maandag 31 augustus 2015

80. De verteller en het boek: Rodaan Al Galidi

De ik-persoon (de verteller) in Rodaan Al Galidi's Bloesemtocht is een kleine jongen, die zich tientallen korte verhalen laat vertellen door zijn grootvader. Deze personages - grootvader en kleinzoon - zijn niet voor niets gekozen: de kleinzoon hoeft niet alles te begrijpen en kan alles vragen en de grootvader hoeft niet helemaal goed bij zijn hoofd te zijn maar kan veel vertellen. Vaak zegt hij:

'Ik zal je een verhaaltje vertellen.'

En dan volgt er een parabel over sprekende meren, begrijpende ezels, de duivel die de militair geschapen heeft en zo meer. Fabels, poëzie.


Rodaan Al Galidi
De verteller die deze grootvader is kijkt niet op een paar woorden en de kleinzoon vindt het af en toe wel genoeg, maar hoeveel woorden de grootvader ook uitspreekt, hij wil niet dat ze in een boek belanden... Hij heeft een allergie voor boeken.

Precies halverwege het boek (350 pagina's), aan het slot van hoofdstuk 10 (pagina 172-174) komt die afkeer van boeken weer pregnant naar voren.

De kleine jongen komt een van de figuren uit de verhalen van grootvader tegen: 'we zijn allemaal verhalen, die anderen aan anderen vertellen', zegt hij: 'Over wie langer wordt verteld, die leeft langer.' Maar dit personage - een jonge broer die graag naar zee zou willen reizen - heeft toch wel graag dat die verhalen niet in de lucht blijven hangen en dat ze worden vastgelegd. Hij vraagt de jongen ze op te schrijven in een boek. 'Misschien zal ik dat boek eens lezen en kan ik mijn weg naar de zee vinden'.

'Kun je verder reizen in een boek?' vroeg ik verbaasd.
'Zeker, want ik besta alleen hier, omdat er geen boek is waarin ik naar de zee kan reizen.'

De jongen zegt meteen tegen zijn moeder: 'Op een dag zal ik een boek schrijven.'

Het is natuurlijk het boek dat we aan het lezen zijn, Bloesemtocht. Halverwege verwijst het verhaal ons dan ook terug naar de eerste pagina, getiteld 'Het begin van het boek':

'Alle personages in dit boek zijn echt. De enige persoon die niet echt is, ben ik, de schrijver van deze zinnen.'

Halverwege het verhaal zegt zijn grootvader hem dat hij vast niet 'dat personage echt heeft ontmoet, maar zijn dubbelganger, 'de geschreven jonge broer', die 'ergens vast zit in een boek'. We moeten doorlezen om uit te vinden wat er aan de hand is.

De metafoor van het boek speelt verder in Bloesemtocht niet meer de vooraanstaande rol die je zou verwachten.

Het vertellen van verhalen neemt in de loop van de roman een maniacale vorm aan. Dat hangt samen met de 'plot' van het boek: de president van het land (Irak?) zal het dorpje komen bezoeken en de grootvader, ooit gevlucht voor een oorlog waarin hij moest vechten, wordt daar banger voor dan voor de dood. De verhalen die hij vertelt worden langer en de jongen zegt op een gegeven moment: 

'Hadji, dat kan ik niet allemaal onthouden.'
'Het is niet belangrijk dat je het onthoudt, maar dat je het hoort.'

Maar de jongen begint te twijfelen aan de verhalen:

'Dus vanaf nu ben jij het niet eens met wat je hoort?'

En soms onderbreekt hij zijn opa:

'Heeft de boosheid hout? En het vuur van het hart? Wat is dat nu weer?'

De angst voor de komst van de president groeit en de grootvader is er zo slecht aan toe dat hij het bed houdt. Dan verandert de jongen in een verhalenverteller, om zijn opa in leven te houden. De jongen kondigt aan dat hij op jacht zal gaan naar verhalen en grootvader vraagt:

'Echt? Ga je verhalen voor me jagen?' 

En de grootvader luistert naar de verhalen van zijn kleinzoon:

'Ik heb vele mooie verhalen', zei ik. 

Hij laat zijn opa beloven naar het verhaal te blijven luisteren, zodat hij in leven blijft.

Dan wordt de val van de president aangekondigd en in plaats van de president komt de oorlog naar het dorp. Iedereen slaat op de vlucht. De jongen leert dan het uiteindelijke nut van de verhalen: als hij ze aan zichzelf vertelt, kan hij terugkeren naar het dorp van zijn jeugd, naar de familie zoals hij die zich herinnert, ook als ze er niet meer zijn. Verhalen verbinden grootvader en kleinzoon en bewaren zoveel mogelijk wat verloren is gegaan.

zondag 30 augustus 2015

79. Allergie voor boeken?

Momenteel lees ik Bloesemtocht van Rodaan Al Galidi, de in het zuiden van Irak geboren auteur die  sinds 1998 in Zwolle woont. De roman verscheen in 2014 en vertelt verhalen over het paradijs, over vluchten, over het benoemen van dingen.

Rodaan Al Galidi, Bloesemtocht (2014)
Ik citeer een passage over boeken:

Mijn opa had een allergie voor boeken. Als hij een boek zag, werden zijn ogen rood en hoestte hij. Hij vertelde me dat een boek het hoofd is van een dode die in leven blijft. Eens legde hij een schorpioen op de grond, sprenkelde lampolie om hem heen en stak die in brand. Toen de schorpioen het vuur op zich heen zag, stak hij zichzelf en stierf.
'Weet je waarom hij dat doet' vroeg hij aan mij.
'Omdat hij bang is natuurlijk.'
'Helemaal niet, hij doet dit omdat hij boeken leest. Kleine, lees geen boeken, zodat je jezelf nooit steekt als het vuur je omringt.'
(p. 52)

De roman is een aaneenschakeling van zulke scènes, gesprekken en allegorieën en parabels.

Vincent van Gogh, 'Almond Blossom' (1890) [Van Gogh Museum]

dinsdag 11 augustus 2015

78. Wat was vroeger een kunstenaarsboek?

Met de term 'kunstenaarsboek' wordt een kunstwerk in de vorm van een boek bedoeld. Maar hoe oud is die term?

Als je zoekt in Delpher - de website voor het zoeken in tijdschriften, kranten en (steeds meer) boeken - vind je als oudste vermelding van het woord een krantenartikel uit 1889, waarin kort de inhoud wordt besproken van het literaire tijdschrift De Gids.


De term komt voor als titel van de recensie door H.E. Sachse. De recensie ('Een kunstenaarsboek') bespreekt een deel van het gepubliceerde dagboek van de gebroeders De Goncourt. Het wordt een kunstenaarsboek genoemd omdat de auteurs denken als kunstenaars en de ziel van de kunstenaar blootleggen.  

Dit dagboek nu is van de hoogste waarde voor allen die, in de eerste plaats de beroemde tijdgenooten der Goncourts plastisch willen geheeld zien, maar ook de schrijvers zelven willen leeren kennen in de verborgenste trillingen van hun kunstenaarshart. En voor allen die willen weten hoe zij de schilderkunst in de literatuur hebben gebracht. Want daarom is dit boek een kunstenaarsboek, en moet men de schilders maar vooral de aquarellisten en etsers van onzen tijd volkomen kunnen begrijpen om de Goncourts in hun volheid te genieten.

Verderop in dezelfde recensie wordt de term nog een keer gebruikt, maar nu als aanduiding van een boek voor kunstenaars.

H.E. Sachse, 'Een kunstenaarsboek', in De Gids (1889)
Dat gebruik van de term is ontleend aan de kritiek van George Sand op de roman Salammbô van Gustave Flaubert. Zij vond dat een kunstenaarsboek, omdat het alleen gelezen zou worden door 'kunstenaars en erudieten'.

Van het Woordenboek der Nederlandsche taal verscheen in 1916 het deel met het woord 'kunstenaar' en de samenstellingen daarvan, zoals 'kunstenaarsblik' en 'kunstenaarsfamilie', maar het 'kunstenaarsboek' ontbreekt, zoals trouwens ook nog steeds in Van Dale's woordenboek.

In 1925 werd er misschien iets anders onder verstaan. In een advertentie verscheen het woord als een aanprijzing bij een volgens de uitgever succesvolle roman.


Nieuwsblad van Friesland, 24 november 1925
Die roman gaat over een jonge vrouw, getrouwd met een veel oudere man. Zij wordt verliefd op haar stiefzoon, die een priester is. De plot heeft niets te maken met kunstenaars, dus het kunstenaarsboek is hier opgevat als een buitengewoon kunstig geschreven boek. De schrijver is dus een ware artiest.

In 1954 werd de term opnieuw in een andere betekenis gebruikt. Het Limburgsch Dagblad publiceerde een verhaal over H. Tummers die in 1951 een jubileumboek samenstelde voor Marcel van Grunsven.  


Limburgsch Dagblad, 14 oktober 1954
Dat jubileumboek werd een 'kunstenaarsboek' genoemd, een bundeling van manuscripten van kunstenaars en 'andere vooraanstaande personen die zich voor het culturele leven in [de] gemeente Heerlen in bijzondere mate hebben geïnteresseerd',  aldus de beschrijving ervan in het Centrum voor regionale geschiedenis Rijckheyt.

Nieuwsblad van het Noorden, 8 december 1978
Moderne kranten zijn nog lang niet allemaal beschikbaar via Delpher. De eerste keer dat we - op dit moment - het woord kunstenaarsboek in de huidige betekenis tegenkomen is in 1978, in het Nieuwsblad van het Noorden.

In de jaren zestig komt de term kunstenaarsboek in gebruik, als vertaling van het Amerikaanse 'artist's book', waarvoor tegelijkertijd ook het begrip 'livre d'artiste' begint te circuleren. Die Franse term 'livre d' artiste' lijkt veel ouder te zijn, omdat Frankrijk al sinds ongeveer 1900 boeken kon zien waarvoor kunstenaars en auteurs en uitgevers samenwerkten: zo ontstonden boeken van Sonia Delaunay, Pablo Picasso en Henri Matisse. Dat soort boeken, met bijvoorbeeld originele schilderingen of met litho's, die verondersteld worden een dialoog tussen kunstenaar en auteur te representeren, zijn achteraf als 'kunstenaarsboek' gerangschikt. Termen als 'livre de peintre' of 'livre peint' schijnen ouder te zijn, maar dat moet ik nog verder uitzoeken.

Overigens komt in Frankrijk de term 'livre d'artiste' ook al vroeg in de negentiende eeuw voor, maar dan in de betekenis van een door een kunstenaar geschreven boek met herinneringen, opstellen over esthetiek of kunst. Zo is die term ook in Nederland gebruikt, bijvoorbeeld in Van onzen tijd in 1901/1902.


Van onzen tijd, 1901/1902
In 1832 werd de term in Frankrijk gebruikt door H.-L. Pelletier in het gedicht La typographie. Daarin wordt uitgelegd wat voor soort boek dat is: een boek waarvan de vormgeving zodanig is dat het een kunstwerkje is geworden en dat komt niet door toedoen van een kunstenaar, maar door de vakkundigheid van de zetter en de drukker, door de smaak van de uitgever, de kwaliteiten van de letterontwerper en de keuze voor een fraaie en gedegen papiersoort. Het gaat hier niet om illustraties of kunst, maar om pure typografie.


H.-L. Pelletier, La typographie (1832)