vrijdag 28 juni 2024

367. De kunst van het toneellezen

In maart van dit jaar voerde toneelgezelschap 't Barre Land van Erik Bindervoet het stuk Oie op, gesproken door Margijn Bosch, muzikaal begeleid door Stef van Es, terwijl schrijver Erik Bindervoet op het toneel tekeningen maakte. Voor een impressie van de uitvoering zie de website van 't Barre Land (lees verder op de website van 't Barre Land).

Erik Bindervoet tekent tijdens een uitvoering van Oei (maart 2024)

De tekst is uitgegeven in De nieuwe toneelbibliotheek en die las ik onlangs zonder de voorstelling gezien te hebben. Het lezen van toneelstukken is natuurlijk een heel andere beleving dan het bijwonen van een voorstelling. Een concentratie op de tekst laat misschien andere aspecten naar voren komen.

Gaat het in de uitvoering deels om de rol van de vrouw in negentiende-eeuws Japan als onbezoldigd en ongewaardeerde schepper van het werk dat aan haar vader wordt toegeschreven - Hokusai - bij het lezen van de tekst vielen me andere dingen op.

De gehele tekst is geschreven in de Japanse dichtvorm, de renga, waarbij eigenlijk een conversatie ontstaat tussen twee dichters waarvan de eerste drie regels schrijft met als lettergrepenschema vijf-zeven-vijf, waarna een tweede dichter aansluit met twee regels van elk zeven lettergrepen. Daarna volgen een derde en een vierde dichter, zodat een kettingbrief ontstaat. Een ketting is de tekst zeker, maar hoeveel stemmen horen we eigenlijk?

Eigenlijk alleen die van Oei zelf, de dochter van Hokusai, zij is constant aan het woord. Maar in haar woorden klinkt natuurlijk haar vader door, de hele maatschappij feitelijk, de auteur van haar tekst natuurlijk ook.

Er staan lyrische stukken in die overgaan in praktische observaties en kritieken, zoals deze:

Mijn filosofie
gaat zo: eerst moet je doodgaan,
dan ga je groeien
en groeien en uitgegroeid
ga je met de zon trouwen.

De regenboog schiet
wortel bij ons in de tuin.
Je geeft hem water
of vloeibaar goud te drinken.
Van zijn takken maak je hout.

Je loopt op wolken.
Uit de wolken komt waaien.
Uit de wolken komt
regen. En uit de wolken
komen vogels. En de zon.

Eten doe je niet. 
Ik hoef niet meer, zeg je, ik
heb te genoeg, ik
heb maar een minimondje,
je hebt te lekker gekookt!

In een andere scene zegt de kunstenaar dat ze zich een buitenaards wezen voelt of waant:

Alsof je hun taal niet spreekt

maar dan nog stommer!
Want ze spreken niet met je.
Je bent een rare,
net een uitgestotene
van een andere planeet.

Hier zien we dat Bindervoet de vorm van de renga gebruikt om niet andermans stemmen te verwoorden, maar de tegenstrijdige stemmen in het hoofd van de kunstenares zelf: die bevat al genoeg alternatieve meningen, twijfels en tegenstemmen om tot een dialoog te komen.

Een methode die Bindervoet ook gebruikt in het stuk is het moedwillige anachronisme, door bijvoorbeeld in het negentiende-eeuwse Japan de situatie aan te duiden van de hedendaagse drag queens Hassan en Rodaan die als vluchtelingen uit Irak schuilen in het portiek van het wijkgebouw van de voormalige Nederlands Hervormde Gemeente, en er daar het zwijgen toe doen.

Zwijgen, want een toneelstuk is nu eenmaal voornamelijk gevisualiseerde en gesproken tekst en helpt die?

Woorden kijken niet.
Verwoorden is verworden,
van kwaad tot erger,
tot onverergerbaar ergst.

Het is altijd erger dan de woorden zeggen. Dat lijkt de conclusie van deze tekst over de misplaatste positie van Oei en anderen zoals zij, toen en nu.