woensdag 25 juli 2018

216. Wereldmelkboeren, melkkleuren en melkpoelen

Melk was het eerste waar ik een afkeer van had. Staat nog steeds met stip bovenaan. Maar dat neemt niet weg dat ik verheugd was over het aanbod van een bevriend antiquaar uit Vlaanderen. Hij verkocht aan de KB een exemplaar van Wereldmelkboeren, een niet erg bekende titel van Simon Carmiggelt.


S. Carmiggelt, Wereldmelkboeren (1952)
Tot nu toe was alleen een exemplaar in het archief van Vlaardingen bekend (er zullen natuurlijk Carmiggelt-verzamelaars zijn die een eigen exemplaar bezitten), waarschijnlijk omdat het bij Verweij in Mijdrecht is gedrukt in opdracht van drie melkfabrieken, waarvan de eerste hoofdkantoor hield in Vlaardingen: Hollandia. De andere twee opdrachtgevers waren de Fabriek van Melkproducten der Vereenigde Zuivelbereiders (Rotterdam) en de Leeuwarder IJs- en Melkproductenfabrieken. 

Nu heeft de KB ook een exemplaar van deze schnabbel van de toch niet als melkdrinkebroer bekend staande Carmiggelt, die begin jaren vijftig zijn salaris voor cursiefjes in Het Parool aanvulde met honoraria voor optredens, inleidingen en ook dus een verhaal over de geschiedenis van de melk:

'Hoe lang melken de mensen al koeien?' roept U in historische vervoering uit.

Uit het hele verhaal is duidelijk dat Carmiggelt zelf aan melk geen boodschap had; de ironie ligt er duimendik op.

Overigens zou Carmiggelt juist in 1952 zijn versnipperde bestaan als toneelrecensent en medewerker van Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer opgeven om zich zoveel mogelijk te concentreren op de rubriek 'Kronkel'.



Illustraties door Cor Icke, in Wereldmelkboeren (1952)
De illustraties ondersteunen de luchtige toon van Carmiggelt. Ze zijn het werk van Cor Icke (1913-1996). Icke (vader van astronoom Vincent Icke) werd opgeleid tot docent tekenen en illustreerde boeken en tijdschriften. Jarenlang werkte hij voor Dollywood, de filmstudio van Joop Geesink, en legde hij zich toe op film en animatie, vooral poppenfilms. De beroemdste daarvan was de reclame-animatie Loeki de Leeuw.


Illustratie door Cor Icke, in Wereldmelkboeren (1952)
De illustraties zijn gemaakt naar aanleiding van de tekst, het zijn geen vrije interpretaties op het thema melk, maar echt bedoeld als een geestige toevoeging aan de woorden van Carmiggelt. Zo schrijft Carmiggelt - die nog flink wat onderzoek verrichtte voor zijn melktekst - dat melk al voor de Tweede Wereldoorlog tot de 'highly protected foods' wordt gerekend door het 'Mixed Committee of the League of Nations' en dat dan ook als eerste verzonden wordt naar rampgebieden. 

Carmiggelt:

U denkt misschien aan een soort wereldmelkboer die met een raket vol flessen het luchtruim klieft, maar het gaat een beetje anders.

Icke illustreert deze pagina met een torpedo-achtige vliegende tractor, met kraantjes, melkflessen en borden waarop 'melk, boter' en 'kaas' worden aangeboden.


S. Carmiggelt en Cor Icke in Nieuw Spoor (december 1947)
Icke en Carmiggelt werkten al eerder samen. In december 1947 publiceerde het maandblad voor NS-personeel, Nieuw Spoor, een reisverhaal van Carmiggelt over een bezoek aan Skopje, waar hij door de straten dwaalt, een café betreedt dat gebruikt blijkt te worden als lijkenhuis, waarna hij met een toevallig tegengekomen journalist een echt café bezoekt en dan ook echte caféverhalen over struikrovers en vals geld te horen krijgt. Daarbij maakte Icke vier illustraties. (Er verscheen een heruitgave in 2014: De rover was wel een edelman). Icke was als illustrator al minstens een jaar eerder, vanaf oktober 1946, betrokken bij het personeelsblad van de Nederlandse Spoorwegen. Het Kerstnummer 1947 bevatte naast reportages en nieuwe vooral oude en nieuwe gedichten en verhalen, waaronder een 'Kerstliedje' van J.H. Leopold.


Cor Icke, illustratie in
Nieuw Spoor (december 1947)
Icke werkte in 1948 mee aan een gedenkboek 'ter gelegenheid van het veertig-jarig bestaan van de Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne': Van veertig zegenrijke melkjaren 1908-1948.  De drie melk-organisaties die later Wereldmelkboeren zouden bekostigen waren daarvan lid en misschien heeft Icke dus Carmiggelt zo aan de klus geholpen. Overigens wisten opdrachtgevers zelf Carmiggelt ook wel te vinden.




Foto's van de fabrieken in Vlaardingen, Leeuwarden en Rotterdam,
in: Van veertig zegenrijke melkjaren, 1908-1948 (1948)

Andere melkboeken

In 2011 organiseerde Stichting Henry Hudson 500 'Melkkleuren, een frisse blik op Nederland' en een van de manifestaties resulteerde in een boekje in keerdruk, met aan de ene kant het essay Boeteboeners van Tijs Goldschmidt en aan de andere kant een reeks gedichten van Mustafa Stitou: Koeiensuite.



Boeteboeners en Koeiensuite (2011)
In deze gedichten van Mustafa Stitou (zie ook de pagina's over Stitou op de KB-website) gaat het ook over stieren, maar er zijn enkele gedichten over melkkoeien en melk in opgenomen, een vrij zeldzaam thema in de Nederlandse poëzie.



Twee gedichten in Mustafa Stitou, Koeiensuite (2011)
Deze gedichten werden in 2013 opgenomen in de bundel Tempel. Ze gaan erom te kijken hoe dieren leven. Het eerste gedicht van de reeks benadert de gedachten van een koe (Doortje) die door een melkrobot zal worden gemolken; het tweede over een droom waarin dieren en doden optreden en waarbij hem door een dode vriend zwarte melk wordt aangeboden, die overigens smaakt

als gewone melk

uit de supermarkt

Niet alle melkboeken zijn positief. De bekendste anti-melkuitgave is Het witte gevaar van Erich Wichmann uit 1928.




Erich Wichmann, Het witte gevaar (1928)
Wichmann was een kleurrijke figuur met een aperte hekel aan melk en de promotie ervan. Hij protesteert bijvoorbeeld tegen de spreuk 'Melk is goed voor elk', om verschillende redenen. Ten eerste omdat de reclameleus een taalfout bevat (het zou 'Melk is goed voor iedereen' of voor 'een ieder' moeten zijn). Ten tweede omdat het rijm onnozel en kwekkerig is en ten derde omdat het niet waar is.



Erich Wichmann, Het witte gevaar (1928)
Wichmann kon zich goed kwaad maken en onderbreekt zichzelf graag voor een belediging, een sneer of een herhaling van zetten met citaten uit de bijbel of de literatuur. De zijpaden nemen het verhaal allengs over en het aandeel van de voetnoten op elke pagina groeit en groeit. Alleen op de eerste tekstpagina is de voetnoot nog beperkt tot de onderste drie regels. Ze zijn gedrukt in rood. Dat rode deel overwoekert al snel de normale in zwart gedrukte tekst. Op pagina 25 zijn er nog maar 3 tekstregels en 24 voetnootregels. In totaal bestaat 42 procent van de tekst uit voetnoten. Alles om te bewijzen:

Wij verrotten in den melkpoel. De witte vloed verzwelgt ons.  

Net als Carmiggelt, was Wichmann overigens alcoholist.

vrijdag 20 juli 2018

215. Gekaft in een Franse illustratie

Soms zijn schoolboekjes ineens niet meer zo saai!   

Schoolboekjes uit het begin van de negentiende-eeuws munten niet uit in bijzondere ontwerpen of verleidelijke illustraties in kleur. Meestal zitten er geen plaatjes in; de boekjes zijn voor de onderwijzers bedoeld.

J.A. Uilkens, Eerste beginselen der natuurkunde (1804 en 1809)
J.A. Uilkens schreef over natuurkunde: Eerste beginselen der natuurkunde. De kinderen moeten vragen beantwoorden, zoals: Wat is de deelbaarheid der ligchamen? Wat noemt men snelheid? Hoeveel zwaarder dan water, is Platina?

Een herdruk van het eerste deeltje verscheen in 1809 en de KB verwierf daarvan een exemplaar met een geïllustreerd omslag dat echter met de inhoud niets te maken heeft. Bovendien is het omslag op de kop eromheen geplakt. Het hoort er eigenlijk niet bij. Zo’n lesboekje zal beschadigd zijn geraakt en het oorspronkelijke omslagje is vervangen.


J.A. Uilkens, Eerste beginselen der natuurkunde (1809)

Op het plaatje, een houtsnede, is Mont Saint-Michel te zien, het getijdeneiland aan de Normandische kust. Eronder staat een verklaring in het Nederlands en Frans. Het prentje is gesigneerd door de graveur: Andrew Best Leloir. Dat was een firma in Parijs. 


Signatuur onder houtsnede op omslag
Houtsneden werden in die tijd vooral in Engeland voor boeken en tijdschriften gemaakt. Van de drie firmanten van ABL was de eerstgenoemde dan ook Engels: John Andrew. Hij arriveerde in Frankrijk in 1824 en richtte in 1832 met Jean Best (1808-1879) en Isidore Leloire (ca 1802-1850?) het atelier op. Zij maakten meteen illustraties voor een nieuw tijdschrift: Magasin Pittoresque.

In de eerste jaargang daarvan (1833) verscheen het plaatje van Mont Saint-Michel. Maar daarbij stond geen toelichtende tekst. Die moet er in België of Nederland aan zijn toegevoegd door een uitgever die de illustratie opnieuw heeft gebruikt. 

Magasin Pittoresque, (1833), no. 44, pagina 349
(Bibliothèque nationale de France)
In Magasin Pittoresque stond nog een tweede afbeeldingen van Mont Saint-Michel. Het artikel 'Baie de Cancale. Marées, Sables mouvans, Mont Saint-Michel' verscheen in aflevering 44 (pagina's 348-350).

Magasin Pittoresque, (1833), no. 44, pagina 348
(Bibliothèque nationale de France)
Die tweede illustratie is misschien ook wel ergens opnieuw gebruikt. De eerste is volstrekt identiek aan die op het omslag van het Nederlandse natuurkundeboekje!

Misschien heeft de Nederlandse (of Belgische?) uitgever het houtblok van die eerste houtsnede aangekocht, want alles is hetzelfde: de wolken, de kleine oplichtende rots rechtsonder, de ondertekening, alle details kloppen - en die zorgvuldigheid zou bij een nagemaakt blok te duur zijn uitgevallen. 

Magasin Pittoresque, (1833), no. 44, pagina 349
(Internet Archive)

Details van de omslagillustratie
De gedigitaliseerde versie van Magasin Pittoresque (beschikbaar bij de BnF in Gallica) is helaas in zwart-wit, maar toch zijn de overeenkomstige details goed te herkennen. Dat gaat zelfs beter met de versie die Internet Archive aanbiedt. Het is nog beter te zien aan het exemplaar dat nu in de vitrine bij de leeszaal Bijzondere Collecties in de KB ligt.

Magasin Pittoresque (1933)
We vinden veel illustraties van het atelier in Nederland, bijvoorbeeld in Arnold Isings De rarekiek (1851). Er werd gehandeld in dit soort houtblokken voor illustraties in popualire media, zoals tijdschriften.

De houtsnede van de Mont Saint-Michel is dus niet gemaakt voor het boekje uit 1809 en heeft misschien in een almanak gestaan. H
et kan ook een los prentje zijn geweest, gezien de sierrand. Helaas is nog niet uitgevonden voor welke uitgave in Nederland deze Franse houtsnede is hergebruikt vóórdat het als kaftje eindigde om een schoolboekje.   

Hoe dan ook: het nieuwe kaftje dateert van minstens dertig jaar na het schoolboekje! Dat was dus nog steeds in gebruik. 


[J.A. Uilkens, Eerste beginselen der natuurkunde tot nut en vergenoeging van het dagelijksche leven in leerlesjens voor de Bataafsche jeugd. Eerste stukje. Tweede, verbeterde uitgave. Amsterdam, Johannes van der Hey, 1809. Aanvraagnummer: KW GW A114787 ]


[Voor gegevens over het atelier ABL, zie: Remi Blanchon, La gravure sur bois au XIXe siècle. L'âge du bois debout. Paris, Les Éditions de l'Amateur, 2001.]

donderdag 5 juli 2018

214. Rilke, met de hand ingekleurd

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verschenen bij clandestiene uitgevers nogal wat teksten van Duitse auteurs en die kunnen we zien als een koekje van eigen deeg: een cultureel protest tegen de Duitse overheersing door het 'barbarendom' van het Duitse nationaal-socialisme. Goethe tegen Hitler, zo ongeveer.

Bij uitgeverij Kroonder in Bussum werd tijdens de oorlog een bundel verhalen van R.M. Rilke uitgegeven: Vergezichten

Rainer Maria Rilke, Vergezichten (1945):
Exemplaar op gewoon en op speciaal papier

Aankondiging van Vergezichten in  Het Vaderland, 10 juni 1944
De datum van verschijnen is mij niet bekend. Het boek werd aangekondigd in Het Vaderland van 10 juni 1944, maar is niet vermeld in Het Nieuwsblad voor den Boekhandel.

Op die titelpagina ontbreekt de naam van A. Marja (1917-1964). In sommige exemplaren van het boek is een los strookje toegevoegd met een verklaring:

De vertaling van deze bundel is van de hand van A. Marja en F. van Heerikhuizen. Daar het werk tijdens de bezetting werd gedrukt, kon hiervan op de titelpagina niet volledig kennis worden gegeven.

Hier lijkt uit te moeten worden opgemaakt dat het boek tijdens de bezetting werd gedrukt, met het jaartal 1944 op de titelpagina, maar dat de verschijning tot na de bevrijding werd uitgesteld. Alleen: ook toen verscheen geen mededeling in het Nieuwsblad en kennelijk zijn er geen advertenties gepubliceerd. Bovendien, volgens Brinkman's Catalogus van boeken die gedurende 1941 tot en met mei 1945 zijn uitgegeven of herdrukt [...] (1950) verscheen de uitgave gewoon in 1944. De gewone exemplaren kostten f 6,90 en de luxe exemplaren een veelvoud daarvan: f 37,50. In Brinkman's cumulatieve catalogus van boeken: januari-december 1945 (1945) stond dat het boek inmiddels was uitverkocht.

Maar daar ging het me eigenlijk niet om.

Waarom dan wel? Wat ik aardig vond om te laten zien is het enorme verschil tussen de illustraties in de gewone oplage en die in de luxe. Die illustraties zijn van Ria Exel (1915-1985).


Ria Exel, illustratie bij 'Het familiefeest'
in Rainer Marie Rilke, Vergezichten (1944)
In de gewone uitgave zijn alle tekeningen afgedrukt op een grillig gevormde zeeblauwe ondergrond, waarvan de vorm per illustratie verschilt. In de luxe editie zijn de illustraties niet op zo'n kleurvlak gedrukt, maar later met de hand ingekleurd door de kunstenaar. Zij gebruikte daarvoor meer kleuren: paars, oranje, rood, blauw, geel, wit en groen.


Ria Exel, illustratie bij 'Het leven'
in Rainer Marie Rilke, Vergezichten (1944)
De illustraties volgen vrij letterlijk de verhalen, zoals 'Het leven' (de inhoudsopgave vermeldt: 'In het leven'): de oude kalende commies Kniemann zit aan zijn bureau als een boekenlegger in een 'vies oud boek', met een vlieg op zijn voorhoofd. Zijn jonge collega probeert hem te wijzen op zijn miserabele positie en vertelt hem hoe mooi het leven buiten is: er is licht, er zijn kleuren, er is vrijheid, en meer nog, er wordt gezongen en er zijn blonde en licht geklede meisjes in 'kleine straatjes'. Die bloeiende wereld van buiten wordt in de illustratie verbeeld door een naar binnen groeiende bramenstruik, met bloemen én met bessen - een combinatie die in de natuur natuurlijk niet voorkomt.


Ria Exel, illustratie bij 'De vlucht'
in Rainer Marie Rilke, Vergezichten (1944)
De illustraties in de luxe edities zijn door de kleuren subtieler en minder eenvormig dan die in de gewone uitgave. Ze zijn vaardig gemaakt, maar niet bijster origineel en onderling verschilt de stijl en aanpak nogal.


Ria Exel, illustratie bij 'De doodgraver'
in Rainer Marie Rilke, Vergezichten (1944)
Wie was Ria Exel? Maria Geertruida Elisabeth van Klaveren-Exel werd geboren in Rotterdam, volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en aan de Académie de la Grande Chaumière in Parijs. Haar werk - schilderijen, aquarellen, tekeningen, etsen, litho's en kopergravures - wordt in het naslagwerk van Pieter Scheen gekenschetst als 'visionair expressionistisch en meditatief abstract'. 

Ria Exel
Zij vestigde zich na de oorlog in Den Haag waar zij ook les gaf aan de academie. Op sommige websites wordt vermeld dat zij in de oorlog meewerkte aan verzetspublicaties, 'wat niet zonder gevolgen bleef'. Welke uitgaven dat waren en wat die gevolgen zouden zijn is onduidelijk. Uit de oorlog is alleen de uitgave van Vergezichten bekend.

Uitgeverij Kroonder gaf (ook tijdens de oorlog) werk uit van haar vader, Philip Exel (1890-1946). Na de oorlog illustreerde zijn dochter ook een boekje dat ter herdenking van haar vader bij die uitgever verscheen. Ook voor andere uitgevers illustreerde zij werken, zoals voor Van Goor en De Haan.

Uit de periode vóór deze bundel van Rilke kennen we van Ria Exel eigenlijk alleen illustraties bij artikelen in De Tijd. Zij illustreerde rubrieken over koken en mode.


Ria Exel, illustraties in De Tijd, 16 november 1941

Ria Exel, illustratie in De Tijd, 22 mei 1943

Ria van Klaveren-Exel en haar echtgenoot,
de schilder Joris van Klaveren in 1957