maandag 20 februari 2023

335. Fictieve bezoekers van de KB (3)

In 1911 verscheen bij uitgeverij Veen een roman van Max van Ravestein. Dit was een mannelijk pseudoniem van een vrouwelijke schrijver, namelijk Nicolina M.C. (Marie) Sloot (1853-1927) die ook publiceerde onder de naam Mathilde en bovendien de naam Melati van Java gebruikte. Van Ravestein publiceerde vijf boeken (tussen 1908 en 1922), Mathilde twaalf boeken (van 1872 tot 1920), maar Melati's naam verscheen in achtenvijftig boeken (tussen 1874 en 1922). De boeken onder die laatste naam waren het meest populair en werden tijdens haar leven vaak herdrukt. Een biografische studie door Vilan van de Loo verscheen in 2016: Melati van Java (1853-1927). Dochter van Indië.

Max van Ravestein, Aan d'overkant (1911)
[Herbonden exemplaar, KB, Den Haag]

Sloot werd geboren in Semarang in een Nederlands, katholiek gezin. Haar grootmoeder was een Indonesische. Vanaf 1871 woonde de familie eerst tijdelijk in Den Haag, daarna enige jaren in Roermond en vanaf 1881 in Amsterdam. Vanaf 1883 woonde Marie Sloot er samen met haar nichtje Lina Schefler, die zij in brieven soms aanduidde als 'mijn vrouw'. 

Zij schreef 'romantische romans', zoals een van haar uitgevers ze noemde. In sommige daarvan komen lezers en bibliotheken voor en dat is maar één keer de Koninklijke Bibliotheek. Die komt zijdelings aan de orde in de roman die zij in 1911 publiceerde onder de naam Max van Ravestein: Aan d’overkant.

Een van de personages is Mita Elspeet die getrouwd is met een dorpspredikant, dominee Wegers. Ze wonen in een welvarend dorp in Overijssel, het denkbeeldige Varenberg. Hij gunt haar op een bepaald moment een middagje met haar zussen in Scheveningen - haar zus Louise woont met haar Alfred in Den Haag:

Max van Ravestein, Aan d'overkant (1911), p. 291

En dan kom ik je afhalen - zoo moedigde hij zijn vrouw aan - ik moet toch naar de Koninklijke Bibliotheek een paar oude handschriften raadplegen. (Aan d’overkant. Amsterdam, L.J. Veen, 1911, p. 291).

Een ander personage is Mia die als kind een kleine privéverzameling bezat - opvallend genoeg met een katholiek boek: Navolging van Christus. Ze treedt later in een klooster. Het drama in de roman is dan ook gebaseerd op geloof: de domineezoon Bruno bekeert zich tijdens zijn studie voor predikant tot het katholicisme. Het boek is omschreven als: een '"fel-kritische" roman, over de verschillen tussen man en vrouw, de Nederlandse en Indische maatschappij, over zelfmoord en de eventuele schuld daaraan, over de strijd tussen katholieken en protestanten' (lees hierover de blog Kalfjes van Wilm Kalb).

Max van Ravestein, Aan d'overkant (1916)


De vraag welke handschriften de predikant wilde raadplegen in de KB speelt geen enkele rol in het boek - een antwoord komt er dus niet. De KB als excuus voor een bezoek aan Den Haag lijkt dan ook een kunstmatige greep.

In sommige andere romans van deze auteur komen ook bibliotheken voor, onder andere in landhuizen met Engelse tuinen (Dorenzathe) of in een kasteel (Ontmaskerd). Het zijn soms plekken om in alle rust brieven te schrijven of te lezen (Hermelijn en De freule) of de bibliotheek is juist een plek waar je niet wilt zijn (Vriendinnen). 

De bibliotheek kan ook gezien worden als een oord dat niets bijdraagt aan de opvoeding van meisjes (Miss Campbell en andere verhalen). Aan de andere kant, kunnen 'Leesmuseum en Universiteits-bibliotheek' juist een plek zijn waar je enkele uren per dag wilt doorbrengen, als je een man bent (Herfstdraden), of waar je tegen je melancholie kunt vechten (La Renzoni). Verder passeert in Sloots oeuvre nog een te bezichtigen kloosterbibliotheek de revue (Bij ons).

De KB viert haar 225-jarig bestaan.


vrijdag 10 februari 2023

334. Fictieve bezoekers van de KB (2)

Jeanne Reyneke van Stuwe (1874-1951) is beter bekend als Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe - in 1900 huwde zij de voorheen decadente dichter Willem Kloos. Zij had toen al twee romans op haar naam staan, de tweede heette Hartstocht en verscheen in 1899.

Jeanne Reyneke van Stuwe, Hartstocht (1899)

Ze woonde in Den Haag en was er geregistreerd als 'letterkundige'. Veel van haar romans spelen zich in de societykringen van die stad af. 

Jeanne Reyneke van Stuwe, Hartstocht
(derde druk, 1913)

Hoofdfiguur van Hartstocht is de rijke Hagenaar en jurist Felix van Weert van Oldenhagen, een Don Juan die uiteindelijk krankzinnig sterft. 

Zijn vriend Jacques - met wie hij lid is van een amateurtoneelgezelschap - gaat op een gegeven moment een regelmatiger en kalmer leven leiden. Je zou het een bekering kunnen noemen. Uit liefde voor zijn vriendin wil Jacques een boek schrijven.

Jacques, lezen we dan,

die met koortsachtigen ijver werkte, om in den kortst mogelijken tijd zijn boek af te hebben. Den middag bracht hij meest door op de Koninklijke Bibliotheek, maar anders ging hij bijna niet uit.
(Jeanne Reyneke van Stuwe, Hartstocht. ’s Gravenhage, Veenstra, 1899, p. 246.) 

Hier zien we, als het ware, ijver en geestelijke hartstocht gelijkgesteld worden aan een studieus leven, oftewel een verblijf in de Koninklijke Bibliotheek, terwijl de lichamelijke hartstocht geschetst wordt als ontrouw, bandeloosheid, waardoor de hoofdfiguur zich uiteindelijk in het verderf zal storten.

De keuze lijkt niet moeilijk tussen hartstocht en bibliotheekpas.


Jeanne Reyneke van Stuwe, Hartstocht
(tweede druk, c. 1900?)
[origineel in kleur]


Lees hier de complete roman op DBNL

De KB viert haar 225-jarig bestaan.