjablonen die Werkman gebruikte voor Sabbatgesänge en die ik, toen ik ook nog als conservator voor Museum Meermanno werkte, kon aankopen dankzij antiquaar André Swertz. Tot nu toe zijn geen andere sjablonen gevonden. 


Sjablonen voor Sabbatgesänge (1941)
Hoogtepunt is voor velen waarschijnlijk de zaal met de Chassidische legenden en het fraaie is dat ze daar hangen in combinatie met de eerste proeven die bewaard worden in het Joods Historisch Museum. De prenten zijn door Werkman voor de uitgave minder sfeervol gemaakt, abstracter, met fellere contrasten, en je kunt zo goed zien wat zijn intenties moeten zijn geweest. 

Het is een tentoonstelling die je niet mag missen!

[De toespraak door Henk van Os is gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, 21 mei 2015, p. 44-45.]

dinsdag 7 april 2015

66. Een boek in lithografie: Herman Gorter

Nederlandse boeken die geheel in lithografie zijn geproduceerd - illustratie én tekst - zijn in de twintigste eeuw zeldzamer dan in de negentiende eeuw. Ik zeg dit op gevoel, want over tellingen kan ik niet beschikken. Maar de moderne typografie - vanaf 1900 - maakte vaker gebruik van loden zetsel voor teksten dan van gelithografeerde teksten, dat is zeker, sterker, het geheel gelithografeerde boek is een uitzondering en volgens sommigen een anomalie.

Een voorbeeld is Het Hooglied van Salomo (1908), waarvan de illustraties in litho werden gemaakt door kunstenaar Bart van der Leck en de tekst door architect Piet Klaarhamer op de lithosteen werd geschreven.


Herman Gorter, Een fragment uit "Pan" (1931), gelithografeerd door Wouter van Heusden (titelschild)
Een later voorbeeld is Een fragment uit "Pan", een tekst van Herman Gorter (1931), gekozen, geïllustreerde en gelithografeerd door Wouter van Heusden (1896-1982), een kunstenaar die Rotterdam-Zuid alleen bij uitzondering verliet en daarom 'De Kluizenaar van Tuindorp' werd genoemd. Etsen maken het merendeel van zijn - magisch-realistische en later abstracte - oeuvre uit, maar in de jaren tot de Tweede Wereldoorlog werkte hij veelal in lithografie.

Bij een overzichtstentoonstelling in Museum Boymans-van Beuningen in 1962 verscheen een catalogus, waarvan de inleiding iets over de lithografie zegt (de andere publicaties concentreren zich op de etsen). C. Doelman schreef daarin: 'Met zulke litho's speelde Van Heusden nog een fluisterend spel op stille wegen. Maar er leefde meer in hem, dat om een uitweg vroeg. En daarvoor was de litho-techniek, die zich zo bij uitstek leent - zacht krijt gaat over een zachte steen - voor de zachtmoedig-sensitieve kunstenaarsnaturen, een beperkt middel.' Van Heusden had zich de litho-techniek aan de Rotterdamse Academie eigen gemaakt onder leiding van Simon Moulijn.

De Gorter-editie verscheen bij de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst een jaar later als waarin een door Van Heusden geïllustreerde uitgave met Sprookjes van den tuin door P.A. Begeer verscheen (bij de Haagse uitgeverij Servire De Baanbreker, 1930). Over deze illustraties en over die in Pan werd geschreven dat ze duidelijk maakte dat de kunstenaar de fantasie verkoos boven de werkelijkheid. Dromerig, mystiek, etherisch - en veelal en profil - gaf Van Heusden in de vroege jaren dertig vrouwenkoppen weer, zoals ook bij Pan. (Zie hierover Flora Stiemer, Wout van Heusden: graficus en schilder in Rotterdam 1896-1982, een uitgave van Stichting Kunstpublicaties Rotterdam, 1992, p. 49).


Herman Gorter, Een fragment uit "Pan" (1931), gelithografeerd door Wouter van Heusden (pagina 2-3)
Tekst en illustratie zijn geïntegreerd en gezamenlijk op de steen aangebracht. De geschreven letter is typerend voor de jaren dertig, met zijn art-decoachtige uitstraling. Het is een schreefloze letter. De cirkelvormige hoofdletter O lijkt op de geometrische vormen van de Futura. Opvallend zijn vooral de overdreven verlengde stokken van de b, d, l, t, h. Dat de letters met de hand getekend zijn is duidelijk door kleine verschillen, bijvoorbeeld (op pagina 3) de  combinatie 'st' in de woorden 'stof' en 'menschengeesten'. 



De letters 'st' gelithografeerd door Wouter van Heusden (1931)
De figuren van vrouw en man bevinden zich tussen zon, maan en sterren, op de hoogte van de 'Oneindigheid', als het ware. Ook op de titelpagina streeft alles naar boven.


Herman Gorter, Een fragment uit "Pan" (1931), gelithografeerd door Wouter van Heusden (titelpagina)
Het tekstfragment omvat slechts 12 regels. Gorters gedicht was veel langer, eerst ongeveer 140 pagina's lang (1912), in 1916 zelfs uitgebreid door bijna 500 pagina's. In het fragment gaat het om 'oneindige kracht' die in schoonheid huist en die in de mens de hoogste graad daarvan bereikt en oprijst tot 'gouden geest'. Daarin 'bloeit' de kracht van het heelal, de bewustheid van de oneindigheid. Vandaar ook de naar boven wijzende letterstokken. 

In het colofon van de uitgave zijn die uitschieters er niet. Daar zijn de stokken tweemaal de hoogte van de onderkastletters zonder stokken (8 mm versus 4 mm), terwijl de stokken in het fragment van Pan wel vier keer zo lang zijn (16 mm versus 4 mm). Misschien vond Van Heusden de verlengingen in het colofon aanstellerig of ongepast, terwijl ze in het gedicht meebepalend zijn voor het beeld.


Herman Gorter, Een fragment uit "Pan" (1931), gelithografeerd door Wouter van Heusden (colofon)
De KB bezit drie exemplaren van deze uitgave: nummer 5, 86 en 92 uit een oplage van 100 gesigneerde exemplaren, niet alle drie in opperbeste staat. De boekjes zijn gedrukt bij de firma N.V. Vürtheim & Zn in Rotterdam. Oprichter Joseph Vürtheim (1808-1900) had zijn vak nota bene geleerd bij de uitvinder van de lithografie, Alois Senefelder.

Misschien dat de tekst voor deze uitgave niet is gezet uit loden letters, maar geschreven en gedrukt in lithografie, omdat die bedoeld was voor een specialistisch publiek van grafici; de uitgever was tenslotte de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst, of misschien omdat Van Heusden als lithograaf de drukkerij goed kende en misschien ook omdat het zetten van de tekst de kosten van de uitgave had verhoogd. We zagen al bij Tinus van Doorn dat kunstenaars voor teksten vaker gebruik maken van een techniek die ze zelf beheersen (in Van Doorns geval de linosnede). Hoe dan ook, het is een van die zeldzame twintigste-eeuwse boeken die geheel in litho zijn uitgevoerd.

donderdag 2 april 2015

65. Toegevoegde prenten aan de census van Hot Printing

Vandaag zijn vier nieuwe afbeeldingen aan de Census van de prenten in de Hot Printing-reeks van H.N. Werkman toegevoegd. Ze zijn geleverd door Paolo Martina van het Museum in Drachten, dat tegenwoordig Museum Dr8888 - dus met vier achten - heet.

Museum Dr8888 bezit exemplaren van het blad 'Vrouw met medicijnfles' en 'Schipper'. Bovendien zijn er twee exemplaren van de abstracte prent 'Compositie'.

H.N. Werkman, 'Compositie' (uit de reeks Hot Printing)
[Locatie: Museum Dr8888]
Het ene exemplaar heeft kennelijk nogal geleden; het toont kleine beschadigingen in het papier en vlekken die door de coating van dit kunstdrukpapier zijn ontstaan en bij meerdere prenten voorkomen. Ook deze twee toevoegingen tonen overigens weer dat Werkman de prenten op elkaar liet lijken, maar dat er altijd kleine of grotere verschillen optreden. Voor deze 'Compositie' maakte Werkman drie sjablonen, één voor de zwarte figuur, één voor de rode vlakken en één voor de gele structuren. In de ene prent liggen de figuren net iets anders tegen elkaar dan in een ander exemplaar; logisch, want het is allemaal handwerk. Ook de densiteit van de kleuren verschilt, want de inktroller waarmee de kleuren zijn aangebracht kan nooit exact hetzelfde doen.

Kijken we bijvoorbeeld naar de linker benedenhoek dan zien we dat het linker deel van de gele figuur in omvang nogal verschilt, en dat de ovaal links onder in het ene geval vast zit aan de rest van de gele figuur, maar in het andere niet.


H.N. Werkman, 'Compositie' (uit de reeks Hot Printing) [details][Locatie: Museum Dr8888]
Van deze prent zijn tot nu toe acht exemplaren geïnventariseerd. Daarvan is een van de prenten in Drachten nu de enige met zo'n losse gele ovaal in de linker benedenhoek. Wat is hier gebeurd? Was het sjabloon gescheurd of te vlekkerig geworden en heeft Werkman een nieuw sjabloon gesneden? En zo ja, in welke volgorde zijn ze dan gemaakt? Eerst die met de losse ovaal en later die met de aangehechte ovaal? Zo roept elke prent bij Werkman direct vragen op over de manier waarop hij Hot Printing vervaardigde. We zijn er nog lang niet uit.

Volgende week opent in Groningen de grote overzichtstentoonstelling over Werkman. 

Zie onder voor een reactie van Museum Dr888 waar tot en met 21 juni nog de tentoonstelling 3 generaties Werkman te bezichtigen is.