zondag 30 juli 2023

352. KB-vrouwen 1895-1940 (6)

Na de Eerste Wereldoorlog nam het aantal vrouwen in de KB toe. Was het eerst stapsgewijs gegroeid van één (1908), twee (1910), drie (1914) naar vijf (1916), in 1919 noteerde men acht vrouwelijke werknemers, in 1922 zelfs twaalf - daarna zou het bijna constant op tien blijven hangen (negen in 1926) totdat vanaf 1937 het aantal constant bleef op negen werknemers. 

Daar zijn dan wel enkele werknemers bijgeteld die geen deel uitmaakten van de wetenschappelijk staf, zoals enkele tijdelijke assistenten, (steno)-typistes of schrijfsters en enkele volontairs. Over deze en andere medewerkers die het publiek bijna nooit te zien kregen, een andere keer. Deze aflevering gaat over twee vrouwen waarvan de eerste een wetenschappelijke functie bekleedde en de tweede een administratieve. 

J.G.C. Schmidt-Gerritsen (in dienst: 1919; uit dienst: 1932)


In februari 1919 kwam voor het eerst een getrouwde vrouw in de KB te werken, 'Mevrouw' Johanna Gerarda Christina Gerritsen (Groede 1889 – Veere 1955), dochter van een Zeeuwse burgermeester. Haar aanvangssalaris was 800 gulden per jaar. 

De Nieuwe Courant, 15 februari 1913


Zij was op 15 februari 1913 getrouwd met W.C.M. Schmidt (1888–1970) van het vierde regiment huzaren, de Huzaren van Boreel. In 1919 verhuisde zij vanuit Deventer – met één dochter van vijf – naar Den Haag waar zij in februari als assistent verbonden werd aan de KB-afdeling Documentatie en Bibliographie.

Dat was een stap voorwaarts, niet alleen was zij getrouwd, zij was bovendien moeder van een dochter, Maria Hendrika Cornelia. Niet dat deze stap gevolgen zou hebben. Na haar zouden weer alleen ongehuwde vrouwen worden aangesteld.

Schmidt-Gerritsen deed het kennelijk goed: twee jaar later werd zij bevorderd tot wetenschappelijk assistent 2e klasse; een jaar later al werd dat 1e klasse (waarmee haar salaris steeg tot 2800 gulden per jaar). In april 1923 bezocht zij – met haar collega’s De Kempenaer en Pennink – het Congrès International des Bibliothécaires et des Bibliophiles in Parijs.

In oktober 1923 werd de scheiding van Schmidt en Gerritsen uitgesproken. 

In 1932 was zij wetenschappelijk assistente 1e klasse (een niet in de jaarverslagen genoemde bevordering die wel werd vermeld in  het KB-archiefstuk 'Personeel Kon. Bibl. tot 1937'). Wat haar taken inhielden is niet achterhaald, maar ze zullen gezien de afdeling waar zij werkte voornamelijk bibliografisch van aard zijn geweest; publicaties heeft zij niet op haar naam staan.

Arnhemsche Courant, 9 december 1932
[overgenomen uit de Staatscourant]

Zij kreeg vervolgens per 1 december 1932 op eigen verzoek eervol ontslag. 

Handtekeningen van W.J.F. von Berrnuth en J.G.C. Gerritsen
[Huwelijksacte, Gemeentearchief Den Haag]

Op de veertiende van die maand hertrouwde zij met Walther Johannes Franz von Bernuth (1891–1977), een amateur-kunstschilder en commissaris van een familiebedrijf. Ze verhuisde naar Veere waar zij op 25 maart 1955 stierf.

Het Vaderland, 26 maart 1955


Maria Gutterswijk (in dienst: 1919; uit dienst: 1958)


Op 1 maart 1919 werd 'Mejuffrouw' M. Gutterswijk als assistente toegevoegd aan de Administratie (jaarsalaris: 800 gulden). Kort daarvoor had zij nog in Amsterdam gewoond.

Maria Gutterswijk (Den Haag 1893 – Den Haag, 1983) was de dochter van een bureelchef en waarnemend griffier van het Kantongerecht. Ze was nog geen maand in dienst toen haar enige broer door een noodlottig ongeluk aan boord van een schip om het leven kwam.

De Nieuwe Courant, 28 maart 1919

Zij werd gerangschikt als ‘Administratief Ambtenaar’

Collega’s namen haar op 1 april 1955 in de maling schreef de onderbibliothecaris: 

Weer een ontbrekend boek ontdekt in Leeszaal. Mej. Gutterswijk geschokt, ook wegens critiek op haar controle.
(Dagboek Koninklijke Bibliotheek’, bijgehouden door A.J. de Mooy, notitie 1 april 1955).


Op 8 augustus 1958 werd gevierd dat zij veertig jaar in dienst was: haar dienst 'speelde zich uitsluitend in de leeszaal af'. Daarmee was zij ook voor het publiek een bekend gezicht.


Bij haar pensioen per 1 september 1958 werd ze omschreven als 'een bijzonder toegewijde ambtenares'. 

Het afscheid vond plaats op zaterdag 30 augustus 1958: 'Veel deining hierover!', schreef de onderbibliothecaris in zijn dagboek:

Er wordt ten slotte 3x afscheid genomen, de laatste keer door commissie uit het publiek.
(Dagboek Koninklijke Bibliotheek’, bijgehouden door A.J. de Mooy, notitie 30 augustus 1958).


Haar familieleden kenden haar als 'Marie' en noemden haar 'Tante Poes'. Ze overleed in Den Haag op 21 december 1983, negentig jaar oud.

Algemeen Dagblad, 24 december 1983

PS, 8 augustus 2023


Kort na de publicatie van dit blog, bezig met het ontdubbelen van KB-publicaties, vond ik een stapel archiefexemplaren van de Catalogus van de handbibliotheek in leeszaal en cataloguskamer der Koninklijke Bibliotheek uit 1930. Van dit 140 pagina's tellende naslagwerk werden aan veel KB-medewerkers exemplaren uitgedeeld die zij dagelijks bij hun werkzaamheden nodig hadden. Dat gebeurde kennelijk centraal en in een ferm bibliotheek-handschrift heeft iemand hun namen op de titelpagina geschreven. Maar in sommige exemplaren staan afwijkend geschreven namen, waarschijnlijk door de bezitters zelf genoteerd. Zo kan het dat we nu beschikken over tenminste één tastbaar spoor van Marie Gutterswijk: haar handtekening.

Catalogus van de handbibliotheek in leeszaal en
cataloguskamer der Koninklijke Bibliotheek
(1930): exemplaar van M. Gutterswijk

Normaal is de catalogus een centimeter dik, maar het exemplaar van Gutterswijk is met wit doorschoten, dat wil zeggen: herbonden met tussen elk blad een leeg vel, voor aanvullingen en aantekeningen. Dat exemplaar, herbonden in rood linnen, is drie keer zo dik. En in de loop der jaren zijn er zoveel aantekeningen bijgeschreven, dat je wel heel goed de weg moest weten in de leeszaal om er nog uit te komen. Maar dat was precies haar taak.



Catalogus van de handbibliotheek in leeszaal en
cataloguskamer der Koninklijke Bibliotheek
(1930): exemplaar van M. Gutterswijk


 

dinsdag 18 juli 2023

351. KB-vrouwen 1895-1940 (5)

Het vijfde vrouwelijke personeelslid werd door de KB aangenomen tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Nederland weliswaar afzijdig en neutraal bleef, maar er van alles veranderde.

Annie Lankhout (in dienst: 1916; uit dienst 1951)

Na ruim vijf jaar als volontair te hebben gewerkt voor de KB, werd in maart 1916 'Mejuffrouw' A. Lankhout benoemd tot assistent, ze begon op 1 april van dat jaar, kunnen we nu nalezen in het KB-verslag over 1916.

Familie Lankhout, registratie Utrecht 1890 (Het Utrechts Archief)

Anna (roepnaam Annie) Lankhout (Utrecht 1886 – Oegstgeest 1960) woonde na hun verhuizing naar Den Haag tot 1933 bij haar ouders in het Bezuidenhout. Haar tijd als volontair werd echter niet eerder genoemd in de jaarverslagen en al evenmin geregistreerd in het Vrouwenjaarboekje voor Nederland, waarin zij pas vermeld wordt in jaargang 1917. Dan staan er vijf vrouwelijke KB-employees op de loonlijst: conservator Timmer en de wetenschappelijke assistenten Schouten, De Kempenaer, Simons en Lankhout.

In 1921 werd Lankhout bevorderd tot 2e klasse assistent. Ze verdiende toen 2000 gulden per jaar (KB-archief 2.7.21 ‘Personeel Kon. Bibl. tot 1937’).

De standaard17 december 1925

In 1925 slaagde zij voor het examen Italiaans M.O. Vanaf 1927 tot en met 1932 bood zij thuis haar diensten aan als lerares Italiaans voor ‘Club- en privaatlessen (Methode-Guarnieri)’ (zie advertenties in Het Vaderland en De Avondpost, 13 september 1927).

De Avondpost, 13 september 1927


Met J.E. Bas Backer, lerares Italiaans aan het Amsterdamse Conservatorium, werkte ze aan het tweedelige Italiaansch-Nederlandsch, Nederlandsch-Italiaansch woordenboek dat in 1932–1933 verscheen. Vanaf 1933 woonde Lankhout in Pension Rosarium aan het Jozef Israëlsplein (Benoordenhout), waar zij in de avonduren Italiaanse les in een ‘conversatieclub’ gaf (zie Het Vaderland, 27 oktober 1933).

A. Lankhout, Italiaansch-Nederlandsch woordenboek
(deel 1 van de set) (1932)
Omslagontwerp door André Vlaanderen


In 1936 nam zij deel aan een reis met de krant Het Vaderland via Portugal en Marokko naar de Italiaanse Rivièra, waar zij ter plekke een Italiaans dankwoord uitsprak. Voor dezelfde krant vertaalde zij ‘De tooverdrank’ van Grazia Deledda (Nobelprijs 1926), gepubliceerd op 1 oktober 1938.

Lankhouts advertenties voor Italiaanse lessen verschenen tot in september 1940, maar met de Tweede Wereldoorlog veranderde alles. 

Eind 1940 of in februari 1941 (de KB-jaarverslagen spreken elkaar tegen) werd zij ontslagen – op instructie van de Rijkscommissaris. 

Eerst verbleef ze, waarschijnlijk vanaf december 1942, in de Joodsche Invalide in Amsterdam en begin maart 1943 kon zij op het nippertje, maar zonder haar boeken en kleding, verhuizen naar het Joodsch Tehuis op het landgoed De Schaffelaar in Barneveld (zie NIOD, archief 101B, Kabinet van Binnenlandse Zaken, Inv. no. 410).

NIOD: 101bKabinet van het Departement van Binnenlandse Zaken,
410 Lankhout, A. (10 maart - 27 september 1943)

Via kamp Westerbork belandde zij in Theresienstadt, net als haar broer Julius Lankhout, huisarts en cardioloog. 

Lankhout behoorde tot de overlevers die op 8 mei 1945 werden bevrijd (haar broer ook). 

Lankhouts naam verscheen weer in het KB-jaarverslag over 1945: 'Mej. A. Lankhout […] keerde uit Theresienstadt terug, maar kon wegens ziekte haar werkzaamheden nog niet hervatten.'

Het is onzeker of ze snel na haar terugkeer alsnog aan het werk ging in de KB – waarschijnlijk niet; in 1945 en 1946 had zij behoefte aan extra bonnen voor levensmiddelen (Zie NIOD). In 1947 was zij tijdelijk afwezig door een verkeersongeval. 

Op 1 augustus 1951 ging zij met pensioen als adjunct-wetenschappelijk ambtenaar na 'een 35-jarige diensttijd' – de oorlogsjaren werden meegerekend. 

Leidsch Dagblad, 29 september 1956

In september 1951 hernam Lankhout haar praktijk als lerares Italiaans en woonde zij op verschillende adressen in Den Haag. In 1956 zette zij haar lessen voort vanuit Oegstgeest, waar zij op 3 december 1960 stierf, 74 jaar oud – haar graf ligt op het Haagse kerkhof Oud Eik en Duinen. 

Een portret, een karakterschets, een van haar uitspraken, een brief, een taakomschrijving van haar werk in de KB: niets van dat alles is bewaard gebleven.

De KB viert haar 225-jarig bestaan

dinsdag 11 juli 2023

350. KB-vrouwen 1895-1940 (4)

De vierde vrouw die in dienst kwam van de KB tussen 1900 en 1940 was E.M.A. Timmer.

E.M.A. Timmer (in dienst: 1916; uit dienst 1950) 

In juli 1916 werd 'Mejuffrouw' Dr. E.M.A. Timmer benoemd tot 'Conservator der Afdeeling Geschiedenis, Aardrijkskunde en Folklore', ze begon in augustus. Dat was twee jaar nadat S.C.A.C.J. Schouten als assistente eerste klasse was komen werken bij dezelfde afdeling. Timmer verdiende al meteen ruim 600 gulden per jaar meer dan Schouten, maar met 3000 gulden was dat 200 gulden minder dan haar mannelijke collega's, zoals Dr. C.H. Ebbinge Wubbe, die zijn salaris bovendien sneller en meer zag stijgen en als conservator binnen enkele jaren duizend gulden meer ontving (zie KB-archief 2.7.21 ‘Personeel Kon. Bibl. tot 1937’.

Emilia Maria Anna Timmer (Den Burg, Texel 1885 – Den Haag 1953) werd geboren in een Doopsgezinde familie die in 1888 naar Utrecht verhuisde waar haar vader geneesheer aan een 'krankzinnigengesticht' was. 

Registratie van de familie Timmer-Loman in Utrecht, september 1888

Later verhuisde ze naar Haarlem, waar Emilia in 1905 voor haar examen Gymnasium slaagde. Zij legde haar kandidaatsexamen in de Nederlandse letterkunde af aan de Universiteit van Amsterdam, gevolgd door het doctoraal examen in 1913. Ze woonde daarna in Delft.

Texelsche Courant, 29 mei 1913


Zij was intussen een tweede carrière begonnen onder het pseudoniem Emma van Burg en publiceerde twee romans: De voorgeschreven weg (1908) en Isola Bella (1913). Het eerste boek werd door Herman Robbers in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift (hoewel ze daarin regelmatig publiceerde) niet hartelijk ingehaald als een meesterwerk en dat gold voor veel  romans van vrouwen destijds:

Dit boek is niet wat wij afgesproken hebben litteratuur te noemen. God-bewaar-me! Dat zij verre!... Aangename lectuur is het ook al niet!... Maar 't is lectuur die u vasthoudt, door haar oprechte, spontane menschelijkheid, en de schrijfster is iemand om goed op te blijven letten. What next?... Een niet in dien onmogelijken ik-vorm, zorgvuldiger, béter geschreven boek?... Ik hoop er op!

Emma van Burg, De voorgeschreven weg (1908)

Wat de roman nu nog interessant maakt is dat die begint binnen de gelederen van een leesclubje in Haarlem, waar gedichten worden voorgelezen en de voordrachten becommentarieerd. Men leest er bijvoorbeeld Van Eeden, Couperus en Hélène Swarth, maar al snel gaat het meer om wandeltochten en liefdesperikelen en het tweede hoofdstuk begint met de mededeling: 'De club verliep'. De leden waarom het gaat zijn een jonge arts, een net afgestuurde wis- en natuurkundige en een jonge studente Middelbaar Nederlands. De eerste vermoordt de tweede uit jaloezie om de derde.

Carry van Bruggen schreef overigens veel positiever over dit boek en leverde een blurb over de eerste roman aan die werd afgedrukt op de achterzijde van de tweede roman, Isola Bella: 'Een tragisch en treffend verhaal.' Zij vond het knap dat de moordende arts 'ons sympathiek' blijft. Van Bruggen én Van Burg publiceerden regelmatig in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Of zij elkaar kenden, weet ik niet.

Isola Bella werd al even minachtend ontvangen. Het boek gaat niet over een dromerig Italiaans eiland, overigens, maar over Texel, haar geboorteplek, of zoals G.F. Haspels in 1913 schreef in Onze eeuw

Gezellige koffiedrinkers, goedhartige vrijers en vrijsters, maar absoluut kleurloos, zonder eenige persoonlijkheid. Voortreffelijk geteekend, maar zijn ze de voortreffelijke teekening waard?

Emma van Burg, Isola Bella (1913)

Tussentijds werkte Timmer aan haar proefschrift Knechtsgilden en knechtsbossen in Nederland. Arbeidersverzekering in vroeger tijden (promotie UvA, 1913)

In 1914 werd zij lid van het Historisch Genootschap in Utrecht. Kort na haar aantreden als conservator in de KB stond zij genoteerd als secretaresse van het Plaatselijk Comité Delft van de Nederlandsche Anti-Oorlog-Raad, later werd zij in Den Haag lid van de Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond die bijvoorbeeld pleitte voor openbaar onderwijs en gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Kortom, zij was pacifiste en liberaal.

Nederlandsche Anti-Oorlog Raad (uitgave 2):
Wat de Nederlandsche Anti-Oorlog Raad gedaan heeft (1915)

Vanaf 1916 woonde zij voor haar werk in Den Haag, eerst in de Van Kinsbergenstraat en vervolgens aan de Statenlaan en de Laan van Nieuw Oost Indië en vanaf 1933 woonde zij aan de Badhuisweg. Haar voornamen werden op de persoonskaart van de Gemeente Den Haag genoteerd als Emilie Marie Anna.

In 1918 volgde de publicatie De generale brouwers van Holland

In 1930 had zij als 'conservatrice' inmiddels 30.000 plakkaten gerangschikt. In 1931 verscheen de Catalogus der verzameling plakkaten en in 1937 het register. 

Haar feminisme bleek in 1935 uit haar bestuursfunctie van de Eerste Nederlandsche Soroptimismeclub in Den Haag, een vereniging die zich inzette voor vrouwenbelangen, waarvan de leden in 1936 een rondleiding kregen in de KB; er werden middeleeuwse handschriften getoond en een verslag ervan verscheen in De Nederlandsche Soroptimist (februari 1926).

Per 1 mei 1950 werd zij gepensioneerd. Haar naam (zei men in het KB jaarverslag over 1950) zou verbonden blijven aan de pamfletten- en plakkatencollectie. Dat zijn altijd optimistische zinnen voor intern gebruik; buiten de KB zullen weinigen er blijvend weet van hebben gehad. Catalogi van zulke efemere publicaties zijn altijd discutabel en je hebt het dus achteraf gezien nooit goed genoeg gedaan. Zelf schreef ze er naar aanleiding van een congres in 1947 over (in Het Boek, 1947-1948):

Op het bibliotheekcongres in Juni 1947 is ampel gediscussieerd over het gevaarlijk ondernemen om pamflettitels te incorporeren in de algemene catalogus. Welnu, laat ik maar dadelijk bekennen: ik ben er blij om dat indertijd de hier bedoelde bezwaren de toenmalige directie niet weerhouden hebben om ook dit belangrijke gedeelte van het bezit der Koninklijke Bibliotheek via alfabetische en systematische catalogus gemakkelijker voor het publiek toegankelijk te maken.

 E. de la Fontaine Verwey, 'In memoriam Dr. E.M.A. Timmer'
in: 
De Nederlandsche soroptimist, juli 1953

Na haar pensioen werkte zij aan een novelle die nooit gereed kwam. Dat schreef KB-collega en mede-soroptimiste E. de la Fontaine Verwey, die haar omschreef als een 'kunstenaar' met 'een zeer gecompliceerd', maar hartelijk karakter. Timmer was 'een markante persoonlijkheid, scherpzinnig en ad rem, vol belangstelling voor alles, wat er in de wereld voorviel: zij had een uitgesproken en welgefundeerd oordeel en was steeds bereid tot uitvoerige discussies. Zij kon heel opgewekt en geestig zijn, maar tevens was er aan haar wezen een zwaarmoedige kant […]'. (Zie E. de la Fontaine Verwey, 'In memoriam Dr. E.M.A. Timmer', in: De Nederlandsche soroptimist, juli 1953).

Timmer overleed op 68-jarige leeftijd, ongehuwd, in mei 1953 in Den Haag.

We hebben geen portret.

De KB viert haar 225-jarig bestaan