vrijdag 29 december 2017

189. Dubbele en driedubbele ruggen

Kijkend langs de ruggen van een boekenkastje waarin van alles en nog wat staat, zie ik twee pocketboeken die mij opvallen. Het zijn Het circus komt (1960) en Kermis der ijdelheid (uitgave 1963).

Noel Streatfeild, Het circus komt (1960)
De eerste pocket was een jeugdverhaal van Noel Streatfeild, Het circus komt, in 1960 verschenen in een Nederlandse vertaling als een van de Kern-pockets voor de jeugd van H. ten Brink's Uitgeversmaatschappij  N.V. 

Het tweede opvallende boek was een vertaling van de Engelse roman Vanity Fair van W.M. Thackeray, Kermis der ijdelheid. Dit betrof de tweede druk uit 1963, uitgegeven door L.J. Veen als Amstel-pocket.


W.M. Thackeray, Kermis der ijdelheid (1963)
Het ging mij niet om de omslagen van deze uitgaven - met tekeningen van Pim van Boxsel en een onbekende illustrator, maar om de rug van de pockets en vooral om de vormgeving daarvan.



Ruggen van Het circus komt en Kermis der ijdelheid
We kijken naar één rug van een boek, maar we zien er twee, in het geval van Het circus komt, en zelfs drie bij Kermis der ijdelheid. Het eerste boek heeft dan ook twee serienummers: 40 en 41 en die staan onderaan de rug. Het andere heeft drie nummers en die staan ook onderaan: 100, 101 en 102.


Noel Streatfeild, Het circus komt (1960)
Het eerste boek is op de voorzijde al aangekondigd als een 'dubbeldeel'. Maar er is maar één titelpagina, één doorlopende paginering en verder geen indeling in twee of drie delen. Alleen op de rug is het boek vormgegeven als een meerdelig werk.

De hele vormgeving van de pocketboeken in de vroege jaren zestig was gericht op verkoop, het bereiken van een zo groot mogelijk publiek, en dat gebeurde onder andere door het aanbieden van boeken in series, zoals vlak na de oorlog bijvoorbeeld het geval al was met de Prisma-boeken van uitgeverij Het Spectrum. Dubbeldelen kwamen in die eerdere reeks echter niet voor. De Charles Dickens-vertalingen van Godfried Bomans werden vaak in meerdere delen uitgebracht, maar dat waren dan ook echt losse delen, al waren ze door het gebruik van eenzelfde kleur voor het omslag dan weer als stel verbonden, maar tegelijk onderscheiden van de andere delen (die hadden een andere kleur). Vormgeving van afzonderlijke delen was ook in een uniforme reeks - zoals de hele reeks Dickens-vertalingen - een zaak van financieel belang.

Maar waarom zou je de rug van één boek gebruiken om er drie boeken op af te beelden en die drie schijn-delen nog te onderscheiden door ze elk een aparte kleur te geven? Bij Thackeray zijn de delen blauw, wit en rood. De auteursnaam en titel staat op elke schijnrug, net als het uitgeversmerk. Die zijn voor alle delen identiek. Wat ze dus onderscheidt is het eigen deelnummer en de specifieke kleur. Daarmee wordt aangegeven dat de koper niet één maar drie delen aanschaft en dat rechtvaardigt de hogere prijs, die overigens meestal lager was dan die van twee of drie losse delen. 

Maar er is ook een esthetische werking en daarvoor moeten we even in andere boekenkasten kijken met rijtjes van pockets, zoals Penguinboeken.


Een verzameling Penguinboeken
De uniformiteit hoort bij het sex appeal van een reeks, ze laten zich dankzij kleur en nummer visueel prettig ordenen. Dat appelleert ook aan de volledigheidsdrang van de verzamelaar. Het beeld van een heel dik deel tussen verder ongeveer even dunne andere delen zou dat beeld verstoren.

De twee Nederlandse voorbeelden staan niet alleen. 





Verschillende dubbeldelen
Ook de Ooievaarpockets kenden dubbelnummers en die verschenen al in de jaren vijftig. Van D.H. Couvee bijvoorbeeld nam Leve de Willemien! (1958) van de reeks nummer 85/86 in beslag. Dat stond op de rug, maar die rug was verder als één boek vormgegeven. Dat geldt ook voor andere dubbelnummers in de reeks, zoals De meidagen van '40 uit 1960 van dezelfde auteur. 

De dubbelpocket bleef ook later in gebruik. Uitgeversmaatschappij J.H. Kok in Kampen gaf bijvoorbeeld in 1965 Tijmen Knechts Laat Europa kiezen uit als deel 94-95 in de Boeketreeks. Daar zien we al evenmin de verdeling van de rug in twee eenheden. Die is wel aanwezig op een andere Amstelpocket met een roman van Tolstoj. De twee latere voorbeelden laten weer een scheiding van de rug zien, maar die is bedoeld om duidelijk te zijn over de inhoud van het boek. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff publiceerde bestsellers van Mickey Spillane samen als Mike Hammer Dubbelpocket. Dat waren herdrukken waarvan de afzonderlijke titels op de rug ook met een eigen kleur zijn aangegeven (het getoonde deel verscheen in 1989). Halverwege het boek begint het tweede deel, maar de paginering loopt gewoon door.

De als 'Dubbelpocket' aangeprezen Word 2007 voor dummies/Excel 2007 voor dummies toont slechts ten dele een dubbele rug. Binnenin bestaat het wel degelijk uit twee afzonderlijke boeken, met een eigen titelpagina en een eigen paginering. Er is geen gezamenlijke inhoudsopgave. Dit deel stamt uit 2010. Sinds 1996 verschijnt overigens ook nog de Donald Duck dubbelpocketreeks. Die heeft een eigen Wikipediapagina.

Waar komt het verschijnsel vandaan? We hoeven niet te denken dat Nederlandse uitgevers dit zelf bedacht hebben. Er zijn eerdere buitenlandse voorbeelden te vinden, zoals bij de Signet-reeks, een heel invloedrijke serie uit Amerika.



Signet-reeks pockets

In die reeks van goedlopende titels hebben de dubbele delen overigens géén eigen nummer. James Jones' From Here to Eternity (Signet-Books T 1075 uit 1953) en Thomas Mertons The Seven Storey Mountain (Signet-Books D 929 uit 1952) nemen in de reeks maar één nummer in. Wel vertonen ze drie of twee keer de rugtitel en auteursnaam en is er een verdeling van de rug in kleurvlakken die overeen komt met afzonderlijke delen. Onderaan de rug is goed te zien dat het echter maar om één deel gaat.

Het idee van de meervoudige rug voor paperbacks komt ongetwijfeld uit de Verenigde Staten en uit de jaren vijftig. Maar, eenmaal aangeland in Nederland, zien we allerlei varianten in de vormgeving van deze dubbele of driedubbele ruggen. De vroegste voorbeelden lijken er daarbij op gericht om de eenvormige uitstraling van de pockets in een kast te benadrukken. Elk deeltje heeft een eigen kleur en nummer, of ziet er bijna zo uit.

Ik heb gezocht naar literatuur over dit verschijnsel, maar niets gevonden, dus ik heb waarschijnlijk niet lang genoeg gezocht. Komt later. Nu eerst de jaarwisseling.

zondag 24 december 2017

188. Art-decoboekillustraties in de KB

Boekbanden ontbreken in de tentoonstelling van het Gemeentemuseum in Den Haag: 'Art Deco Paris'. (Zie mijn vorige blog voor enkele art-decoboekbanden). Boekillustraties zijn er alleen vertegenwoordigd door twee boeken met illustraties door Kees van Dongen.

Daarom hier een aanvullende keuze uit de bijzondere collecties van de KB.

De danser Nijinsky gezien door George Barbier


George Barbier, uit Dessins sur les danses de Vaslav Nijinksky (1913)
Paul Poiret, de couturier die centraal staat in de tentoonstelling, liet kunstenaars zoals Paul Iribe en George Barbier prenten maken waarop zijn mode te zien was. Barbier (1882-1932) ontwierp zelf kostuums voor het theater en voor ballet, maar werkte ook als boekillustrator. Een van zijn boeken is Dessins sur les danses de Vaslav Nijinsky, uitgegeven door La Belle édition in 1913 in een oplage van 390 exemplaren.

De dansen van Nijinsky waren befaamd, net als het gezelschap waarvoor hij danste: de Ballets Russes maakte destijds furore in Frankrijk en Engeland. De danser zelf was een beroemdheid en in het boek hebben de prenten geen titels en is er nauwelijks toelichting (wel een introductie van Francis de Miomandre die sommige balletten noemt). Iedereen kon de rollen en de balletten meteen herkennen: figuren uit Petroesjka (1911), Carnaval (1911) of Sjeherazade (1910). 

Barbier tekende de danser ook in een van zijn bekendste rollen, de faun in Prélude à l'après-midi d'un faune uit 1912: zittend met een tros druiven. Decor en kostuums waren ontworpen door Léon Bakst. Barbiers prent meet 21,5 bij 21,6 cm en is de laatste in het boek.


Art-decoprenten door F.-L. Schmied


In 1923 publiceerde de Société d'Edition Le Livre een geïllustreerde editie van Salammbô, de roman van Gustave Flaubert. Het boek was voorzien van ornamenten in zwart-wit en zes platen door F.-L. Schmied (1873-1943). Schmied is de art-decoboekontwerper bij uitstek.


F.-L. Schmied, prent voor Gustave Flaubert, Salammbô (1923)
De prenten zijn gedrukt in houtsneden, voor elke kleur werd een apart blok gemaakt. Er waren vele drukgangen nodig, in blauw, rood, zwart, maar ook zilver en goud. 

In de twintig luxe exemplaren op zogeheten 'Japans' papier zijn extra afdrukken van de blokken in zwart-wit toegevoegd.


F.-L. Schmied, prent voor Gustave Flaubert, Salammbô (1923)
F.-L. Schmied, prent voor Gustave Flaubert, Salammbô (1923)
Details van de illustraties tonen de kleuren die naast en soms over elkaar werden afgedrukt.



F.-L. Schmied, details van prent voor Gustave Flaubert, Salammbô (1923)


Art-decoboekontwerp door F.-L. Schmied


Een andere manier van illustreren typeert zijn latere werk, zoals Le livre de la vérité de parole uit 1929. Het werk aan dit boek was drie jaar eerder begonnen en uiterst gecompliceerd door de vele houtblokken die ervoor ontworpen en gesneden moesten worden. Bijna geen pagina bleef zonder decoratie of illustratie en die werden bovendien in de typische art-decokleuren gedrukt: oranje, bruin en paars. De prenten met ingewikkelde geometrische vormen werden door de kunstenaar in potlood gesigneerd. Ze zijn dan ook fenomenaal en hadden in het Gemeentemuseum aan de wanden goede sier kunnen maken. In de KB is het boek altijd op te vragen.




F.-L. Schmied, Le livre de la vérité de parole (1929)

vrijdag 22 december 2017

187. Art-decoboekbanden in de KB

Het Gemeentemuseum in Den Haag toont in de tentoonstelling 'Art Deco Paris' mode, juwelen, beeldhouwwerken, stoffen, schilderijen, schetsontwerpen, foto's en films, gearrangeerd rond de mode-ontwerpen van Paul Poiret (1879-1944), zijn vrienden en de schilders wiens werk hij verzamelde, zoals Kees van Dongen en Pablo Picasso. 

Poiret was rond de Eerste Wereldoorlog de leidende modekoning van Parijs. Hij ontwierp een lossere kledinglijn zonder dwangbuisachtige corsetten en verwerkte kleurrijke en luxueuze stoffen en oosterse invloeden zoals kimono's en tulbanden in zijn creaties. Hij was de eerste couturier met een eigen parfumlijn.

De art deco is volgens de tentoonstellingstekst al in opkomst vóór de Eerste Wereldoorlog, maar de bloeiperiode lag rond het jaar van de tentoonstelling waaraan de stroming zijn naam zou danken: de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in Parijs (1925). 

Georges Lepape, Les choses de Paul Poiret (1911)
Paul Poiret stond ook bekend als een 'bibliophile formidable', maar dan vooral als uitgever van portefeuilles met modeprenten en tijdschriften op dit gebied. Waar zijn bibliotheek is gebleven, weet ik niet. In 1925 verkocht hij veel van zijn schilderijen, in in 1929 werd zijn bedrijf failliet verklaard; wellicht is toen alles geveild. 

Poiret had een ex libris dat hij bijvoorbeeld aanbracht in een eerste druk van Gustave Flauberts Madame Bovary (1857). Dat exemplaar werd in 2002 bij Christie's geveild.

Boeken uit zijn verzameling zijn in de tentoonstelling niet te zien, wat jammer is, aangezien de periode van de art deco juist prachtige boekbanden en boekillustraties heeft opgeleverd.

Daarom hier een selectie uitgeversbanden en handgemaakte unieke boekbanden uit de art-decoperiode. De boeken maken deel uit van de collectie van de KB.



Band door René Kieffer voor
Blaise Cendrars, Frans Masereel, Les Paques à New-York (1926)

Enkele boekbanden uit het atelier van René Kieffer


Die boekbanden tonen allerlei facetten van de art deco waaronder machinale en serieproductie, gebruik van kunststof zoals bakeliet, geometrische motieven en patronen, moderne stijlprincipes ontleend aan het kubisme, maar ook aan de Aziatische toegepaste kunsten en de vliegtuigindustrie. Deze kenmerken onderscheiden de art deco van de art nouveau met zijn vloeiende lijnen en unica.

Een van de binders die luxe uitgaven in leren uitgeversbanden produceerde was René Kieffer (1875-1964). De banden waren serieproducten, waarbij een (groot) deel van de oplage (of zelfs de hele oplage) identiek gebonden werd. Daarnaast bleef hij overigens unica maken.


Etiket van boebbinderij René Kieffer
De in serie gemaakte banden kunnen in één kleur zijn gesteld; vaak werden ze in varianten uitgevoerd, zoals Les Paques à New-York (1926) van Blaise Cendrars en Frans Masereel. Daarvan is het KB-exemplaar gebonden in blauw leer, maar er zijn ook exemplaren waarbij het geometrische patroon met driehoekjes en vierkanten is uitgevoerd in goud op grijze platten.


René Kieffer, boekband (detail) voor
Georges Duhamel, Les hommes abadonnés (1925)
Vaak zijn de Kieffer-ontwerpen economisch uitgedacht: voor- en achterplat van de band zijn identiek en konden met één en dezelfde plaat worden gestempeld. Dat geldt bijvoorbeeld voor de uitgave van Georges Duhamel, Les hommes abandonnés uit 1925. De geabstraheerde figuur is uitgevoerd in donkerbruin op bruin leer. De meeste exemplaren zijn echter in een eenvoudig papieren omslag op de markt gebracht. Het KB-exemplaar is een van de vijftig exemplaren op luxe papier.


René Kieffer, band voor Paul Claudel, Verlaine (1922)
Zo'n grote plaatstempeling werd ook vervaardigd voor het essay van Paul Claudel over de dichter Verlaine uit 1922. De illustraties in het boek zijn van André Lhote. Hierop zijn waaierachtige vormen gebruikt in combinatie met deels afgebeelde motieven zoals ruiten en  meanders.

In sommige gevallen werd de bandillustratie ontworpen door de kunstenaars die het boek illustreerden, in andere gevallen door het bindatelier en dan is er soms wel en vaak ook niet een relatie tussen tekst en bandillustratie.


René Kieffer, boekband voor Luc Durtain, Frans Masereel, Découverte de Longview (1927)
In de KB-collectie bevinden zich twee exemplaren van de Kieffer-uitgave Découverte de Longview (1927), een samenwerking van auteur Luc Durtain en kunstenaar Frans Masereel. De banden zijn uitgevoerd in varkensleer, versierd met een geometrisch patroon dat een stukje van de plattegrond van de stad Longview representeert. Het éne exemplaar is in zwart gestempeld op bruin leer, het andere in grijs op grijs leer. Let wel: in dit geval verschillen de  patronen op de rug.


René Kieffer, boekband voor Luc Durtain, Frans Masereel, Découverte de Longview (1927)

Er zijn meer dan dertig Kieffer-banden te vinden in de KB-collectie.


Een bijzondere boekband door Rose Adler


Een van de topbinders uit de art-decotijd was Rose Adler (1890-1959). Van haar is in de KB-collectie één boekband aanwezig die zij maakte voor een tekst van Paul Valéry, Fragments du Narcisse uit 1947. De band zelf werd gemaakt in 1950 en is uitgevoerd in marokijn. De platten zijn verdeeld in beige en groene vlakken waarbij de kleurstelling boven en onder steeds tegengesteld is. De bovenste helft van het plat is versierd met enkele horizontale witte lijnen waarbij de tussenafstand naar beneden toe steeds groter wordt; de onderste helft vertoont veel meer lijnen die zijn uitgevoerd in palladium.

Rose Adler, boekband voor Paul Valéry, Fragments du Narcisse 1947)
De mythologische figuur van Narcissus wordt verliefd op zijn eigen spiegelbeeld in het water. Die spiegeling is hier met abstracte middelen weergegeven, met de naam Narcisse in het centrum. Het is een late band van deze boekbinder die als van de grootsten van haar tijd wordt beschouwd, maar toch is de art-deco er nog duidelijk in te ontwaren.

Een boekband in bakeliet?


Een boekband waarvan zou kunnen worden aangenomen dat die gemaakt is van bakeliet is er een voor een roman van René Bazin, Les Oberlé met 18 houtsneden door Henry Cheffer (1929). Gebonden door Jotau.

De bindersnaam Jotau is een samenstelling van Joseph Taupin (Jo Tau), wiens boekbinderij in de jaren twintig fuseerde met drukkerij Paul Brodard tot Brodard et Taupin. Deze binderij gebruikte het toen nieuwe materiaal voor verschillende banden, waarvan de versiering bijna identiek is, met een pianoscharnier en een strook met versieringen waarop een titelschild is gemonteerd. Het procedé was gepatenteerd (vandaar ook de vermelding BREVETÉ S.G.D.G).

De toepassing van deze nieuwe kunststof is typisch voor de art deco. Het zwarte KB-exemplaar is in 2009 onderzocht door het Instituut Collectie Nederland (ICN, later opgegaan in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). De uitslag daarvan was dat de band van bakeliet werd gemaakt.


Jotau (Jopeh Taupin), band voor René Bazin, Les Oberlé (1929)
Daar moet overigens over gezegd worden dat bakeliet feitelijk geen materiaal, maar een merknaam is. Het gaat bij de zwarte kunststof in wezen om phenol-formaldehyde. De felgekleurde banden die ook werden gemaakt werden vervaardigd uit ureum-formaldehyde. [Met dank aan Rens Top en Reindert de Groot.]

Enkele Nederlandse art-decoboekbanden: Hilde Schröder


Ook op Nederlandse boekbanden is de art deco doorgedrongen. Daar zijn geen internationaal vermaarde namen aan te plakken, en zelfs in Nederland zijn de namen van boekbinders vaak onbekend. Hier zien we de art deco vooral terug in de belettering en soms in patronen. Wat we minder zien is overdaad en luxe; de boekbanden van Nederlandse makelij waren sober. Nederlandse boekenverzamelaars zijn dan ook minder uitbundig dan hun Franse vrienden.

Hilde Schröder, band voor W.F. Gouwe, Vorm (1932)
Voor een uitgave uit 1932, W.F. Gouwe's Vorm, maakte boekbinder Hilde Schröder een band. Schröder (1912-2000) volgde een cursus boekbinden tussen 1929 en 1933 aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs en liep stage in Wenen en Parijs. Van 1934 tot 1943 had zij een atelier in Den Haag. Waarschijnlijk is daar dan ook de band voor Vorm gemaakt. Die is uitgevoerd in blauw marokijn, met opleg in beige marokijn dat in goud is bestempeld.

Hilde Schöder kreeg in 1934 een van haar eerste opdrachten van Hélène Kröller-Müller. Eind 1936 werd door de 'schooljeugd' een door Schröder bewerkte lederen map met een oorkonde aangeboden aan prinses Juliana en prins Bernhard. De Koninklijke Begeer exposeerde boekbanden van Schröder in 1939 (ze werden besproken in Het Vaderland, 26 mei 1939). In augustus 1940 waren boekbanden van Schröder te zien op de Nederlandse inzending voor de Leipziger Messe. Zij was er de 'leidster' van de 'afdeeling Ambacht' - het publiek kocht in Leipzig overigens vooral sieraden, keramiek en klompen.

In 1946 huwde Hilde Schröder Mr Erhard Gustav Heinrich Frech (1902-1973) (voor hem zijn tweede huwelijk, hij was gescheiden van eerste echtgenote, de modetekenares Eri Tack). 


Hilde Schröder, band voor Georges Duhamel, La possession du monde (1925)
Voor een roman van Georges Duhamel, Oeuvres III, La possession du monde (1925) maakte Schröder een band van zwart marokijn. De versiering op de platten bestaat uit een baan van opgelegd okerbruin marokijn in de vorm van een winkelhaak. 


Hilde Schröder, band voor
E.H. Korevaar-Hesseling, Kunstgeschiedenis (1923)
Een ander art-decopatroon bracht Hilde Schröder aan op een band van donkerblauw geitenleer, met inleg van grijs geitenleer. Daarin werd een uitgave van E.H. Korevaar-Hesseling over  Kunstgeschiedenis (1923) gebonden. De lijnen en de centrale balk met de titel vormen een architectoraal geheel. De rug doet in het ontwerp overigens niet mee. Dat geldt ook voor de volgende band.


Hilde Schröder, band voor
Eleanor Fortescue Brickdale's Golden book of famous women (1919)
Eleanor Fortescue Brickdale's Golden book of famous women uit 1919 werd door Schröder gebonden in groen geitenleer, met een opleg van beige, zwart en bruin geitenleer. De opgelegde stukjes leer vormen een patroon dat langs de rand van het voorplat loopt. De afwisseling van zwart en goud is een typerende kleurcombinatie in de art deco die luxe uitstraalt.

Hilde Schröder won een gouden medaille voor leerbewerking tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1938.


woensdag 20 december 2017

186. Een vroeg boekje van Frans de Jong (1921-2010)

Uit de collectie van bibliofiel Karel Nijkerk (1926-2007) kochten we onlangs enkele ontbrekende uitgaven in een lot bij Bubb Kuyper Auctions in Haarlem. Het is een leuk gevarieerd lotje met werk van de drukker/kunstenaar Frans de Jong (1921-2010). De meeste boekjes zijn niet in openbare collecties terecht gekomen, tot nu. 


Frans de Jong, Wat moet ik er mee-reeks (1994)
Nijkerk kocht de meeste direct bij de maker zelf. In een van de boekjes - titel: Wat moet ik er mee-reeks - lag nog een rekeningetje. Nijkerk schafte het boekje aan op de Margemarkt van 1994. Het bevat acht prenten zonder tekst.


Frans de Jong, Wat moet ik er mee-reeks (1994)
Ook troggelde hij Frans de Jong kennelijk drukproeven en rest-exemplaren af. Zo zijn er van verschillende boekjes varianten aanwezig. Het boekje Goede grond van Ger Verrips (1985) is daarvan een voorbeeld: er is één gewoon exemplaar, één exemplaar in een extra omslag van marmerpapier en één exemplaar met afwijkende illustraties en een anders gezette en in andere kleuren gedrukte titelpagina (op het omslag). 


Ger Verrips, Goede grond (1985): drie verschillende exemplaren
Dat zijn allemaal dingen die we vaak tegenkomen bij de amateurdrukkers die zich jaren geleden verenigden in Stichting Drukwerk in de Marge.

Maar bijzonder is dat een van de vroegste boekjes gedrukt door Frans de Jong bij deze partij zat. Daarvan is in geen enkele openbare collectie een exemplaar aanwezig.

De Jong zou vanaf halverwege de jaren zestig betrokken zijn bij drukkerij Typotent, maar daarvoor al drukte hij boekjes, zij het dat die niet zo experimenteel zijn. Wel treffen we er al elementen in aan die vooruitwijzen naar zijn latere, vaak humoristische en decoratieve uitgaven en prenten met combinaties van stempeldruk en materiaaldruk. De Jong had in 1964 zijn patroonsdiploma gehaald en was dus professioneel drukker. De basis hiervoor werd al gelegd op de KABK in Den Haag waar hij typografie studeerde. In 1956 werd hij hoofd van de huisdrukkerij van De Bijenkorf, vanaf 1963 had hij een eigen drukkerij.

Al die tijd had hij thuis al een drukpers staan. In 1954 drukte hij een boekje van Heere Heeresma - wij hebben nog geen exemplaar! - en in 1956 volgde een tweede boekje, Op vrije voeten, gedichten van Johan van Nieuwenhuizen (1926-2001).


Johan van Nieuwenhuizen, Op vrije voeten (1956): gedrukt door Frans de Jong
Het omslag is gedrukt met een patroon van materiaal uit de zetkast om een stadslandschap van muren en schoorstenen te verbeelden. De gedichten zijn op verschillende soorten en kleuren papier gedrukt. De afmetingen van het omslag zijn: 26,3 x 19,8 cm. Oplage: 50 exemplaren.

Voor zijn drukkerij/uitgeverij gebruikte Frans de Jong toen nog de naam Cyclopen-pers. Het was een van de eerste naoorlogse private presses in Nederland.


Johan van Nieuwenhuizen, Op vrije voeten (1956): gedrukt door Frans de Jong

dinsdag 5 december 2017

185. Houtsneden van Thijs Mauve in Oxford

Een kleinzoon van de bekende negentiende-eeuwse schilder Anton Mauve heette Thijs Mauve. Deze kleinzoon (geboren in 1915) was vooral graficus en maakte talloze houtsneden van landschappen. Hij leverde ook boekillustraties aan Nederlandse uitgevers. Zo verschenen zijn illustraties bij sprookjes van Hans Christian Andersen en bij verhalen van Lev Tolstoj en Ivan Turgenjev, maar ook, bijvoorbeeld, in Vertellingen van de Veluwe (1971). Hij werkte als leraar meer dan twintig jaar aan de Vakschool voor Detailhandel in Arnhem. Daar fietste ik vroeger wel eens langs...

Sierpapier voor het omslag van The Wood Engravings from
Het Herstel der Kademuren in de Rotterdamsche Zeehavens
(2017)
In 1979 verhuisde hij naar de zuidkust van Engeland. Hij exposeerde internationaal zijn werk, bijvoorbeeld in Australië waar hij meewerkte aan een panorama van zestig bij zes meter. Ook schilderde hij in Kenia. Mauve overleed in zijn woonplaats Milton Combe in 1996 (hij werd net geen 82 jaar oud). 

Na zijn dood werd een deel van zijn houtblokken geschonken aan het Ashmolean Museum in Oxford. Daaronder zijn houtblokken die kort na de Tweede Wereldoorlog ontstonden en de Rotterdamse havens tot onderwerp hebben. Deze zijn nu voor het eerst van de blokken gedrukt door de Engelse particuliere drukker/uitgever The Reading Room Press.

Titelpagina (detail) van The Wood Engravings from
Het Herstel der Kademuren in de Rotterdamsche Zeehavens
 (2017)
De oorspronkelijke uitgave heette kortweg Het herstel der kademuren en verscheen in 1949 aan het einde van een jarenlange restauratie na de verwoestende bombardementen tijdens de oorlogsjaren. Voor elk hoofdstuk - het boek bevatte voornamelijk foto's - ontwierp Mauve een afbeelding in houtsnede, maar ze werden niet van de blokken zelf gedrukt, maar van clichés. (Overigens, de omslagtitel is: Herstel kademuren Rotterdamsche zeehavens en de voordehandse titel luidt: Het herstel der kademuren in de Rotterdamsche zeehavens. De rugtitel is weer anders: 1946-Havenherstel Rotterdam-1949). Het herstel van de muren was begonnen in 1946 en kwam in 1949 gereed. In totaal werden, volgens deze uitgave, 7790 meter kademuren herbouwd.

Houtsnede 'Heistellingen' in The Wood Engravings from
Het Herstel der Kademuren in de Rotterdamsche Zeehavens
 (2017)
Het herdenkingsboek uit 1949 werd 'aesthetisch' verzorgd door Thijs Mauve. De volgorde van de illustraties in de 1949-editie is iets anders dan die in de nieuwe uitgave. De illustratie van de 'Heistellingen' werd in 1949 alleen gebruikt voor de titelpagina en is hier tussen de illustraties voor de hoofdstukken 4 en 5 opgenomen.



Vignet en titelpagina van Het herstel der kademuren (1949)
Behalve de negen grote houtsneden, maakte hij ook twee vignetten, waarvan de kleinste in de nieuwe editie is beland op de titelpagina. Het grotere vignet van de Nieuw Rotterdam II werd als negende illustratie opgenomen.

De afdruk van de blokken is iets glanzender dankzij de inkt, en vanwege de moet is er ook wat meer diepte, al moet gezegd worden dat de druk met behulp van clichés in 1949 heel goed gedaan is. Daarin is de inkt matter en gelijkmatiger verdeeld. De dramatiek van de prenten in de nieuwe uitgave is vooral verhoogd door het gebruik van grijskleurige Zerkall Ingres papier.

Enkele losse errata en de 'odd' zetfout in het Nederlands geven alleen maar aan dat aandacht voor Nederlandse kunstenaars en boeken in het buitenland te zeldzaam is. De uitgeverij schonk een exemplaar van de nieuwe editie aan de KB, waar het binnenkort kan worden bekeken.

maandag 4 december 2017

184. Een oude bibliotheek in opbouw

Vorige week, tijdens een kort bezoek aan Londen, zagen we in het British Museum - het was er druk - een kleine tentoonstelling van kleitabletten in een bibliotheek-opstelling.

The British Museum, 26 November 2017
We besloten in de immense collectie alleen de Assyrische kunst te bekijken die zaterdag - in koude hallen (wij hadden even spijt onze jassen te hebben afgegeven) zijn er muurtabletten te zien uit Babylon en Nineve. Waarom het er zo kil moest zijn, werd me niet duidelijk, vooral niet toen in een zijzaaltje een klein verwarmingselement stond (zo had ik er vroeger eentje staan in mijn eerste gehuurde kamertje in Den Haag, vreemde associaties aan tentamens en winterse kou, kortom). Hoe dan ook, die wanden zijn van een ongelooflijke gedetailleerdheid, met beelden van strijders, paarden, vissen, land en rivieren, en van goden met leeuwenkoppen. Eerder gezien, maar opnieuw overweldigend en je kijkt toch weer naar andere onderdelen.

The British Museum, 26 November 2017
De Assyrische kunstvoorwerpen van geringer omvang zijn elders in het museum te vinden en daar was het gelukkig warmer.

De schatten van het museum zijn wonderbaarlijk, en dat verbaast steeds weer. In de tentoonstelling van de Assyrische kunst waren nu ook tabletten van klei opgesteld, maar in een nieuw soort formatie, als in een oude bibliotheek van kleitabletten.

Opvallend waren daarbij enkele tabletten waarvan de schrijvers geen bedienden waren, maar de heerser Assurbanipal en zijn echtgenote zelf, die er trots op waren het schrift machtig te zijn. Hij wordt in de expositie aangeduid als bibliothecaris.


The British Museum, 26 November 2017
De bibliotheek wordt 'gereconstrueerd'. De 30.000 delen worden nu opnieuw gecatalogiseerd, bestudeerd en digitaal ter beschikking gesteld, een project waaraan wetenschappers van over de hele wereld meewerken. De opstelling in het museum gaf een voorproefje.

Het is natuurlijk een bijzondere ervaring om te lezen dat het colofon van een kleitablet vermeldt dat de koning Assurbanipal zelf beweert de auteur te zijn van het geschrevene.

The British Museum, 26 November 2017
Voor sommige bezoekers geldt alleen de ouderdom van de objecten, zoals we in de koude hallen beneden hoorden uit de mond van een Amerikaanse bezoekster, die niet alleen maar kon bedenken dat deze objecten meer dan 2500 jaar oud waren.

Maar het meest bijzondere is natuurlijk dat ze nog altijd iets te zeggen hebben en het museum bereikt dit nu door de persoonlijkheid van de auteurs naar voren te schuiven. Hebben zij daadwerkelijk de tekst aangebracht in de klei, of deed een ander dat, terwijl zij de tekst dicteerden? Kunnen we dat weten? Hoe authentiek is een kleitablet?

Hoe authentiek is dit blog? Oud is het in elk geval niet.

zaterdag 2 december 2017

183. De kunst van lezen: Wikipedia

In de tentoonstelling 'De kunst van lezen. Van William Kentridge tot Wikipedia' valt veel te ontdekken. Niet alles is meteen te zien; een bezoeker wees mij tijdens de opening op een eigenaardigheid in het laatste werk in de tentoonstelling. 

Dat is Michael Mandibergs 'Print Wikipedia' in de Nederlandstalige versie. Sommige delen zijn daadwerkelijk uitgeprint en gebonden, andere delen zijn virtueel aanwezig in een speciaal voor de zaal ontworpen behang van boekenwanden. 


Michael Mandiberg, 'Print Wikipedia' (2017):
laatste delen Nederlandstalige versie
Alle delen vermelden op de rug, zoals het een encyclopedie betaamt, in welk deel van het alfabet de lemmata vallen. Het op een na laatste deel gaat van 'ZWE to ZWI' - de rugtiteling is in het Engels. Maar het laatste deel heeft een nog opvallender inhoud: van 'ZWI to ???' - daar staan enkele Chinese tekens....

Michael Mandiberg, 'Print Wikipedia' (2017):
laatste delen Nederlandstalige versie