zondag 24 februari 2019

236. De diamantair als drukker? Of: Hoe Johan J. Smit boekjes maakte

Een recente aanwinst van de KB is een wat raadselachtig boekje: Scheppingsverhaal, geschreven door Johan J. Smit, met een reproductie van een houtsnede door Edward Burne Jones. Het boekje is niet gedateerd, maar werd gemaakt in de 'werkplaatsen' van A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij in Leiden en het papier ('Kloostertekst') werd geleverd door C.G.A. Corvey te Amsterdam. Sijthoff en Corvey zijn bekende namen, maar wie was die Johan J. Smit en wanneer is het boekje uitgegeven?

Johan J. Smit, Scheppingsverhaal
Mensen die Smit heten en dan ook nog Johan! Niet makkelijk zoeken dus. Maar toch is er wel wat te vinden door verschillende bronnen te combineren: de gegevens van de antiquaar, het Biografisch Portaal van Nederland, de zoekdienst Delpher en Amerikaanse krantendatabases. Online genealogische databases zorgen daarbij voor veel verwarring over de geboortedatum.

Johan J. Smit was een telg uit een geslacht van diamantairs die gevestigd waren in Amsterdam. Zijn vader Jan Kors Smit richtte het kantoor op in 1888 en na diens overlijden in 1928 stonden verschillende zonen aan de leiding van kantoren in Amsterdam, New York en Londen. In 1938 verscheen een portret van Johan J. Smit in Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden. Dezelfde foto staat ook afgebeeld in een boek over het bedrijf dat in 1938 verscheen ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de firma Smit.

Johan J. Smit (1938)
Smit werkte eerst een tijdje in Transvaal en vocht in de Boerenoorlog, kwam in 1903 terug naar Nederland om te werken in het hoofdkantoor aan de Sarphatistraat, nummer 66. In 1902 trouwde hij met Aleida Lucie Dijkman (archiefkaart in Stadsarchief Amsterdam).

Hoofdkantoor J.K. Smit en Zonen, Sarphatistraat 66, Amsterdam
Smit was behalve zakenman ook filantroop die als penningmeester diende van (bijvoorbeeld) de 'Alg. Nederl. Vereen. ten dienste van jeugdige werkloozen', ook was hij bestuurslid van de Kinderbescherming en voorzitter van Stichting De Kindervrienden. Na de Tweede Wereldoorlog, die hij in Amsterdam doorbracht, woonde hij vanaf 1947 enkele jaren in Londen voordat hij zich bij New York vestigde in Little Silver, New Jersey. In 1955 keerde hij voor het eerst voor een bezoek terug in Amsterdam (Trouw publiceerde een interview met hem op 16 april 1955). Zijn leven draaide nu, zei hij, om 'vriendelijkheid'.

Johan J. Smit werd geboren op 25 april 1876 en overleed in Amerika op 13 april 1965.

The Daily Register, 22 october 1965
Zijn huis aan het water van de Hudson werd na zijn dood als museum geschonken aan de Amerikaanse tak van de Kindervrienden: de stichting Youth Friends Association, 'dedicated to the promotion of peace, culture, art and education'. Maar daarvan kwam kennelijk weinig terecht want onder een foto van het huis in The Daily Register van een paar maanden later wordt vermeld dat het huis inmiddels was verkocht aan het echtpaar Guerry.

Algemeen Handelsblad, 23 april 1965
De oorlogsjaren in Amsterdam leverden nog een spannend boek op over diamanten die van Amsterdam naar Londen werden gesmokkeld (al hoewel recensenten twijfelden aan het hele verhaal), maar ook een uitgaafje dat sterk doet denken aan het Scheppingsverhaal van Smit, namelijk zijn sprookje De roos, de doornen en de menschen. Daarvan weten we wel wanneer het verschenen is: in 1941.

Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
Er zijn verschillende overeenkomsten tussen beide uitgaven en dat begint al bij het formaat en de bindwijze, die identiek zijn.

Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
en Scheppingsverhaal
Ook hebben beide uitgaafjes een opdracht, waarvan die in Scheppingsverhaal eenvoudig is: 'aan de nagedachtenis mijner Moeder'. Dat betrof Helena Justina Antoinetta Smit-Quintus. Zij was al overleden in 1925. De tweede opdracht is  uitgebreider en raadselachtig: 'Opgedragen aan allen die, elk op hun wijze, medewerken om de idealen neergelegd in de N.V. Drukkerij en Uitgeverij J.K. Smit en Zonen te helpen verwezenlijken'. 

J.K. Smit & Zonen was immers de naam van de diamanthandel. Was er ook een drukkerij/uitgeverij of was dit een dekmantel voor een illegale uitgave in 1941? Ja, die was er en viel onder  C. Muller N.V. (zo staat het althans in het jubileumboek uit 1938). De drukkerij werd later overgenomen door Aeroprint in Ouderkerk aan de Amstel. De overeenkomst in de namen is natuurlijk toeval, al zal de diamantair bij het zoeken naar een drukker misschien daarom bij zijn naamgenoot zijn uitgekomen. Of was het familie? Die zoektocht was mij even een brug te ver nu.

Hoe dan ook, de opdracht suggereert een soort ondergrondse idealen en daarom is het niet vreemd om aan te nemen dat ook Scheppingsverhaal in de oorlog is gedrukt. Geen van beide uitgaven wordt overigens genoemd in de bibliografie van De Jong over illegale en clandestiene drukken (Het vrije boek in onvrije tijd).



Johan J. Smit, De roos, de doornen en de menschen (1941)
Ook typografisch zijn er overeenkomsten tussen beide boekje van Johan J. Smit. In beide teksten worden zinnen en paragrafen op nadrukkelijke wijze van elkaar onderscheiden.



De roos, de doornen en de menschen (boven)
en Scheppingsverhaal (onder)
In De roos, de doornen en de menschen worden de paragrafen van elkaar gescheiden door een zwarte ruit en loopt de tekst aaneengesloten door, zonder inspringingen of witregels. 

In het Scheppingsverhaal beginnen paragrafen wel op een nieuwe regel, maar worden zinnen binnen een paragraaf aangegeven door de eerste letter in rood te drukken. Dat is ook gebeurd met de namen, zoals 'Adam'. Hoofdletters konden niet worden gebruikt voor dit doel, omdat dit lettertype alleen onderkast kent. Het is de door S.H. de Roos ontworpen letter Libra.

Dat het in beide gevallen om moralistische vertellingen gaat blijkt er ook uit dat in Scheppingsverhaal bepaalde woorden helemaal in rood zijn gedrukt: 'liefde', 'geloof', 'beschroomdheid', 'bescheidenheid', 'glimlach' (alles op pagina 7) en ook een hele zinsnede: 'zegepraal van het goede' (pagina 9), waarna 'om op te bouwen' (pagina 10) uiteindelijk leidt tot deze woorden in rood: 'de vrouw' en 'moeder' (pagina 11). Het is duidelijk, de schepping gaat voor Smit van 'nevelvlek' naar 'beginnend leven', naar 'visschen' en 'vogels' en dan door naar 'Adam' en het 'teeder wezen' Eva en van haar naar de moeder van Smit lijkt dan een kleine stap. Op pagina 8 leest men nog een eigenaardige opsomming van beproevingen die aan Adam zijn opgelegd, van 'ziekte' en 'wederzijdsche karakteraanpassingen' van beide partners tot 'rasverschillen' en 'tusschen verschillende uwer nakomelingen hoogoplaaiende, onderlinge twisten, die den aard van zelfvernietiging kunnen aannemen'.

Dat moet wel in de oorlog uit zijn pen zijn gevloeid.


Illustraties in Scheppingsverhaal (boven)
en De roos, de doornen en de menschen (onder)
In het jubileumboek werd de kunstenaar A. Hahn Jr de 'artist of the firm' genoemd. Hij verzorgde de uitgave en de illustraties ervan. Zijn illustraties werden ook gebruikt voor de oorlogsuitgave over de roos, maar niet voor het Scheppingsverhaal, waarvoor een houtsnede van Burne Jones voor de Kelmscott Press werd gereproduceerd. Die was afkomstig uit A Dream of John Ball (1892). De illustratie was vrij bekend en het is dus niet noodzakelijk of zeker dat Smit zelf een exemplaar van die uitgave bezat. Maar dat hij een eigenaardige opvatting over vormgeving van boeken had kan waarschijnlijk wel geconcludeerd worden.

woensdag 20 februari 2019

235. Den Koperen Enck: Drentse bibliofielen anno 1936

In 1936 verscheen een boekje met handgeschreven gedichten, litho's tekeningen en een linosnede onder de titel Den koperen Enck. Het koper uit de titel verwijst naar het feit dat dit een soort herdenking betrof aangericht door een gezelschap dat in 1923, twaalf-en-een-half jaar eerder dus, een eerste uitgave had gepubliceerd. Dat gezelschap was de Bibliofielen-Liga in Eelde; men kwam op zondagavonden samen in het huis van Henk en Frederiek Prakke. Het huis heette Den Enck.

De eerste uitgave kon nog bogen op de medewerking van H.N. Werkman en is daardoor bekender gebleven: Het open veld (1923). Dat was verschenen in een oplage van 25 exemplaren.

Den koperen Enck (1936): omslag
De tweede uitgave volgde op een reünie van het gezelschap in 1935, nadat Prakke was verhuisd naar Assen om daar uitgeverij Van Gorcum te gaan leiden. De boekbinderij van de firma Van Gorcum verzorgde de band voor deze uitgave waarop een linosnede door Wobbe Alkema is geplakt.

Behalve de litho's zijn alleen de linosneden gedrukt; de rest is in handschrift, ook de titelpagina waarop H.J.C. van Santen geprobeerd heeft het lettertype Egmont na te tekenen. 



Den koperen Enck (1936): titelpagina
Het KB-exemplaar is nummer 4 van de vijftien, gemaakt voor Henk (H.J.C.) van Santen zelf. Prakke schreef een inleiding en van de andere medewerkers vallen nu vooral nog de namen van Dirk Verèl en Hendrik de Vries op. Verèl schreef een gedicht en maakte een lino. De Vries schreef in zijn karakteristieke stevige en naar links overhellende handschrift vier 'coplas'. 


Hendrik de Vries, in Den koperen Enck (1936)
De bundeling was een getuige van de zondagavonden waarop gedichten werden voorgelezen en besproken, waar muziek werd gemaakt en in vreemde kostuums gedanst.


Muziek en litho in Den koperen Enck (1936)
Henk Prakke schreef over beide uitgaven in Educatie in drukinkt (1958) en ook anderen haalden later herinneringen op aan deze bijzondere bibliofielenkring in Drente.

Het KB-exemplaar is beschikbaar voor inzage in de leeszaal voor bijzondere collecties.


Den Koperen Enck. Tweede map handdrukken en handschriften in kring van kameraden verzameld. door H.J. Prakke. Assen. (Aanvraagnummer: KW 1900 A 044). Nummer 4, voor H.J.C. van Santen.

Nummer 1, bestemd voor Wobbe Alkema, bevindt zich in het Groninger Museum (schenking familie Alkema, 2006). 

In 2018 werd bij Burgersdijk & Niermans nummer 5 van de oplage, bestemd voor Johan Theunisz verkocht (veiling van 13-14 november 2018).

Nummer 11 is aanwezig in de universiteitsbibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen.

Een ander exemplaar is bewaard in het Drents Archief en maakt deel uit van het Archief Prakke.

vrijdag 15 februari 2019

234. Codex 2019 (7)

De vrijdag na Codex - nu een week geleden - was opnieuw een volle dag die begon met een lange autorit naar Stanford University waar Roberto Trugillo ons bijzondere stukken uit de Special Collections van de Cecil H. Green Library toonde.

Cecil H. Green Library

Jack Ginsberg en ik (en buiten de foto Robbin Ami Silverberg) bekijken Doc/Undoc
van Felicia Rice/Moving Parts Press [Foto: David Paton]
Een van de interessantste boeken die we zagen was eerder op de Codex Fair aangeboden: Felicia Rice's Moving Parts Press uitgave DOC/UNDOC (2014). Als je de luxe exemplaren bekijkt raak je wat bevooroordeeld over het boek zelf en dat komt doordat de cassette de vorm aanneemt van een opmaakkamertje in een theater, met lampjes, spiegels en parafernalia. Zelf schreef Rice over die verpakking in kitsch dat die leek op een 'traveling case for apprentice shamans', of een 'reliquary for imaginary saints', of misschien een 'toolbox for self-transformation', of anders een 'quiet call to heal yourself with fetishes and antidotes'. De tekst in het boek zelf is geschreven door Guillermo Gómez-Peña en bevat een kritisch commentaar, een video en muziek.

DOC/UNDOC gaat natuurlijk over migranten, hun papieren onwerkelijkheid tegenover hun werkelijke bestaan en stelt dan ook vragen over de 'crisis of identity'. Het boek is in ettelijke lagen gedrukt, met teksten en illustraties die elkaar bedekken. Stanford beschikt over een van de luxe exemplaren (er zijn er 15), daarnaast zijn er 35 exemplaren zonder die bling-bling cassette.

Het tweede doel van de vrijdag was het befaamde Internet Archive waar we de wekelijkse lunch meemaakten en dus een voor een (gasten eerst, werknemers erna) opstonden om ons voor te stellen. Dat ik mij in de KB bezighoudt met bijzondere moderne drukken lichtte ik toe door te zeggen dat dit dus drukken van na 1800 zijn, wat natuurlijk in een relatief jong land als Amerika altijd humoristisch werkt - modern is daar wat vandaag wordt gemaakt en boeken van vóór 1800 hebben ze niet zo veel als wij in het oude Europa. Van de verschillende mensen die bij Internet Archive werken hoorden we wat ze die week hadden bereikt - de hele lunch is een kruising tussen een stafvergadering en een picknick. Het heeft ook iets van een Chinees verantwoordingstribunaal. Toevallig had die ochtend een van de mensen telefonisch contact gehad met een KB-collega over een nieuw gezamenlijk project. 


Mary Austin en Brewster Kahle vlak voor de lunch in het Internet Archive (boven);
Jack Ginsberg met Mary Austin voor de ingang van het Internet Archive (onder)
Meteen na de lunch volgde een enthousiaste tour door oprichter Brewster Kahle - zijn echtgenote Mary Austin had onze groep voor het bezoek aangemeld en maakte deel uit van ons groepje. 


De servers in de voormalige kerk (boven)
en Brewster Kahle toont te digitaliseren materiaal (onder)
In de voormalige kerkruimte staat in plaats van een orgel nu een batterij servers waarin elk oplichtend blauw lichtje een download door een gebruiker van Internet Archive voorstelt - en dat zijn er ontelbaar vele. Kahle is nu vooral trots op de Wayback Machine (zie de website van Internet Archive) en het plan om grammofoonplaten te digitaliseren en natuurlijk gratis online aan te bieden.

Kahle is er erg op gebrand om de commercie en het copyright te bestrijden die ervoor zorgen dat in Amerika, maar ook in Europa, online geen toegang meer is tot de getuigenissen uit de twintigste eeuw. De nieuwe copyrightwetten in Europa baren hem grote zorgen en ziet hij als commerciële censuur. En hij heeft een punt. Met producten als Delpher zijn we in Nederland alvast ver op de goede weg.


Verkeer in San Francisco (februari 2019)
Op weg naar het Letterform Archive elders in de stad raakte we een tijdje bekneld in het vrijdagmiddagverkeer en we arriveerden er ruim later dan gepland. Vier jaar geleden bezocht ik met een aantal mensen uit de groep deze collectie ook al (zie blog nr. 60), maar inmiddels is die met 50.000 stukken drie maal zo groot geworden, bezet die niet één maar drie appartementen in Mariposa Street, en omvat de verzameling bijvoorbeeld de complete collectie letterproeven en boeken over typografie van Jan Tholenaar (1928-2009), oprichter van de Grote Letter Bibliotheek. 

Een diner in de Yachtclub besloot de memorabele dag met diverse deelnemers uit vele windstreken: een agent van kunstenaarsboeken (Susanne Padberg), een papier- en boekenmaker (Robbin Ami Silverberg), een professor (David Paton), een verzamelaar (Jack Ginsberg), een vertegenwoordiger van een Foundation die kunstenaars helpt (Mimi Paton-Mayet (Mimi het eigenlijk Faheemah), Mary Austin (mede-oprichter van het San Francisco Center for the Book) en een conservator (ikzelf). Een heerlijk, vrolijk gezelschap.

donderdag 14 februari 2019

233. Codex 2019 (6)

Op donderdag na Codex - nu een week geleden dus - woonde ik een vergadering bij over een catalogus bij een tentoonstelling die najaar 2020 door Stanford University wordt georganiseerd in samenwerking met de Codex Foundation. De bedoeling nu is dat ik daarvoor de inleiding zal schrijven, maar ook een tiental stukken over kunstenaarsboeken. De andere stukken worden geschreven door curatoren uit Amerika (Ruth Rogers, Mark Dimunation, Betty Bright, Marcia Reed), Duitsland (Stefan Soltek, Viola Hildebrandt-Schat) en Frankrijk (Marie Minssieux-Chamonard). Ik fungeer ook als een soort eindredacteur van het project, samen met Peter Koch.





Mark Dimunation, Susan Filter (boven)
en Peter Koch, Marcia Reed en Carolee Campbell (onder)
Na de vergadering kon ik me bij een door San Francisco crossend gezelschap voegen dat verschillende instellingen bezocht die donderdag en vrijdag. Zij waren inmiddels aangekomen in het restaurant van museum Legion of Honor, waar we de Reva and David Logan Collection of Illustrated Books bezochten.

Stephen Woodall toont boeken uit de collectie Logan

Tristan Tzara, La Rose et le chien (1958)
Een van de zeldzame uitgaven die we te zien kregen was Tristan Tzara's La Rose et le chien (1958), een oneindig gedicht dat functioneert door een draaischijf en dat werd uitgegeven door Pierre-André Benoit in Alès in een oplage van 22 exemplaren. De Logan-collectie bevat bijvoorbeeld ook zestien van de 21 uitgaven van Iliazd.


D. Huot, Mon passe-tems dédié à moi-même (ca. 1813)
Uit de overige collecties van het museum werd een uniek boek in handschrift getoond door de conservator Stephen Woodall. Het gaat om een commonplace book, een boek vol citaten en korte fragmenten, allemaal met de hand geschreven en geïllustreerd, maar zodanig dat de teksten gedrukt lijken te zijn en de afbeeldingen gegraveerd. Dat zijn ze niet, maar het effect is bedrieglijk. Waarom hij dit boek maakte is onduidelijk en van de auteur, D. Huot, die zich tegenover de titelpagina heeft afgebeeld, is weinig bekend. Het boek heeft een nogal ironische titel, Mon passe-tems dédié à moi-même. Het is rond 1811-1813 gemaakt. De titel betekent iets als: 'Mijn leven, opgedragen aan mijzelf'.

Na lange tijd het ene na het andere topstuk bekeken te hebben brachten we een bezoek aan het restauratieatelier dat vermaard is om de innovatieve methodes om museumstukken te restaureren. 

Legion of Honor: conservation room
Net na sluitingstijd liepen we het gebouw uit, op weg naar een diner bij Mary Austin en Brewster Kahle, een van hun befaamde donderdagavonddiners waar de gasten niet alleen meehelpen de maaltijd te bereiden, maar ook tijdens het eten allemaal één vraag (of twee vragen) beantwoorden met verhalen, zodat alle 14 gasten een heleboel geheel verschillende  en verrassende verhalen horen. 

De avond was speciaal, omdat de avondjes onderwerp van een film zijn geworden. Tijdens het eten en praten werd dus ook gefilmd, en naderhand, terwijl Robbin Ami Silverberg en ik in de keuken even stonden te praten (over andere dingen) kwam de filmer nog even een interview afnemen. Wij hebben van alles gezegd in de wetenschap dat deze opnamen vast uit de film zouden worden geknipt. Geen enkel risico uiteraard.

Veronica Schaepers - ik zat naast haar en wij moesten als laatsten ons verhaal doen tijdens de maaltijd - en ik reden samen terug naar Berkeley. Zij is een van de belangrijkste makers van kunstenaarsboeken ter wereld en inspirerend (heel bescheiden maar beslist) gezelschap.

Zo was het de hele dag een schakelen tussen kijken, herkennen, vertellen en luisteren.

zaterdag 9 februari 2019

232. Codex 2019 (5)

Een verslagje van de twee dagen na Codex (met allerlei groepsbezoekjes in en rond San Francisco) komt de komende dagen. Nu eerst nog wat foto's van boeken die ik zag en om de een of andere reden vastlegde - curieus, mogelijk interessant voor aanschaf, ter herinnering aan een trend of zoiets.

Een trend was het protestboek, meestal Amerikaans en dus gericht tegen de huidige Leider van het Land of Hij Die Niet Genoemd Zal Worden Omdat Hij Dat Zelf Al Vaak Genoeg Doet.


Ann Covell, The Record
Ann Covell bijvoorbeeld liet The Record zien, een protest tegen het afschaffen van maatregelen die tijdens Obama genomen waren op het gebied van gezondheidszorg, milieu en minderheden. Een voor een verdwenen de pagina's van de internetsites van de overheid, en steeds vaker resulteerde een zoektocht naar zo'n maatregel op de 'fout'-pagina: 'Niet gevonden'. 

Covell reproduceerde een aantal van die pagina's - bewaard door het Internet Archive - en maakte de verdwijning van die pagina's visueel door de structuur van haar boekwerk. Ze worden overrompeld door naar beneden vallende pagina's die de maatregelen bedekken onder een zwarte lappendeken.



Ann Covell, The Record
Een andere protestuitgave kwam van de Quite Contrary Press. De naam zegt het al. Het is de pers van Mary V. Marsh. Zij drukte een ouderwetse protestkrant.


Tabloid! (Quite Contrary Press) 
De krant is echter niet gestencild. Tabloid! is met de hand gezet en gedrukt op Arches-papier. De illustraties zijn geen krantenfoto's, maar linosneden. 

Tabloid! (Quite Contrary Press)
Een andere trend was het aanbrengen van teksten en afbeeldingen als watermerk. Dat mag ingewikkeld zijn, origineel is het al lang niet meer. Later meer...

donderdag 7 februari 2019

231. Codex 2019 (4)

Na Codex is er altijd nog van alles te doen. Vandaag eerst een vergadering over een voorgenomen uitgave bij een tentoonstelling van Stanford University in 2020 - een tentoonstelling die waarschijnlijk via Boston ook in Europa te zien zal zijn de jaren erna. Het is een complex plan, met als auteurs curatoren uit Amerika, Duitsland en Frankrijk - ik ben er ook een. Er zijn nog wel issues die om een oplossing vragen.

Ter herinnering aan Codex nu eerst nog wat afbeeldingen.



Burg Buch Editions
De tafels van Burg Buch Editions lagen vol werken van studenten van de Burg Giebichenstein Kunsthochschule in Halle, allemaal leerlingen van Sabine Golde, die uitstekende concepten paren aan precieze uitvoering. Een van de boeken was een wat kwetsbare constructie naar aanleiding van T.S. Eliot's gedicht 'The Waste Land', een soort wankel tentenkamp van tekst, met bladen die gespannen zijn tussen houten kaders van balsahout. Het object is gemaakt door Friederike Dolinschek, die aangaf te zullen werken aan een sterkere constructie.

Een Duitse boekenmaker, Julie Claudia Mahn, werkt onder de naam Verwandte Objekte. Zij toonde een werk waarin vier verhalen van passanten op straat in elkaar passen. Het heet We won't be coming back.





Jule Claudia Mahn, We won't be coming back (2019)
Het boek is gedrukt op verschillende soorten papier, met pagina's die een regelmatig verschuivende breedte hebben, of uitklapbaar zijn - dat laatste als de lezer aankomt bij het verhaal dat zich bij de spreker thuis afspeelt. 

Een werk van heel andere allure en samenstelling was te vinden op de tafels van Colette Fu: pop-up voorstellingen die minderheden in China in beeld brengen, fotografisch, met onderdelen die de natuur, de architectuur of de personen tonen met hun mythen en folklore.  Een van de voorstellingen - ze zijn zeker 80 centimeter breed - gaat over de Wa Hair Swinging Dance, een werk uit 2012. 


Colette Fu, Wa Hair Swinging Dance (2012)
Het is een van die voorwerpen die onder boekkunst vallen zonder op een boek te lijken, behalve als je de pop-up weer dichtvouwt - wat op zich al een voorstelling is met allerlei vlakken en constructieve elementen die naadloos onder elkaar door schuiven, in elkaar passen, zonder elkaar in de weg te zitten - tot een gewoon, zij het wat groot formaat boekomslag.

Het geeft ook aan dat je, bij het openen van een kunstenaarsboek nooit van te voren precies kunt weten welke wereld te voorschijn zal springen.

230. Codex 2019 (3)

Op het moment dat ik dit schrijf is Codex voorbij en wacht de deelnemers alleen nog het galadiner dat symposium en beurs officieel (en gezellig) afsluit. Na een koude en regenachtige, bijna Nederlandse, start scheen vandaag de zon al werd het alleen achter het glas van de expositiehal van Codex werkelijk warm.

Uitzicht aan achterzijde van het Craneway Pavillion, Richmond 
Intussen tijd voor enkele korte impressies van boeken die mij opvielen. Er was deze keer niet een boek te zien waarvan ik helemaal achterover viel, wel waren er veel bijzondere boeken te zien die uitgezette lijnen continueerden, of de vorm kregen van curieuze objecten.

Datz Press (Korea)
De Datz Press uit Seoul presenteerde een gedicht in het Koreaans en hetzelfde gedicht in een tweede, Engelstalige editie met woorden die in stroken langs elkaar schieten en als grashalmen bewegen.

De triangular Press uit Portland kwam met de nieuwe uitgave Portland Living, waarin op basis van websites en statistieken werd aangegeven waar in de omgeving van kunstenares/docente Barbare Tetenbaum in Portland dakloze gezinnen waren neergestreken in tenten of kampementen, gelijk aan die je hier langs de snelwegen aan de rand van de steden in grote aantallen kunt zien - in tegenstelling tot twee jaar geleden.

Barbara Tetenbaum, Portland Living
Een probleem dat ook in andere landen opspeelt, zoals Jamie Murphie's werk al liet zien.

De komende dagen zal ik er nog wat afbeelden, als ik me nog kan herinneren wat ik allemaal heb gefotografeerd, want 220 tafels met boekenmakers is te veel om te verwerken zonder geheugenverlies.

woensdag 6 februari 2019

229. Codex 2019 (2)

De tweede dag van het Codex symposium wordt geopend door Till Verclas. Hij maakt boeken maar toont tijdens zijn toespraak voornamelijk de beelden die veelal van industriële en zware materialen zijn gemaakt. Zijn nieuwe boek is een tekstloos boek met afbeeldingen van boten. Tijdens zijn praatje merkte hij op dat hij opgroeide met de kunstboeken van zijn moeder, die het totaal niet waardeerde dat hij de schutbladen ervan gebruikte voor zijn eigen tekeningen.

Till Verclas, Winterbuch (2009)
Ook gaf hij toe (niet voor het eerst) voor zijn bekende Winterbuch zijn kinderen aan het werk te hebben gezet om de vierhonderd of meer transparante bladen met schuurpapier te bewerken zodat ze een sneeuwachtig uiterlijk kregen.

Veronica Bean gaf een fraaie presentatie van haar werk, deels over de rol van vliegen en van cirkelgangen in het leven voor de kunst. Een van haar boeken heeft een tekst die niet gedrukt is, maar letter voor letter met naald en draad genaaid. Ze zei: 'I sowed that book in Helvetica. I don't know how I did it.' En inderdaad laat het boek een zeer regelmatig lettertype zien.

De keynote speech werd gegeven door boek-agent Susanne Padberg Zij sprak (onder andere) kort over de verschillen van het verzamelen van kunstenaarsboeken in Europa en Amerika, waarbij, overdreven gesproken, in Europa de nadruk ligt op conservering en in Amerika op educatie. Het eerste werd geïllustreerd met een contract waarmee een particuliere verzamelaar de collectie zou overdragen aan een museum totdat de laatste regel vaststelde dat de verzamelaar daarna de boeken niet meer mocht aanraken of uitlenen voor tentoonstellingen - de collectie zou bij haar thuis blijven tot haar dood. Dat contract werd niet getekend. Aan de andere kant stonden de Amerikaanse institutionele verzamelaars die de nadruk legden op gebruik door studenten, maar die moesten de boeken dan wel kunnen aanraken, dus kozen ze dan in theorie voor de meest robuuste kunstenaarsboeken. Tenzij natuurlijk ze de meest fragiele boeken aanschaften met als aanname dat die door de studenten binnen drie jaar zouden zijn vernield.

Het Europese boek zou minder politiek en meer esthetisch en museaal van karakter zijn, het Duitse boek bovendien meer precies uitgevoerd dan dat uit andere landen. Intussen werden in haar verhaal ook enkele kunstenaars genoemd uit Japan en China, zoals Hyewon Jang, leerlinge van Sabine Golde.



Susanne Padberg toont 'Regen' (2008) van Hyewon Jang
Een van de werken is uittrekbaar tot een meterslange slang die Padberg in het gangpad tussen de tafels op Codex 2010 demonstreerde. Boekkunstenaar Veronica Schäpers kijkt toe.

Dit was aan het einde van de middag toen ik gevorderd was tot haar tafel - en aan het einde van de middag had ik alle boeken bekeken van tafel 1 tot en met tafel 134. Voor morgen zijn dus nog zo'n 85 tafels te gaan...

dinsdag 5 februari 2019

228. Codex 2019 (1)

In Berkeley begon vandaag het Codex symposium - in de ochtend. 's Middags, in Richmond, begon de bijbehorende book fair aan de tweede dag. Zie de pagina over Codex 2019.


Codex programmaboekje 2019
Er waren verschillende keynotes en introducties die de dag openden, zoals David Patons verhaal over de collectie van Jack Ginsburg; ik zal daarop nu niet dieper ingaan, want ik schreef over de Ginsburg collectie in 2017 tijdens het congres Booknesses dat Paton toen organiseerde in Johannesburg (zie blog 142 en volgende: Kunstenaarsboeken en Johannesburg, april 2017). Nieuws is dat eind maart de collectie voor het publiek toegankelijk wordt in het Wits Art Museum. David toonde foto's van de inrichting.

De ochtend begon met een hilarisch verhaal van drie Deense kunstenaars, die een tijdschrift oprichtten in 1981, Pist Protta. Zij waren kunstenaars, maar niet in de hoofdstad, en ze waren zich er bewust van dat daarom verder niemand hen als kunstenaars zag. Een tijdschrift kon daarin verandering brengen. Bovendien, bij een tijdschrift hoeft niet steeds alles goed te zijn, want de volgende keer kan het beter worden.


Pist Protta
Åse Eg Aps, Jesper Fabricius en Jesper Rasmussen bespraken om beurten aspecten van dit tijdschrift dat steeds van vorm, techniek en idee is blijven veranderen.


Pist Protta
Een van de nummers ging uit van de klassieke Deense schoolatlas, waarin het grootst afgebeelde land Denemarken was en de belangrijkste oceaan die Atlantische. Alle andere delen van de wereld komen er bekaaid van af. Het tijdschrift maakte een meer subjectieve versie van - of misschien wel objectiever dan de nationalistische en wat wereldvreemde atlas waarmee generaties kinderen opgroeiden. Atlassen zijn voor kunstenaars vaker een inspiratiebron, vanwege de classificaties van landschappen, de omissie van elementen, de tweedimensionale afbeelding van bijvoorbeeld gebergtes, de kleurige lijnen en symbolen.

Andere afleveringen bestonden geheel uit omslagen van tijdschriftnummers van Pist Protta, met inhoudsopgaven en al, maar zonder inhoud - 'actually, who cares about the contents', zei een van de presentatoren. Geen inhoud dus, wat het samenstellen van de nummers een stuk eenvoudiger en vrolijker maakte en waarbij belangrijke kunstenaars als medewerkers werden opgevoerd die dat niet wisten (en natuurlijk ook niet waren). Er schijnt nu een kunstenaars te zijn die zijn bijdrage aan dit nummer op zijn CV heeft gezet.

Bij het dertigjarig bestaan van het tijdschrift vonden de uitgevers dat het beter was een nummer te maken over het vijftigjarig bestaan waarin allerlei nummers worden beschreven die de komende twintig jaar eigenlijk zouden moeten verschijnen, maar dat zal wel niet gebeuren, want de vrijheid die deze kunstenaars omarmen zou daardoor te beperkt worden.

Het was een ideale opening voor Codex op de vroege ochtend, geestig en losjes.

De tweede presentatie ging over de Sami-cultuur en een boek over Sami-dichter Nils Aslak
Valkeapää, zie daarvoor de website van de kunstenaars Tatjana Bergelt. De laatste spreker, Thomas Millroth gaf een overzicht van Deense boekkunst uit heden en verleden en zag, wat mij betreft, sommige Deense kunstenaars teveel als voorlopers van een latere generatie makers van visuele poëzie in plaats van als volgelingen van wat al eerder in Europa was gebeurd. Klankgedichten van kort na de Tweede Wereldoorlog verbond hij bijvoorbeeld niet aan die van I.K. Bonset in De Stijl en die enkele decennia eerder waren verschenen. Een kwestie van perspectief (en oogkleppen) en daar gaat het bij Codex om: het verbreden van het perspectief.


's Middags zag ik alvast enkele boeken die zowel traditioneel als actueel waren, zowel gegrond in oudere literatuur als in vernieuwende standpunten. Een voorbeeld is het witboek, bijna altijd een vorm van protest, waarbij alle pagina's van een boek wit blijven om aan te geven dat iets niet gebeurt of er lacunes zijn. Dit jaar kwam de Ierse drukker Jamie Murphy van de Salvage Press.

Jamie Murphy
Hij toonde een van de dikste boeken op de beurs. Het heet One Thousand Seven Hundred And Fifty Three, want dat is het aantal dakloze gezinnen in Ierland op dit moment. De pagina's zijn er evenveel en er staan niets op omdat we er niets van weten, behalve hun aantal.


One Thousand Seven Hundred And Fifty Three (The Salvage Press)
Murphy vond het voor een land als Ierland een onbegrijpelijke schande, vandaar dit monsterboek, een protest tegen het vermijden van de noodzaak om iets hun toestand te veranderen.

Een tweede opmerkelijk boek werd gemaakt door Victoria Bean, die vanochtend aan het ontbijt dacht te zitten (dat klopte) in een eatery, maar die ik niet stoorde omdat zij misschien aan een nieuw gedicht werkte (nee) of aan de speech die zij morgen op het congres moet houden (dat was het inderdaad).



Victoria Bean, Tess
Haar werk is gebaseerd op Thomas Hardys roman Tess, wier wederwaardigheden niet in de woorden van Hardy worden weergegeven, maar in de stoffen van de kleding die zij droeg in de roman, afhankelijk van haar lot. De prachtige stof van de jurk die zij in het eerste hoofdstuk draagt, de eenvoudige boerenstoffen aan het begin (katoen), de crinoline, de zijde en andere dure stoffen die zij daarna krijgt, tot aan het zwarte doodskleed bij haar ophanging aan het slot. Een tastbaar gemaakte reeks pagina's, evenveel als in de pocketeditie die Veronica las. Stoffen die ze in Soho in Londen kon kopen. Morgen zal ze er meer over vertellen, maar dan heeft u deze foto's al gezien.