woensdag 31 oktober 2018

223. Matisse in Lille - en in Den Haag

Het Museum voor Schone Kunsten in Lille ontving in 1947 een geschenk van de schilder Henri Matisse: een album met 20 prenten die waren gemaakt voor het boek Jazz dat toen verscheen bij uitgeverij Tériade. Het is het beroemdste kunstenaarsboek van Matisse.


Bladen uit Jazz (1947)
Van 12 oktober (tot en met 14 januari volgend jaar) besteedt het Palais des Beaux Arts in de catacomben aandacht aan deze portefeuille met in pochoir gedrukte afbeeldingen. De expositie heet Jazz-Matisse. Getoond worden de bladen zonder teksten zoals die in de portefeuille los werden gepubliceerd - onduidelijk blijft dat die prenten eigenlijk bedoeld waren om met tekst te worden gecombineerd, zoals in het boek het geval is. Matisse schreef zelf de teksten voor dit boek en voor de uitgave schreef hij ze helemaal uit en werden ze gereproduceerd naar zijn handschrift. Dat element is dus in de tentoonstelling helemaal niet te zien. Wel ziet de bezoeker lege pagina's tegenover de prenten. Je ziet wel vaker dat dit soort kunstenaarsboeken niet als boekobject, maar als kunst wordt geëxposeerd.


Matisse, Jazz (1948)
Volgend jaar is het 150 jaar geleden dat Matisse (1869-1954) werd geboren. Hij kwam in zijn jeugd vaak in Lille en schreef daar later over dat hij er de twee schilderijen van Goya bewonderde: 'Les Jeunes' en 'Les Vieilles'. En dat hij destijds dacht: dat wil ik later zelf ook maken.


Goya, Les Vieilles (fragment)


Uitspraak van Matisse over Lille
Bij het verschijnen van Jazz ontving de kunstenaar zelf 60 exemplaren van het boek (oplage: 250) en twintig van de portefeuille (oplage: 100). Nummer 66 van de mappen gaf Matisse dus aan het museum in Lille. Het lijkt erop dat de hele oplage meteen werd opgekocht door antiquaar Pierre Berès, die er met een gala-opening aandacht voor wist te genereren. Hij exposeerde het boek in Parijs vanaf december 1947 en later, begin 1948, in zijn galerie in New York. Hij distribueerde de uitgave in beide landen.



Matisse, Jazz (1948)
De map heeft op de voorzijde een titelpagina geplakt. Het is een van vele ontwerpen door Matisse met het woord 'Jazz' - hij experimenteerde nogal met de letters - en deze is anders vormgegeven dan die van het eigenlijke boek. 

Een van de prenten toont ook de titel die Matisse aanvankelijk koos, Le Cirque. Dat was namelijk het thema van veel van de voorstellingen: trapezewerkers, degenslikkers, Pierrot en andere figuren waren afkomstig uit het circus. Maar hieraan werden andere beelden gekoppeld, waaronder drie van een lagune - Matisse was erdoor geïnspireerd geraakt tijdens zijn verblijf op Tahiti in 1930. Het zijn abstracte beelden, gebaseerd op zijn knipsels uit gekleurd papier: ze stellen glinsterende, tropische kleuren voor, golven en de onderwaterwereld.

Er zijn verschillende exemplaren van Jazz in Nederland, onder andere een incompleet exemplaar in het Stedelijk Museum Amsterdam en twee exemplaren in Museum Voorlinden.


Matisse, Jazz (1948)
De KB heeft onlangs voor de Collectie Koopman een zeldzaam prospectus voor de uitgave aangekocht. Deze uitgave wordt zelden gedocumenteerd en bijvoorbeeld niet genoemd in het werk van John Bidwell, Graphic Design. Matisse and the Book Arts (2015). 

Het prospectus richt zich op de Duitse markt, de tekst is in het Duits, en is met een speciaal geschreven voorwoord  van Kurt Martin (1899-1975) uitgegeven in Stuttgart door uitgever Gerd Hatje. Het werd in diezelfde plaats gedrukt. Het bevat twee verkleinde reproducties van de prenten 'De begrafenis van Pierrot' en 'De messenwerper'. 


Duits prospectus voor Jazz (1948)
Op de titelpagina van het prospectus is ook gedrukt: 'Verlag Gerd Hatje', maar in dit exemplaar is het adres overgeplakt met de naam van de oorspronkelijke uitgever: 'Tériade éditeur'. Wat is hier gebeurd? Heeft Tériade dan toch niet alle exemplaren overgelaten aan Berès? Vond Tériade dat Hatje zich niet als uitgever van het boek mocht profileren?

De uitgave van Jazz was een succes, met verkopen in Frankrijk en Amerika, die Tériade niet direct verwacht had. Matisse vond aanvankelijk dat de reproducties in pochoir iets misten wat de originele collages wel hadden. De kleuren waren minder levendig, daardoor oogde het boek minder spontaan, maar zulke bedenkingen kreeg de kunstenaar vaak als iets net klaar was. Door het succes draaide hij bij. 


Enkele bladen uit het Duitse prospectus voor Jazz (1948)
Of het boek ook in Duitsland veel verkocht werd, dankzij de uitgave van Gerd Hatje, is niet te achterhalen. Maar wel is er iets te zeggen over het doel van het prospectus. Het is - de zeldzame keren dat het verhandeld is - een prospectus genoemd, maar is in feite een begeleidende uitgave bij een tentoonstelling geweest. In 1948 publiceerde Hatje dit als zijn vijfde uitgave (zie hierover: ...absolument moderne... Gerd Hatje. Bücher zu Kunst und Architektur 1945-2002). 

Deze tentoonstelling werd georganiseerd door de Franse organisatie Direction de l'Education publique, en wel door de onderafdeling Sous-Direction des Beaux-Arts. Deze werd geleid door Maurice Jardot (1911-2002) en hield zich bezig met het restaureren van monumenten en de organisatie van tentoonstellingen in de zone van het Duitsland die door de Fransen werd bestuurd. De bemoeienissen met de kunst waren een poging het Franse humanisme als democratische en moderne overtuiging in Duitsland over te brengen.

Vandaar dat er in het boekje een speciale toestemmingscode van de Direction de l'Education Publique is afgedrukt: 'G.M.Z.F.O. Visa No. 6573/T'. G.M.Z.F.O. staat voor: Gouvernement Militaire de la Zone Française d'Occupation. Maar er was nòg een organisatie die in de Franse militaire zone opereerde en dat was Direction de l'Information. Ook zij gaven een nummer aan de Matisse-uitgave: 'Autorisation No. 5121'. Eigenlijk stond de uitgave onder hun censuur.

De tentoonstelling met werk van Matisse vond plaats in het Augustinermuseum Freiburg (gegevens hierover te vinden in het Landesarchiv Baden-Württemberg). Het prospectus - want dat is het óók - verscheen dus als begeleidende catalogus bij een tentoonstelling, die waarschijnlijk door Maurice Jardot werd samengesteld - hij had de nodige contacten in Frankrijk.

maandag 29 oktober 2018

222. Art brut in LAM bij Lille

We verbleven enkele dagen in Lille en bezochten in de omgeving onder andere het LAM, het vroegere MAM dat tegenwoordig het Lille Métropole, musée d’art moderne, d’art contemporain et d’art brut heet. Het is dus een museum voor moderne kunst (grotendeels de schenking van het echtpaar Geneviève en Jean Masurel) dat is aangevuld met een collectie art brut.

De kunstenaar die de naam voor het genre Art Brut bedacht is Jean Dubuffet, die in de collectie vertegenwoordigd is door brieven aan surrealist André Breton, maar ook door enkele kunstenaarsboeken. Op zaal hing nu het werk Les Murs uit 1945. 


Jean Dubuffet, Les Murs (1945)
Het is een van de vroege boeken van Dubuffet, die zijn leven lang gefascineerd werd door wat nu outsider-kunst wordt genoemd, kunst gemaakt door amateurs, waaronder kinderen en psychiatrische patiënten. Dubuffet zocht in de kunst naar een ontsnapping uit de vaststaande cultuur door middel van spontaniteit en intensiteit. Het rauwe gebaar, de onverwachte geste.

Ook in de Collectie Koopman van de KB zijn werken van Dubuffet opgenomen, zoals het kleurrijke Cerceaux 'sorcellent uit 1967.


Max Loreau, Jean Dubuffet, Cerceaux 'sorcellent  (1967)
Hierin zijn de in zeefdruk vervaardigde illustraties een soort 'doodles' bij de gedichten van Max Loreau, die in een vette grote letter zijn gezet om bij de in zwart omlijnde vlakken van Dubuffet te passen. 

De KB bezit ook een exemplaar van Oreilles gardées van Dubuffet, met teksten door P.A. Benoit uit 1962. Hierin is de typografie veel experimenteler, met letters die los van hun woorden raken en woorden die over de pagina's dansen.



P.A. Benoit, Jean Dubuffet, Oreilles gardées (1962)
Het museum herbergt nog veel meer werken die me even deden denken aan de collectie in Den Haag, soms omdat ze ontbreken in de collectie, zoals een van de geïllustreerde opstellen van Le Corbusier, Le Poème de l'Angle Droit uit 1955. Daarin beweerde de architect dat het ontwerpen van een gebouw ook het scheppen van een levend wezen inhield, 'une créature'. Dat was wel iets anders dan zijn eerdere uitspraken waarbij hij het gebouw zag als een machine waarin mensen konden leven...


Le Corbusier, Le Poème de l’Angle Droit (1955)

vrijdag 12 oktober 2018

221. Een late Albert Verwey

Het gedicht 'Honestum Petimus Usque' schreef Albert Verwey in zijn laatste volledige levensjaar, 1936. In maart 1937 overleed hij, in juni verscheen het gedicht in een speciale lustrumaflevering van de Kroniek van hedendaagsche kunst en kultuur. Verwey schreef het gedicht op verzoek van het Amsterdamsche Studenten Corps voor het lustrum en het werd getoonzet door componist Henk Badings. De eerste uitvoering van de cantate vond plaats op 28 juni 1937.


Albert Verwey, 'Honestum Petimus Usque'
(Kroniek van hedendaagsche kunst en kultuur, juni 1937, p. 228-229)
De tekst van de cantate werd ook afgedrukt over twee pagina's in het programmaboekje. Dat staat keurig vermeld in de bibliografie van het Literatuurmuseum. Onlangs ontving de KB een apart vouwblad, met een deel van het gedicht - vijf strofen van vier regels - met erboven een driehoekige illustratie van een stad in puin. Onderaan het wapen 'Ardeat Vita' van de studentenvereniging. Deze uitgave is nergens vermeld.

Albert Verweij, Honestum Petimus Usque
De titel van het gedicht was het motto van de studentenvereniging (het betekent 'Onafgebroken zoeken wij het eervolle'). Omdat onder deze uitgave het wapen van de vereniging is afgedrukt moeten we aannemen dat dit een uitgave voor intern gebruik is geweest. Opvallend is dat hier de naam van Verwey niet met 'y', maar met 'ij' wordt geschreven.



Albert Verweij, Honestum Petimus Usque
De oplage is onbekend. Er is één exemplaar gevonden in het archief van de studentenvereniging. Het bevindt zich in het Stadsarchief Amsterdam. Dat is afgedrukt op een groter vel papier, maar verder identiek, en heeft ook hetzelfde watermerk.

Watermerk in Albert Verweij, Honestum Petimus Usque
Wanneer dit gedicht is uitgegeven is niet bekend, maar het zal uit dezelfde tijd stammen als de opvoering van de cantate en misschien aan een diner zijn uitgedeeld. De illustratie bovenaan zou dan kunnen verwijzen naar het recente bombardement van Guernica op 26 april 1937. Verwey maakte dit niet meer mee; de studenten hadden het nieuws daarover recent vernomen en konden de tekst er allicht mee in verband brengen.

woensdag 3 oktober 2018

220. Een Ballet uit 1884

In 1884 werd in het Paleis voor Volksvlijt een aantal keren een ballet opgevoerd met als titel: Sadi of Beloonde Zelfopoffering. Advertenties daarvoor geven aan dat het om een 'volksvoorstelling' ging.


Sadi of Beloonde zelfopoffering (1884)

Bij dit ballet verscheen een tekstboekje en dat was - als we de krant moeten geloven - hoogst noodzakelijk want de verhaallijn was die van een ouderwets melodrama, met verschillende taferelen. Het Nieuws van de Dag schreef letterlijk:

Zij allen waren in hun dijkwijls zeer moeielijk gebarenspel hoogst verdienstelijk. Aan dit ballet is bijzondere zorg besteed.

Het was dus iets tussen een mime- en dansvoorstelling in. Die handelingen zullen inderdaad wel ingewikkeld zijn geweest en de negen taferelen speelden zich af in de haven van Constantinopel, in het huis van Sadi, een zaal is het paleis van de sultan, de kade, een legerkamp, opnieuw het paleis van de sultan, ditmaaal gevolgd door een gevangenis en een tuin om te eindigen in een 'rotsachtig oord met waterval'.

In zestien pagina's tekst werd de handeling uit de doeken gedaan - en van al die woorden werd er dus op het toneel geen enkele uitgesproken... Dat werden honderden gebaren en sprongen voor de elf hoofdrolspelers en daaromheen dwarrelden nog rond:

Gondeliers, Volk, Soldaten, Matrozen, Turksche Mannen en Vrouwen, Bedelaars, Slaven, Negers, Bayadères, Odalisken, Visiers, Rijksgrooten, Amazones, Zigeuners enz.


J.D.G. Grootveld (door Johan Braaksensiek, 1900)
Collectie Rijksmuseum
De krant was vol lof over de decoraties, de geschilderde achterdoeken, gemaakt door J.D.G. Grootveld (1821-1890) en diens leerling Jan Maandag (1850-1932):

Als eene rechtmatige hulde werden de beide vervaardigers herhaalde malen warm toegejuicht en mochten zij op het tooneel hunnen dank daarvoor betuigen.

Afbeeldingen van de decors zijn kennelijk niet bewaard gebleven, op één na, waarvan een impressie is afgedrukt in het tekstboekje. 

Die ene afbeelding is van de laatste scene, de waterval met brug waarop Sadi en zijn rivaal een gevecht op leven en dood voeren.


Litho uit Sadi of Beloonde zelfopoffering (1884)
Het is niet helemaal duidelijk of dit plaatje gebaseerd is op het achterdoek van die scene, want er zijn ook twee dansers afgebeeld - dat was in de schouwburg natuurlijk anders. De titel 'De wilde Amazone' slaat op de jaloerse zigeunerin die wraak wil nemen op de aanstaande vrouw van Sadi, de dochter van de sultan. Onderaan staat 'Laatste Tafereel'.

Het ballet zelf werd voorzien van muziek door Joh. M. Coenen (1824-1899) en 'gearrangeerd en gemonteerd' door de balletmeester, Eduard Witt (1834-1894). Allemaal namen die destijds veel bekendheid genoten.

Het boekje werd gedrukt bij de drukkerij in De Brakke Grond in Amsterdam; er staan  advertenties in voor figuur-zaagmachines, sigaren, toneelkijkers, een stomerij en een krant.


Sadi of Beloonde zelfopoffering (1884)
Het vooromslag is iets te tropisch voor een Turks tafereel. We zien een omranding met een veranda die uitkijkt over het water. Het was destijds niet de gewoonte om omslagillustraties aan te passen aan het onderwerp. Het kon van alles zijn dat de aandacht trok.


Sadi of Beloonde zelfopoffering (1884)
In de linkerrand en ook onderaan zijn kleine vierkante versieringen opgenomen met watervogels, een kip en een kat. Ook linksboven zijn die herhaald. Rechtsboven een al evenmin toepasselijke decoratie van een spinnenweb dat kennelijk in de hoek van de veranda, tegen het dak aan moet worden gedacht. Zulke hoekversieringen zijn normaler dan wij zouden denken. In een letterproef van de Duitse drukkerij Wilhelm Gronau is een soortgelijk hoekstuk afgebeeld. Maar je kon er ook een hondje neerzetten...


Muster-Sammlung von Wilhelm Gronau's Buchdruckerei und Schreiftgiesserei (1891)