dinsdag 5 februari 2019

228. Codex 2019 (1)

In Berkeley begon vandaag het Codex symposium - in de ochtend. 's Middags, in Richmond, begon de bijbehorende book fair aan de tweede dag. Zie de pagina over Codex 2019.


Codex programmaboekje 2019
Er waren verschillende keynotes en introducties die de dag openden, zoals David Patons verhaal over de collectie van Jack Ginsburg; ik zal daarop nu niet dieper ingaan, want ik schreef over de Ginsburg collectie in 2017 tijdens het congres Booknesses dat Paton toen organiseerde in Johannesburg (zie blog 142 en volgende: Kunstenaarsboeken en Johannesburg, april 2017). Nieuws is dat eind maart de collectie voor het publiek toegankelijk wordt in het Wits Art Museum. David toonde foto's van de inrichting.

De ochtend begon met een hilarisch verhaal van drie Deense kunstenaars, die een tijdschrift oprichtten in 1981, Pist Protta. Zij waren kunstenaars, maar niet in de hoofdstad, en ze waren zich er bewust van dat daarom verder niemand hen als kunstenaars zag. Een tijdschrift kon daarin verandering brengen. Bovendien, bij een tijdschrift hoeft niet steeds alles goed te zijn, want de volgende keer kan het beter worden.


Pist Protta
Åse Eg Aps, Jesper Fabricius en Jesper Rasmussen bespraken om beurten aspecten van dit tijdschrift dat steeds van vorm, techniek en idee is blijven veranderen.


Pist Protta
Een van de nummers ging uit van de klassieke Deense schoolatlas, waarin het grootst afgebeelde land Denemarken was en de belangrijkste oceaan die Atlantische. Alle andere delen van de wereld komen er bekaaid van af. Het tijdschrift maakte een meer subjectieve versie van - of misschien wel objectiever dan de nationalistische en wat wereldvreemde atlas waarmee generaties kinderen opgroeiden. Atlassen zijn voor kunstenaars vaker een inspiratiebron, vanwege de classificaties van landschappen, de omissie van elementen, de tweedimensionale afbeelding van bijvoorbeeld gebergtes, de kleurige lijnen en symbolen.

Andere afleveringen bestonden geheel uit omslagen van tijdschriftnummers van Pist Protta, met inhoudsopgaven en al, maar zonder inhoud - 'actually, who cares about the contents', zei een van de presentatoren. Geen inhoud dus, wat het samenstellen van de nummers een stuk eenvoudiger en vrolijker maakte en waarbij belangrijke kunstenaars als medewerkers werden opgevoerd die dat niet wisten (en natuurlijk ook niet waren). Er schijnt nu een kunstenaars te zijn die zijn bijdrage aan dit nummer op zijn CV heeft gezet.

Bij het dertigjarig bestaan van het tijdschrift vonden de uitgevers dat het beter was een nummer te maken over het vijftigjarig bestaan waarin allerlei nummers worden beschreven die de komende twintig jaar eigenlijk zouden moeten verschijnen, maar dat zal wel niet gebeuren, want de vrijheid die deze kunstenaars omarmen zou daardoor te beperkt worden.

Het was een ideale opening voor Codex op de vroege ochtend, geestig en losjes.

De tweede presentatie ging over de Sami-cultuur en een boek over Sami-dichter Nils Aslak
Valkeapää, zie daarvoor de website van de kunstenaars Tatjana Bergelt. De laatste spreker, Thomas Millroth gaf een overzicht van Deense boekkunst uit heden en verleden en zag, wat mij betreft, sommige Deense kunstenaars teveel als voorlopers van een latere generatie makers van visuele poëzie in plaats van als volgelingen van wat al eerder in Europa was gebeurd. Klankgedichten van kort na de Tweede Wereldoorlog verbond hij bijvoorbeeld niet aan die van I.K. Bonset in De Stijl en die enkele decennia eerder waren verschenen. Een kwestie van perspectief (en oogkleppen) en daar gaat het bij Codex om: het verbreden van het perspectief.


's Middags zag ik alvast enkele boeken die zowel traditioneel als actueel waren, zowel gegrond in oudere literatuur als in vernieuwende standpunten. Een voorbeeld is het witboek, bijna altijd een vorm van protest, waarbij alle pagina's van een boek wit blijven om aan te geven dat iets niet gebeurt of er lacunes zijn. Dit jaar kwam de Ierse drukker Jamie Murphy van de Salvage Press.

Jamie Murphy
Hij toonde een van de dikste boeken op de beurs. Het heet One Thousand Seven Hundred And Fifty Three, want dat is het aantal dakloze gezinnen in Ierland op dit moment. De pagina's zijn er evenveel en er staan niets op omdat we er niets van weten, behalve hun aantal.


One Thousand Seven Hundred And Fifty Three (The Salvage Press)
Murphy vond het voor een land als Ierland een onbegrijpelijke schande, vandaar dit monsterboek, een protest tegen het vermijden van de noodzaak om iets hun toestand te veranderen.

Een tweede opmerkelijk boek werd gemaakt door Victoria Bean, die vanochtend aan het ontbijt dacht te zitten (dat klopte) in een eatery, maar die ik niet stoorde omdat zij misschien aan een nieuw gedicht werkte (nee) of aan de speech die zij morgen op het congres moet houden (dat was het inderdaad).



Victoria Bean, Tess
Haar werk is gebaseerd op Thomas Hardys roman Tess, wier wederwaardigheden niet in de woorden van Hardy worden weergegeven, maar in de stoffen van de kleding die zij droeg in de roman, afhankelijk van haar lot. De prachtige stof van de jurk die zij in het eerste hoofdstuk draagt, de eenvoudige boerenstoffen aan het begin (katoen), de crinoline, de zijde en andere dure stoffen die zij daarna krijgt, tot aan het zwarte doodskleed bij haar ophanging aan het slot. Een tastbaar gemaakte reeks pagina's, evenveel als in de pocketeditie die Veronica las. Stoffen die ze in Soho in Londen kon kopen. Morgen zal ze er meer over vertellen, maar dan heeft u deze foto's al gezien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten