vrijdag 10 mei 2019

243. Nog twee KB-boeken met herkomst: William Morris's Kelmscott House

Vijf jaar geleden schreef ik over twee boeken uit de collectie van de KB met een bijzondere herkomst: de bibliotheek van Kelmscott House, dat wil zeggen, het  buitenhuis van William Morris, de invloedrijke negentiende-eeuwse Arts-and-Craftskunstenaar (en -zakenman). Dat ging om een handschrift en een oude druk. Dankzij recent provenance-onderzoek in de KB - te volgen via Material Evidence in Incunabula (MEI) - zijn nog twee werken uit zijn privéverzameling in de KB opgedoken. Net als de andere twee tonen ze een mooie lange herkomstgeschiedenis.


Label voor de collectie van William Morris
(in Liber moralium super threnis Ieremiae, 1482)


Incunabel uit Oxford, 1482

De ene uitgave is beschreven in MEI. Het gaat om een in Oxford door Theodoricus Rood gedrukte tekst van John Lathbury, een Engelse theoloog en Franciscaner monnik die voor het midden van de veertiende eeuw in Oxford studeerde. Het boek, Liber moralium super threnis Ieremiae, behelst een commentaar op de klaagliederen van Jeremia. 

Behalve vroege commentaren in handschrift bevat het boek sporen van latere eigenaren. De oudste daarvan hangt samen met de blauw leren boekband met voorop een kroon met leeuwenkop en achterop de initialen JS. Die letters staan voor de Schotse aristocraat en ambtenaar James Stuart (1775-1849). 


Boekband gemaakt voor James Stuart
(Liber moralium super threnis Ieremiae, 1482)
De volgende eigenaar bracht een ex-libris aan op de keerzijde van het voorplat, de eerste in een reeks van vier. Deze was van Thomas Bateman (1821-1861), een Engelse particuliere archeoloog, die de bibliotheek van zijn vader erfde en die op grote schaal uitbreidde. Hij woonde op Middleton Hall (Derbyshire). Na zijn dood ging de collectie over in handen van zijn zoon Thomas William Bateman (1852-1895), die alles in 1893 bij Sotheby's liet veilen.

Binnenzijde voorplat
(Liber moralium super threnis Ieremiae, 1482
)
Dat is waarschijnlijk het moment geweest waarop de volgende eigenaar van zich kon laten spreken, wellicht via tussenkomst van antiquaar Quaritch. Die eigenaar was William Morris. Hij bracht niet zelf een ex-libris aan - een label met de Kelmscott House-herkomst werd na zijn dood in de boeken geplakt: 'From the Library of William Morris Kelmscott House Hammersmith'. Hij overleed in 1896.

Ex-libris van Richard Bennett
(Liber moralium super threnis Ieremiae, 1482
)
De volgende eigenaar was een verzamelaar uit Manchester, namelijk de industrieel Richard Bennett (1849-1930). Hij kocht in 1897 bijna de hele bibliotheek van Morris aan en verkocht daaruit wat hij niet zelf wilde houden; dat gebeurde bij Sotheby's, weer een jaar later. De veilingcatalogus noemt dit boek niet - het werd in 1898 namelijk niet geselecteerd voor de verkoop, maar door Bennett in zijn eigen bibliotheek geplaatst. Uiteindelijk is het direct vanuit zijn bibliotheek terecht gekomen op de schappen van de New Yorkse verzamelaar John Pierpont Morgan.

Ex-libris van The Pierpont Morgan Library
(Liber moralium super threnis Ieremiae, 1482
)
Pierpont Morgan kocht Bennetts collectie in 1902 in één koop. Bennett verkocht niet al zijn bezittingen, integendeel: hij behield zijn porseleinverzameling tot 1911; daar was hij kennelijk meer aan gehecht.

Pierpont Morgan zorgde ervoor dat na zijn dood zijn eigen huis inclusief de bibliotheek een bestemming als museum kreeg; het droeg de naam The Pierpont Morgan Library. Die instelling plakte er een label in, tussen de andere ex-libris. Maar het boek zou niet eeuwig in New York blijven; een nieuwe verhuizing zat er aan te komen.

Voorin is een etiket aangebracht waarop staat dat het boek 'Released' is 'by Order of the Trustees of The Pierpont Morgan Library March 1981'. Musea en bibliotheken in Amerika leveren soms aan veilinghuizen, of doen op andere manieren boeken van de hand. 

De KB verwierf het boek uit deze befaamde collectie.

Hier zien we een rij van opeenvolgende eigenaren die vrij standaard is: van de ene naar de andere privéverzamelaar, soms met tussenkomst van een veilinghouder, dan weer door directe aankoop; en vervolgens een tocht langs instituten: van New York tot Den Haag. 


Vroege druk met ex-librissen op een handschriftfragment


Ook uit de collectie van William Morris is een uitgave in klein formaat van Minorica elucidativa (circa 1502), dat wil zeggen, dit is het eerste werk in een verzamelbandje dat in de vroege zestiende eeuw is vervaardigd uit varkensleer. 


Boekband, ca. 1510-5120 voor convoluut,
beginnend met Minorica elucidativa (circa 1502)
Vanwege het jaartal (ná 1500) is het niet opgenomen in MEI, maar wel in de KB-catalogus. Het bandje bevat nog drie uitgaven, waaronder twee Nederlandse drukken, een uit Deventer (Preclarissimum opus Antiminorica vocatu... uit 1508) en een uit Delft (Defensorium et declaratio priuilegiorū fratrum mendicātium).  




Ex-librissen in convoluut,
beginnend met Minorica elucidativa (circa 1502)
Van dit boek is de eerst bekende eigenaar William Morris. Via de collectie van Bennett kwam het op maandag 5 december 1898 op de veiling van Sotheby, Wilkinson & Hodge. Het staat in de Catalogue of a Portion of the Valuable Collection of Manuscripts, Early Printed Books, &c. of the Late William Morris, of Kelmscott House, Hammersmith onder nummer 16. 

Daarna is het in een Nederlandse verzameling beland. Het tweede ex-libris vermeldt de initialen UP en die staan voor de papierhandelaar en bibliofiel Ulco Proost (1885-1966). Zijn collectie werd in 1967 bij Beijers in Utrecht geveild. 


Drukkersmerk in Defensorium et declaratio priuilegiorū fratrum mendicātium  (1508)
(in convoluut beginnend met Minorica elucidativa, circa 1502)
De KB kocht het echter enkele jaren later, in 1970, uit een catalogus van L. Rosenthal's Antiquariaat  in Hilversum. Het jaarverslag vermeldt nog een interessante toevoeging aan de herkomstgeschiedenis. Het blijkt dat dit convoluut namelijk in 1939 werd gekocht bij de Londense antiquaar Goldschmidt en wel uit diens catalogus 32 (daarin nummer 31). Die aankoop werd gedaan door een Nederlandse antiquaar, namelijk M. Nijhoff en die deed dat met een heel speciaal doel: zo kon bibliograaf mej. M.E. Kronenberg de twee Nederlandse drukjes beschrijven en opnemen in haar bibliografie van vroege Nederlandse drukken. Later is het geheel aangekocht door Ulco Proost.

Proost liet zijn ex-libris ontwerpen door Jacob Nuiver (1892-1953): zijn initialen J en N zijn leesbaar. De tekst is verder weinig inventief: rondom een afbeelding van een opengeslagen boek staan vier keer de woorden 'Ex Libris', maar wel in vier verschillende (getekende) lettertypen: middeleeuws handschrift, civilité, gotisch en romein (zie daarover Nynke Leistra, 'Binding met de band'). Die vier lettertypen kunnen staan voor de uiteenlopende handschriften, oude en nieuwe boeken die Proost in zijn collectie bijeenbracht. 


Maculatuur in convoluut,
beginnend met Minorica elucidativa (circa 1502)
De twee ex-librissen in deze uitgave zijn aangebracht aan de binnenzijde van het voorplat. Tekenend voor de tijd is dat ze zijn geplakt op iets dat wij tegenwoordig met meer respect zouden behandelen, namelijk een fragment van een oud handschrift dat als dekblad is gebruikt. Het is recent herkend als een stukje (maculatuur) uit De bello civili van Marcus Annaeus Lucanus.

Al met al bezit de KB - voor zover nu bekend - vier werken uit de bibliotheek van William Morris en ze hebben allemaal een individuele route genomen om hier terecht te komen. Via instituten in Londen en New York, via antiquaren in Londen, Hilversum, Den Haag en Amsterdam. Via verzamelaars in Europa en Amerika. Soms als gevolg van verkoop na het overlijden van een verzamelaar, soms doordat het uit een institutionele verzameling is verwijderd. Er zijn vele wegen naar de KB.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten