maandag 21 september 2020

287. De dode vrouw, de "wulpse" vrouw en de boekenscheurder

In 1921 verscheen de "realistische roman" De doode en de wulpsche vrouw door Piet van Assche, een nu zeldzaam boek uitgegeven door Querido. Onlangs kocht de KB een exemplaar dat ons iets zegt over de lezers van zulke "onzedelijke" werken.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): omslag

De bandtekening is niet van een van onze grootste kunstenaars, ik kon geen signatuur ontdekken tussen de nogal stereotype versieringen van onder andere een vrouwenkop (model "femme fatale"), een hart en kronkelende slangen van de een naar de ander.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): titelpagina

De Vlaamse auteur Piet van Assche (1868-1950) schreef naturalistische romans en toneelstukken, waarvan er een aantal via DBNL zijn na te lezen. Maar misschien eerst even de kritieken lezen? De doode en de wulpsche vrouw werd door André de Ridder in De Gulden Winckel als een stilistische en psychologische mislukking te boek gesteld.

De kritiek is in elk geval beter geschreven dan de roman.

"Er bestaat bij hem een neiging tot grootsch en geweldig doen, in bijna bijbelsche, visionnaire strakheid, een lust ook voor een zoo heftig realisme, dat het wel eens op de grens van de romantiekerigheid staat."

Hoewel er twee vrouwen in de titel van het boek worden genoemd gaat het natuurlijk weer over een man. Hij is aanvankelijk gelukkig getrouwd en leidt een rustig leven totdat hij een tweede vrouw ontmoet die hem verleid. Zijn vrouw ziet hen in een halve omhelzing en verdrinkt zichzelf. De man laat zich inpalmen door zijn verleidster die, als zij getrouwd zijn, meteen een leven van uitspattingen begint, of, zoals De Ridder dat beschrijft:

"Nu laat ze het masker vallen; ze geeft zich over aan een leven van plezier en vertier, kent geen huislijke plicht meer, bedriegt haar gemaal, en nog wel dubbel, met jonge minnaars en zelfs met een adellijke minnares. Hij is door de begeerte van zijn vleesch aan de walgelijke vrouw verslaafd; zijn vuig-zinnelijke drift dwingt hem te vergeven, telkens wanneer een nieuwe misstap van zijn vrouw hem is bekend geworden en hij redelijkerwijze, uit een opwelling van eer, tegen haar in opstand tracht te komen."

Een en ander wordt natuurlijk meer aangeduid dan beschreven en de vunzigheden spatten alleen in de vorm van retorische clichés van de pagina's. Het is, zegt hij, een "roman, die noch het oeuvre van Piet van Assche, noch onze Vlaamsche literatuur verrijkt".

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): pagina 7
Wat dit exemplaar zo interessant maakt is dat lezers dit soort boeken vaak met inkt en schaar te lijf gingen en dat een stempel voorin waarschuwt om dat vooral niet te doen.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): stempel

Voorin, op de eerste tekstpagina heeft de eigenaar van een leesbibliotheek een groen stempel gezet met de tekst:

Gelieve dit boek netjes te behandelen
Indien er passages in voorkomen, waarmede U zich niet kan verenigen, scheur deze niet uit, doch breng het boek terug, en U krijgt gratis een ander.
Bij voorbaat onze dank.

Leesbibliotheken waren doorgaans de enige mogelijkheid om aan romantische boeken te komen: keukenmeidenromans, erotische boeken, alles tussen zwijmelen en porno in. En daar waren er ongelooflijk veel van in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Je kon er boeken tegen een kleine vergoeding huren. Ze hadden vaak duizenden boeken in voorraad. Dit exemplaar draagt voorin een volgnummer: 634.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): nummerstempel

Precies op de pagina's waar de "wulpsche" vrouw de man in haar bedwelmende omhelzing tegen haar "zwoegende boezem" aandrukt (pagina 50) en de (weldra) "doode" vrouw de kamer binnen komt en een kreet, "een schrei van vertwijfeling en smart", slaakt (pagina 51), heeft de eigenaar van de leesbibliotheek zijn naamstempel aangebracht. En zo weten we dat zelfs in het kleine plaatsje De Rijp in de Beemster dit soort romans werden gelezen. Overigens keurig, het boek is eraf gekomen zonder dat passages zijn zwartgelakt of bladzijdes eruit zijn gescheurd - misschien was men in De Rijp veel erger gewend. Of las men eerst, smullend, en bracht het dan walgend terug naar de winkel om gratis een nieuwe bandje met zondigheid op te halen.

Met die leesbibliotheek in De Rijp begint overigens een raadsel.


Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): stempel leesbibliotheek

Het boek stamt uit 1921, maar in 1921 was er in De Rijp geen leesbibliotheek van W.P. de Haan Pz. Wel was er een andere leesbibliotheek, of eigenlijk boekhandel en boekdrukkerij mét een leesbibliotheek en die veranderde een paar keer van naam. Omstreeks het jaar dat deze roman verscheen was er op hetzelfde adres, Rechtestraat 108, een firma gevestigd die A. Eisma (Firma F. Vogel) heette. Zo stond die in 1924 in een adresboek. In 1934 werd de "elektrische drukkerij A. Eisma" overgenomen door Gerrit Jacob Hoogcarspel, die toen een jaar of 35 zal zijn geweest en al vanaf 1919 als typograaf bekend stond. De naam werd veranderd in Drukkerij en Kantoorboekhandel firma A. Eisma, maar een jaar later werd de naam: G.J. Hoogcarspel (firma Eisda) en zo stond die in de "lijst van erkende leesbibliotheken". In een studie over zulke bibliotheken werd maar één leesbibliotheek in De Rijp vermeld, die van Hoogcarspel. Hoe zit het dan met dat gifgroene stempel van W.P. de Haan Pz?

Rechtestraat 108, jaren zeventig
(Collectie Regionaal Archief Alkmaar: 23955)


Het pand in de Rechtestraat 108 stamt zoals zoveel huizen en winkels in De Rijp van na de brand in de zeventiende eeuw en heeft nog sommige authentieke onderdelen, zij het niet veel. Er werd driftig verbouwd. Rond 1926 werden de hoge raamkozijnen en het deurkozijn in het midden vervangen door drie "vensterstroken" en rond 1967 is dat weer veranderd om een ruimere etalage te krijgen.

Wat we kunnen vaststellen is dat de firma eerst Vogel heette, toen Eisden en daarna Hoogcarspel. Maar hoewel die firma's allemaal op dit adres gevestigd waren, worden in boeken over De Rijp voornamelijk andere bedrijven genoemd: sinds 2008 is er een cadeauwinkel gevestigd en daarvoor, vanaf de jaren zeventig was er de ijzerwinkel van Van Straaten die langzaam aan een winkel voor huishoudelijke artikelen werd. 

Het Regionaal Archief Alkmaar bezit echter een ansichtkaart die is uitgegeven door de boekwinkel die wel degelijk ook op dit adres was gevestigd: Kantoorboek- en Muziekhandel W.P. de Haan. Deze firma gaf die ansichtkaart in 1957 uit. Hoogcarspel werd in 1953 namelijk door De Haan opgevolgd en die was werkzaam tussen 1953 en 1972. Ziedaar het raadsel.

In de jaren vijftig hield hij kennelijk de leesbibliotheek gewoon aan. Maar hoe kon het dat een boek uit 1921 dan alleen zijn stempel droeg en niet ook dat van zijn voorgangers Eisden en Hoogcarspel? Kwam het boek uit een andere bron? Voegde hij in die tijd nog nieuwe oude boeken toe? En zou daar in de jaren vijftig dan nog belangstelling voor zijn, voor die dode en die wulpse vrouw? Er waren toch wel andere boeken!

Er waren ook nog meer boekdrukkers en boekwinkels in De Rijp. De grootste concurrent van Eisden en Hoogcarspel was de zaak van J.W. van Raven op nummer 76 van de Rechtestraat. Die bestond in elk geval tussen 1854 en 1966. Ook Van Raven drukte en verkocht ansichtkaarten en in een boek met oude ansichten van De Rijp staat dat een zekere Kees Keizer op dat adres tot eind 1971 als drukker werkte. Volgens anderen heette de laatste drukker Vink. De machines en de papiervoorraad van Van Raven stonden in een klein bedrijfspand aan de overzijde van de straat (nummer 51) en dat gebouwtje zou in de loop der jaren onder het gewicht ervan langzaam verzakken, en bijna de Tuingracht in verdwijnen.

Natuurlijk waren er minstens twee drukkers en boekhandelaren in De Rijp. Van alle winkels en handels waren er minstens twee, waarvan een netjes protestant en de ander diep katholiek. Maar Hoogcarspel had wel een troef in handen want hij was de uitgever van het Rijper Nieuws- en Advertentieblad dat waarschijnlijk vanaf circa 1910 bestond en in 1941 sneefde. De KB heeft alleen enkele nummers uit de oorlog. Dit blad bevatte de dorpsroddels, de raadsverslagen en andere nieuwtjes: de oplage zal redelijk geweest zijn, want er waren tweeduizend inwoners.

Een oud-inwoner van De Rijp (Hans Keuning) haalde in 2010 in zijn herinneringen aan dat hij de leesbibliotheek van Hoogcarspel bezocht:

"Gedurende de oorlog heb ik de halve bibliotheek, die Hoogcarspel in zijn boekhandel had, uitgelezen, aangezien je in de oorlog niet veel anders kon doen dan lezen. Naast de dagelijkse fietstochten om voedsel te verzamelen, meestal 's ochtends om 6 uur."

Maar stond toen De doode en de wulpsche vrouw al op de plank? Als dat zo was, zaten er destijds nog geen stempels in en dat is heel vreemd.

dinsdag 8 september 2020

286. Een ladenkast en vier boeken

Gisteren waren we in Museum Voorlinden in Wassenaar, het weer was er naar om daar rond te lopen en op het zonovergoten terras iets te drinken. In het museum waren twee tentoonstellingen te zijn en beide toonden ook kunstwerken met boeken. In Rendez-vous kwamen kunstwerken samen zoals William Kentridge's Singer Trio - drie aaneengeschakelde naaimachines waaraan megafoons zijn bevestigd waaruit, ondersteund door het zoemen van de draaiende machines een klaagzang opklinkt die je ook op de gang kunt horen - en Lara Favaretto's Birdman - tien kubussen van samengeperste confetti die langzaam afbrokkelen. In zaal 7 was Shilpa Gupta's werk For, In Your Tongue, I Cannot Fit te zien, een vitrine met boek-achtige voorwerpen met op de rug de naam van de auteur en voorop een dichtregel. Alle auteurs zaten gevangen vanwege hun werk, de 'boeken' kunnen niet open en zijn vastgezet. (Zie voor afbeeldingen het tijdschrift Baku.)

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003)
[Collectie Museum Voorlinden]


In de tweede zaal van de andere tentoonstelling, Momentum, stond een werk van de Duitse conceptuele kunstenaar Hand-Peter Feldman: Schubladenschrank (2003). Het is een achterover hellende ladenkast waarvan de lege laden van boven naar beneden gezien steeds iets verder open staan.

Feldman (1941) werd in de jaren zeventig bekend door zijn kunstenaarsboeken met encyclopedische reeksen foto's van onderwerpen zoals knieën, maar hij maakte ook affiches en installaties en die hebben steeds te maken met zijn fascinatie voor verzamelingen.

De ladenkast helt achterover doordat de twee voorpoten rusten op boeken. Links twee en rechts twee.

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003) [detail]
[Collectie Museum Voorlinden]

Het zijn boeken die tot voor kort bij kringloopwinkels ongeveer gratis te verkrijgen zijn, maar het zijn het soort boeken dat bij een generatie in de kast stond die nu langzaam aan het verdwijnen is. Over een jaar of tien zul je dit soort boeken nergens meer vinden. Het zijn curieuze titels uit de jaren vijftig, zestig en zeventig.

Onder de linkerpoot liggen een bruin en een lichtgelig Duits boek. De ruggen vermelden alleen de titels, geen auteurs- of uitgeversnamen. Maar dankzij internet is wel ongeveer vast te stellen welke boeken dit zijn.

Onderop ligt Lebensbilder. Dat moet een van de boeken met die titel van een zekere Paulus Langholf zijn, uitgegeven door Saatkorn in Hamburg, mogelijk in 1960. Er zijn twee boeken met deze titel. De ene heeft als ondertitel: Führung und Geleit auf dem Weg durch der Alltag, de andere heet: Edle, sittliche Grundsätze für den häuslichen Kreis. Er is weinig bekend over de auteur, die leefde van 1910 tot 2002. Zijn werk is van christelijk signatuur.

Het andere boek onder de linkerpoot is getiteld: Die gute Stunde. Dat is geschreven door Anna Martina Gottschick (1914-1995), een journaliste en dichteres van kinderliederen. Het werk verscheen in 1955 (later volgden meerdere delen) bij Johannes Stauda Verlag in Kassel. De ondertitel was: Ein Hausbuch zum Vorlesen im kleinen und grosse Kreis.

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003) [detail]
[Collectie Museum Voorlinden]


Onder de rechterpoot liggen een blauw boek met een witte rugtitel en een wit boek met een blauwe rugtitel. Dat zijn twee vertalingen van Engelstalige romans. Het bovenste boek is een roman van Raymond Chandler (1888-1959), Die kleine Schwester, vertaald door Peter Fischer en uitgegeven in 1961 door de Deutsche Buchgemeinschaft in Berlijn. Het is vertaling van zijn vijfde roman met de detective Philip Marlowe, die in 1949 verscheen onder de titel The Little Sister.

Het blauwe boek is van Catherine Gaskin (1929-2009), auteur van romantische verhalen. De Duitse titel is Ein Windspiel im Nebel, de Nederlandse vertaling verscheen onder de titel De boeien van de liefde, maar het origineel heeft een zakelijker titel: The Property of a Gentleman. De Duitse vertaling verscheen in 1975 bij Scherz (Bern en München), een jaar nadat de Engelse uitgave was gepubliceerd. Het is een soort 'gothic romance novel', die zich afspeelt in het Lake District met als speciale elementen een schilderij van Rembrandt, een op een landhuis rustende vloek, vervalsers en kunstkenners.

En dat alles onder een kastje met achttien lege laden - althans, dat denk ik: van de bovenste laden is niet te zien of er wel of niet iets in zit.