Gebakken lucht of zware kost
Met de dichter Staring mompel ik af en toe voor me uit: 'Ik ben een Gelderschman'. Geboren in Nijmegen, opgegroeid in Wijchen en verhuisd naar Velp voordat ik Den Haag neerstreek klopt dat ook. Toen ik in Velp kwam was ik vijftien en een jaar te jong om in de openbare bibliotheek als hulpje wat geld te verdienen. Gelukkig lukte dat een jaar later wel en gaf ik dat geld uit in de boekhandel in Presikhaaf waar het filiaal van de bibliotheek stond en later ook in Arnhem waar ik in de hoofdbibliotheek kwam te werken op de jeugdafdeling.
Daar werd ik in de kantine met achterdocht benaderd.
Om dat te begrijpen moeten we terug naar Wijchen waar mijn vader als forens elke ochtend in de trein stapte en jarenlang zat hij dan met dezelfde medereizigers in de coupé zonder een woord te wisselen totdat een conducteur de abonnementen van mijn vader en zijn medereiziger bestudeerde en zei: 'zo, familie?'
Wij gingen vervolgens bij deze, tamelijk verre familieleden op bezoek in Leur waar zij een eeuwenoude boerderij bewoonden tegenover het kerkje. Prachtige omgeving, oude betegelde schouw.
Daar woonde de teruggevonden achter-achterneef met zijn moeder en met een broer, die wij nooit te zien kregen. Daar was iets mee.
Die broer had vervangende dienstplicht gedaan in de bibliotheek van Arnhem waar hij geplaatst werd op de afdeling catalogisering en waar hij na gedane arbeid elke dag tot slot de gemaakte cataloguskaartjes op at.
Ik werd – het zat vast in de familie – niet meteen vertrouwd. Maar ik at alleen de van huis meegenomen boterhammen.
Er zijn 19 exemplaren met als bijlage een stenen mosterdpot gevuld met extra-mosterd van Ferdinand Tierenteyn, de fabrikant voor wie Elsschot de reclame schreef.
De pagina’s van dit boek – omslag van marsepein, bladen van ouwel – zijn met een dropveter aan elkaar gebonden.
Ik kreeg van een van de Kwartiermakers zijn laatste en eigen exemplaar voor de KB. Een van de chocolaatjes ontbrak want toen het af was wilde hij weten of het wel lekker was. Hij had ervan genoten.
Toch kleeft er een vreemde smaak aan eetbare boeken en dat is dat de meeste niet gegeten worden.
Ze blijven liggen omdat ze raar zijn of bij ons, bijzondere collectiestukken – ze drogen vrij snel uit en worden smakeloos.
Er bestaan ook uit het verleden nogal wat fabels over het eten van papier of boeken. Zo schijnt in 1356 de abt van Marseille een pauselijk geschrift te hebben moeten brengen aan de vorst van Milaan, die zodanig ontstemd was door de inhoud daarvan dat hij de ontvanger dwong dit ding op te eten.
In 1668, zo verluid, werd een Duitse jurist gedwongen enkele pagina’s van zijn eigen onwelgevallige boek op te eten. Maar dit soort eetfestijnen zijn, als ze waar zijn, zeldzaamheden.
Boeken eten als straf kennen we overigens ook uit films, zoals The Cook, the Thief, His Wife & Her Lover van Peter Greenaway uit 1989, waarin de ‘lover’, een boekhandelaar, gedwongen wordt om uit zijn boekhandel gescheurde pagina’s door te slikken, een marteling die hij niet overleeft.
We moeten dus onderscheid maken tussen gedwongen papier eten en vrijwillig papier eten.