zondag 24 februari 2019

236. De diamantair als drukker? Of: Hoe Johan J. Smit boekjes maakte

Een recente aanwinst van de KB is een wat raadselachtig boekje: Scheppingsverhaal, geschreven door Johan J. Smit, met een reproductie van een houtsnede door Edward Burne Jones. Het boekje is niet gedateerd, maar werd gemaakt in de 'werkplaatsen' van A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij in Leiden en het papier ('Kloostertekst') werd geleverd door C.G.A. Corvey te Amsterdam. Sijthoff en Corvey zijn bekende namen, maar wie was die Johan J. Smit en wanneer is het boekje uitgegeven?

Johan J. Smit, Scheppingsverhaal
Mensen die Smit heten en dan ook nog Johan! Niet makkelijk zoeken dus. Maar toch is er wel wat te vinden door verschillende bronnen te combineren: de gegevens van de antiquaar, het Biografisch Portaal van Nederland, de zoekdienst Delpher en Amerikaanse krantendatabases. Online genealogische databases zorgen daarbij voor veel verwarring over de geboortedatum.

Johan J. Smit was een telg uit een geslacht van diamantairs die gevestigd waren in Amsterdam. Zijn vader Jan Kors Smit richtte het kantoor op in 1888 en na diens overlijden in 1928 stonden verschillende zonen aan de leiding van kantoren in Amsterdam, New York en Londen. In 1938 verscheen een portret van Johan J. Smit in Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden. Dezelfde foto staat ook afgebeeld in een boek over het bedrijf dat in 1938 verscheen ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de firma Smit.

Johan J. Smit (1938)
Smit werkte eerst een tijdje in Transvaal en vocht in de Boerenoorlog, kwam in 1903 terug naar Nederland om te werken in het hoofdkantoor aan de Sarphatistraat, nummer 66. In 1902 trouwde hij met Aleida Lucie Dijkman (archiefkaart in Stadsarchief Amsterdam).

Hoofdkantoor J.K. Smit en Zonen, Sarphatistraat 66, Amsterdam
Smit was behalve zakenman ook filantroop die als penningmeester diende van (bijvoorbeeld) de 'Alg. Nederl. Vereen. ten dienste van jeugdige werkloozen', ook was hij bestuurslid van de Kinderbescherming en voorzitter van Stichting De Kindervrienden. Na de Tweede Wereldoorlog, die hij in Amsterdam doorbracht, woonde hij vanaf 1947 enkele jaren in Londen voordat hij zich bij New York vestigde in Little Silver, New Jersey. In 1955 keerde hij voor het eerst voor een bezoek terug in Amsterdam (Trouw publiceerde een interview met hem op 16 april 1955). Zijn leven draaide nu, zei hij, om 'vriendelijkheid'.

Johan J. Smit werd geboren op 25 april 1876 en overleed in Amerika op 13 april 1965.

The Daily Register, 22 october 1965
Zijn huis aan het water van de Hudson werd na zijn dood als museum geschonken aan de Amerikaanse tak van de Kindervrienden: de stichting Youth Friends Association, 'dedicated to the promotion of peace, culture, art and education'. Maar daarvan kwam kennelijk weinig terecht want onder een foto van het huis in The Daily Register van een paar maanden later wordt vermeld dat het huis inmiddels was verkocht aan het echtpaar Guerry.

Algemeen Handelsblad, 23 april 1965
De oorlogsjaren in Amsterdam leverden nog een spannend boek op over diamanten die van Amsterdam naar Londen werden gesmokkeld (al hoewel recensenten twijfelden aan het hele verhaal), maar ook een uitgaafje dat sterk doet denken aan het Scheppingsverhaal van Smit, namelijk zijn sprookje De roos, de doornen en de menschen. Daarvan weten we wel wanneer het verschenen is: in 1941.

Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
Er zijn verschillende overeenkomsten tussen beide uitgaven en dat begint al bij het formaat en de bindwijze, die identiek zijn.

Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
en Scheppingsverhaal
Ook hebben beide uitgaafjes een opdracht, waarvan die in Scheppingsverhaal eenvoudig is: 'aan de nagedachtenis mijner Moeder'. Dat betrof Helena Justina Antoinetta Smit-Quintus. Zij was al overleden in 1925. De tweede opdracht is  uitgebreider en raadselachtig: 'Opgedragen aan allen die, elk op hun wijze, medewerken om de idealen neergelegd in de N.V. Drukkerij en Uitgeverij J.K. Smit en Zonen te helpen verwezenlijken'. 

J.K. Smit & Zonen was immers de naam van de diamanthandel. Was er ook een drukkerij/uitgeverij of was dit een dekmantel voor een illegale uitgave in 1941? Ja, die was er en viel onder  C. Muller N.V. (zo staat het althans in het jubileumboek uit 1938). De drukkerij werd later overgenomen door Aeroprint in Ouderkerk aan de Amstel. De overeenkomst in de namen is natuurlijk toeval, al zal de diamantair bij het zoeken naar een drukker misschien daarom bij zijn naamgenoot zijn uitgekomen. Of was het familie? Die zoektocht was mij even een brug te ver nu.

Hoe dan ook, de opdracht suggereert een soort ondergrondse idealen en daarom is het niet vreemd om aan te nemen dat ook Scheppingsverhaal in de oorlog is gedrukt. Geen van beide uitgaven wordt overigens genoemd in de bibliografie van De Jong over illegale en clandestiene drukken (Het vrije boek in onvrije tijd).



Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
Ook typografisch zijn er overeenkomsten tussen beide boekje van Johan J. Smit. In beide teksten worden zinnen en paragrafen op nadrukkelijke wijze van elkaar onderscheiden.



De roos, de doornen en de menschen (boven)
en Scheppingsverhaal (onder)
In De roos, de doornen en de menschen worden de paragrafen van elkaar gescheiden door een zwarte ruit en loopt de tekst aaneengesloten door, zonder inspringingen of witregels. 

In het Scheppingsverhaal beginnen paragrafen wel op een nieuwe regel, maar worden zinnen binnen een paragraaf aangegeven door de eerste letter in rood te drukken. Dat is ook gebeurd met de namen, zoals 'Adam'. Hoofdletters konden niet worden gebruikt voor dit doel, omdat dit lettertype alleen onderkast kent. Het is de door S.H. de Roos ontworpen letter Libra.

Dat het in beide gevallen om moralistische vertellingen gaat blijkt er ook uit dat in Scheppingsverhaal bepaalde woorden helemaal in rood zijn gedrukt: 'liefde', 'geloof', 'beschroomdheid', 'bescheidenheid', 'glimlach' (alles op pagina 7) en ook een hele zinsnede: 'zegepraal van het goede' (pagina 9), waarna 'om op te bouwen' (pagina 10) uiteindelijk leidt tot deze woorden in rood: 'de vrouw' en 'moeder' (pagina 11). Het is duidelijk, de schepping gaat voor Smit van 'nevelvlek' naar 'beginnend leven', naar 'visschen' en 'vogels' en dan door naar 'Adam' en het 'teeder wezen' Eva en van haar naar de moeder van Smit lijkt dan een kleine stap. Op pagina 8 leest men nog een eigenaardige opsomming van beproevingen die aan Adam zijn opgelegd, van 'ziekte' en 'wederzijdsche karakteraanpassingen' van beide partners tot 'rasverschillen' en 'tusschen verschillende uwer nakomelingen hoogoplaaiende, onderlinge twisten, die den aard van zelfvernietiging kunnen aannemen'.

Dat moet wel in de oorlog uit zijn pen zijn gevloeid.


Illustraties in Scheppingsverhaal (boven)
en De roos, de doornen en de menschen (onder)
In het jubileumboek werd de kunstenaar A. Hahn Jr de 'artist of the firm' genoemd. Hij verzorgde de uitgave en de illustraties ervan. Zijn illustraties werden ook gebruikt voor de oorlogsuitgave over de roos, maar niet voor het Scheppingsverhaal, waarvoor een houtsnede van Burne Jones voor de Kelmscott Press werd gereproduceerd. Die was afkomstig uit A Dream of John Ball (1892). De illustratie was vrij bekend en het is dus niet noodzakelijk of zeker dat Smit zelf een exemplaar van die uitgave bezat. Maar dat hij een eigenaardige opvatting over vormgeving van boeken had kan waarschijnlijk wel geconcludeerd worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten