dinsdag 7 mei 2019

242. Hollandia voor de Nederlanders in Engeland

Het doorlezen van oude kranten plaatst je steeds voor verrassende oude nieuwtjes. Het tijdschrift Hollandia verscheen aan het einde van de negentiende eeuw onder de bezielende leiding van Jack T. Grein en later ook van L. Simons (de latere oprichter van de Wereldbibliotheek). Zij waren ook werkzaam voor andere kranten en uitgevers. 


Hollandia (12 november 1898)
Hollandia geeft vooral weer wat er in Nederland zoal speelde. Men maakte zich bijvoorbeeld druk over de import van Australische boter en het was buiten kijf dat de lezers van de krant op de hoogte wilde blijven van wat er in het parlement werd besproken, hoe de Amsterdamse beurs ervoor stond, hoe Wilhelmina's kroningsfeesten verliepen, wat er voor nieuws te melden viel over Rembrandts 'Nachtwacht' of over 'Onze Kunst in onze Oost', en tussen al die berichten stond bijvoorbeeld te lezen: 

Lochem gaat zijn Gemeentehuis restaureeren.

Er was in Londen een Nederlandse vereniging - Simons en Grein waren daar binnen ook erg actief - maar er waren ook zulke clubs in plaatsen als Hamburg, 'Nieuw York', Antwerpen, Parijs en Leipzig. Simons gaf ook lezingen over Nederlandse literatuur, bijvoorbeeld in het Women's Institute in Grosvenor Crescent; het verslag in Hollandia van 25 maart 1899 is waarschijnlijk door hemzelf geschreven en eindigt met een bits gesprekje tussen een 'Oudere Dame' en de  'Lecturer' over het ongenoemd laten van de populaire Maarten Maartensz, die de laatste bestempelt als 'eenvoudig opgekookt voor de Engelsche markt'. De redactie was vaak meer vooruitstrevend dan het publiek.

De lezers hadden namen zoals J.J.B. van der Chijs Jr., die protesteerde tegen de 'zeer ruwe uitdrukkingen' in een feuilleton van Frans Coenen. 


F.C. Jr (Frans Coenen), 'Wintermorgen' (detail),
in Hollandia (25 februari 1899)
Coenens verhaal 'Wintermorgen' vangt aan met een beschrijving van een alkoof, waarin gekraak en dof gemompel te horen is en het eerste gesproken woord in die schets is:

- Godverdomme! begint 't gejank weer! schold een mannenstem in het donker.
(25 februari 1899)

Er volgden niet alleen protesten, maar ook opzeggingen, en de redactie reageerde op 25 maart met een verdediging van Coenens werk. Men zou de vloeken niet door stippeltjes gaan vervangen.

In de aanloop naar de Eerste Boerenoorlog verscheen een speciaal Engelstalig nummer van Hollandia, Special Transvaal-Number, 'written and edited by L. Simons'. Simons (1862-1932) was een man met brede interesses.


'Opmerker' (Hollandia, 2 april 1898)
Interessant is zijn eerdere commentaar op de eerste Nederlandse poging om te komen tot een private press, in navolging van die van William Morris's Kelmscott Press. Over dat initiatief schreef ik in Het ideale boek (2010). De daarin geciteerde krantenartikelen over het initiatief van de boekbinders J.A. Loebèr en J.B. Smits werden ook gelezen door Simons en de zijnen, gezien het bericht in Hollandia van 2 april 1898. De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 22 maart was de bron ervoor:

Kunst.
De heer Loeber, een boekbinder te Leiden, die ontzaglijk veel liefde voor zijn vak getoond heeft, en fraaie banden gemaakt, gaat nu ook een kleine drukkerij inrichten, om, naar het voorbeeld van William Morris, mooie boeken te drukken en te binden. Hij heeft toezegging en steun gevonden bij de dames Etha Fles en G. Marius, bij den architect Berlage, bij Roland Holst, Jan Veth en andere kunstenaars.
Dit is alles natuurlijk heel sympathiek. Maar ik vind dat het werken in deze dingen voor 'n klein kringetje ten slotte weinig baat. Om het leelijke in het commercieele te overwinnen, moet me[n] zich meester maken van dit commercieele.
['Uit de Hollandsche Bladen', door 'Opmerker', in Hollandia, 2 april 1898, p. 9.]

Dit is precies wat Leo Simons vanaf 1905, met de Wereldbibliotheek, in de praktijk zou brengen: omslagen en titelpagina's met Morris-achtige decoraties. Maar de typografie bleef daar, net als bij andere commerciële uitgevers, nog lang bij achter, waardoor de boekjes ook iets flodderigs kregen, al waren ze wel betaalbaar voor brede lagen van de bevolking en haalden ze dan ook enorme oplagen. En in 1905 had bijvoorbeeld uitgeverij L.J. Veen al veel prachtiger, origineler uitgaven het licht doen zien, met name voor het werk van Louis Couperus. 

In 1898 was het inzicht er al lang, maar de praktijk was weerbarstig. Uitgevers en drukkers hadden het niet zo op met de art nouveau - totdat die door lezers gewaardeerd werd, en er dus iets te verdienen (of verliezen) was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten