vrijdag 31 mei 2024

366. De kunst van het indikken

In de New Yorker die gisteren arriveerde (May 27, 2024) staat een artikel over een app die je tekst en audio aanbiedt van boeken, maar dan in ingekorte vorm. De titel is natuurlijk "Abridged too Far", het is geschreven door Anthony Lane. Die app is Blinkist, een Berlijns bedrijf maakt het sinds 2013 toen voornamelijk zelfhulpboeken werden gekozen voor deze bewerking, zodat je, wachtend op je vliegtuig, kon lezen of horen wat de zeven punten zijn waarmee je je fabriek, start-up of ingeslapen winkel weer naar de top voert. De bedoeling, volgens de makers, is om elke dag iets nieuws te leren en om 'key ideas' in 15 minuten te begrijpen.

Webpagina 'Blinkist' (31 mei 2024)

Intussen worden ook thrillers, romans en klassieke literatuur aangeboden als samenvatting, deels gemaakt door mensen, deels door computers. Daarbij vallen de auteur van het stuk een paar dingen op, waarvan de interessantste wel is dat de samenvattingen soms woorden bevatten die in het origineel helemaal niet voorkomen (en het zijn geen vertalingen, waarvoor dit natuurlijk vanzelfsprekend is). Zo wordt een karakter in een roman van Jan Austen 'romantisch' genoemd in positieve zin, terwijl dat woord maar één keer door Austen zelf wordt gebruikt en dan als negatief: een personage zegt van zichzelf dat zij juist niet romantisch is, als ze een verstandshuwelijk aangaat.

Dingen toevoegen terwijl je aan het samenvatten bent - het is een eigenaardige figuur. 

Anthony Lane stipt ook de geschiedenis van het inkorten van literatuur aan en daarmee belanden we al gauw in een ver verleden. Van bijna alle romans en toneelstukken verschenen wel bewerkingen die hele passages weglieten, avonturen veranderden of stukken herschreven om onwelgevallige aspecten te verdoezelen (seks, geweld) of om het verhaal passend te maken voor de eigen tijd (door bijvoorbeeld Shakespeare flink in the korten) of om de tekst toegankelijk te maken voor een ander publiek dan waarvoor het geschreven werd, zoals avonturenromans die in kinderboeken veranderden.

Website Reader's Digest (31 mei 2024)

En die praktijk is altijd doorgegaan, in de jaren vijftig en later bijvoorbeeld met het bekende Reader's Digest, dat ook in Nederland onder die titel verscheen, maar hier beter bekend is onder de titel Het beste. Het bestaat nog steeds.

Voor studenten zijn er nog de samenvattingen (en analyses) van romans, zodat je zelfs Oeroeg of Het bittere kruid niet helemaal van omslag tot omslag hoeft te lezen.

De fascinerende wereld van de samenvatting kent ook vele humoristische toepassingen. Lane noemt Monty Python's wedstrijd over Prousts A la recherche du temps perdu. In Nederland schiet dan natuurlijk meteen het gedichtje van Hendrik de Vries te binnen:

Gorter, Gorter!

Gorter, Gorter!
'k Heb uw Meizang willen lezen
Maar begon al gauw te vrezen
Dat het, voor mijn dood, niet uit zou wezen.
Korter! Korter! Korter!

donderdag 16 mei 2024

365. Vijftig Jaar Depot van Nederlandse Publicaties

Vandaag vierde de KB het vijftigjarige bestaan van het Depot van Nederlandse Publicaties dat ervoor heeft gezorgd dat de bibliotheek de afgelopen halve eeuw de meeste boeken van commerciële uitgevers direct bij verschijnen heeft ontvangen.

Foto: KB, Den Haag

Daarvóór was er geen vrijwillig depot, maar oorspronkelijk was er wel een vorm van verplicht depot. Dat had te maken met 'copyright' aan het einde van de achttiende eeuw. Dat bestond eigenlijk niet, maar een uitgever kon, door een exemplaar in te zenden, het auteursrecht van een uitgave claimen zodat anderen daarvan geen illegale uitgaven konden verkopen. 

Die boeken werden ingezonden aan de in 1798 opgericht Nationale Bibliotheek. In 1814 werd een andere wet aangenomen en moesten de boeken worden gestuurd aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en (later) het Ministerie van Justitie. Een daarvan werd later doorgestuurd aan de KB. Een waterdicht systeem was het niet. En de wet veranderde af en toe. In 1912 kwam er een echte copyrightwet en verdween de verplichte inzending. Ook vóór 1900 ontstond door de grilligheid van regeling en uitvoering een debat over het Depot.

Depotwensen aan het einde van de negentiende eeuw

Het jaarverslag van de KB over 1889 stelde al vast dat slechts een 'betrekkelijk kleine hoeveelheid' in Nederland gedrukte werken werd ingezonden: het merendeel werd juist niet ingediend. De KB was overigens in de eerste plaats een wetenschappelijke en daardoor meer internationale collectie.

Directeur Campbell koos, zoals latere beleidsmakers van de KB zouden blijven doen, voor het verkleinen van de aandachtsgebieden en hij concentreerde zich op taal- en letterkunde en de kunst. De bibliotheek werd sterker dan daarvoor een bibliotheek met een 'alfa'-instelling, waarbij die ook in zekere mate als depot van Nederlandse uitgaven ging fungeren. Nog in 1921 droeg de KB boeken op het gebied van geneeskunde, natuurwetenschappen en krijgskunde over aan andere bibliotheken. Deze terreinen golden voortaan als 'bijkomstige vakken', net zoals 'cosmographie, scheikunde, natuurlijke historie, landbouw, geneeskundige wetenschappen, technische bedrijven, sport en spelen en militaria' (jaarverslagen over 1921 en 1922).

De auteurswet van 28 juni 1881 hield in dat van elk gedrukt werk twee exemplaren moesten worden ingezonden aan het Department van Justitie. Eén van deze exemplaren werd in de KB geplaatst. Dat was niet met het oog op de lezers, maar voor de handhaving van het auteursrecht. Campbell vond eigenlijk dat het tweede exemplaar ook in de KB-collectie moest worden opgenomen, aangezien de meeste bezoekers hun werken thuis wilden raadplegen maar de exemplaren die van Justitie kwamen 'als eventueel bewijsstuk' moesten bewaard en dus 'nimmer worden uitgeleend', waardoor hij zich verplicht voelde een tweede exemplaar te kopen (KB jaarverslag over 1881).

Een zekere versterking van het gedroomde depot kwam doordat uitgeverij J.B. Wolters (Groningen) vanaf 1876 exemplaren van alle publicaties schonk en in 1882 voegden zich daar de uitgevers J.W. van Leeuwen (Leiden) en H.J. Otto (Amsterdam) bij. Campbell hoopte dat andere uitgevers zouden volgen. Onder directeur Byvanck gebeurde dat ook nog, al bleef het beperkt tot 'eenige uitgeversfirma’s' met als voornaamste nog steeds Wolters (jaarverslag over 1901). In 1909 stuurde ook E. Eckstein (Den Haag) zijn uitgaven in. Voor het jaar 1922 werden vier uitgevers en drukkers genoemd: J.B. Wolters, G.B. van Goor, J.J. van Krimpen en Corn. Immig.

De meeste uitgevers wilden toen al jaren niet meewerken. Al in 1895 verzocht de KB auteurs hun boek in te sturen dat in 'onze Bibliotheek ontbreekt' en reageerde het Nieuwsblad voor den Boekhandel verbolgen. Hoe durfde de KB zo’n ‘bedelbrief’ te verzenden? – in Duitsland was daar eerder door uitgevers korte metten mee gemaakt. Vijftien jaar later, in 1910, was de situatie onveranderd negatief. Gratis exemplaren van tijdschriften en seriewerken zou de KB niet moeten willen krijgen (Nieuwsblad voor den Boekhandel, 7 juni 1910).

Heldersche Courant, 16 april 1932

Intussen kreeg het Nederlandse publiek soms de indruk dat de KB al een volwaardig depot bezat. Het fabeltje werd bijvoorbeeld verteld en verbeeld in de Heldersche Courant op 16 april 1932: 'Van alle boeken, die ieder jaar in Nederland verschijnen, gaat minstens één exemplaar naar de Koninklijke Bibliotheek.'

Dit werd misschien gevoed door de wetenschap dat andere bibliotheken minder te bieden hadden op het terrein van Nederlandse romans en dichtkunst; ze waren elders 'schraal vertegenwoordigd' (Nieuwsblad voor den boekhandel, 4 december 1934).

De voorkeur voor het bijzondere

Pas tegen het einde van de jaren zestig durfde de KB opnieuw te dromen van een wettelijk depot van Nederlandse publicaties (jaarverslag over 1967). Tot die tijd bleef de KB-collectie een soort aanvulling vormen op die van universiteitsbibliotheken en werden, vooral na de Tweede Wereldoorlog, drie categorieën aangekocht: (1) onderwerpen die elders niet verzameld werden zoals ballet, kostuumkunde en dierpsychologie; (2) internationale wetenschappelijke publicaties in west-europese talen; (3) collecties over een bepaald thema of genre, zoals liedboeken, Jeanne d’Arc en alba amicorum.

Foto: KB, Den Haag

Bibliothecaris Brummel noemde dit de ‘voorkeur voor het bijzondere'. Deze had de bibliotheek in de negentiende eeuw geschaad. Veel bibliotheken ontwikkelden zich destijds in een andere richting: 'van een traditioneel sterke museale kijk, vooral gericht op het bijzondere en zeldzame, naar een zienswijze waarbij boeken en periodieken als nuttige "informatiedragers" beschouwd gaan worden' (zoals Paul Schneiders schreef in Nederlandse bibliotheekgeschiedenis, 1997). Het ging zo van zeldzaamheidswaarde naar nut. Het lijkt er op dat het KB-publiek tevens het 'bijzondere' deel van het publiek van de universiteitsbibliotheken omvatte – met andere woorden: professoren, lectoren en studenten met curieuze aandachtsgebieden, veelal als bezoeker op afstand, via de interbibliothecaire uitleen. De laatste vijftig jaar werd dat in hoog tempo heel anders.