In 1911 verscheen bij uitgeverij Veen een roman van Max van Ravestein. Dit was een mannelijk pseudoniem van een vrouwelijke schrijver, namelijk Nicolina M.C. (Marie) Sloot (1853-1927) die ook publiceerde onder de naam Mathilde en bovendien de naam Melati van Java gebruikte. Van Ravestein publiceerde vijf boeken (tussen 1908 en 1922), Mathilde twaalf boeken (van 1872 tot 1920), maar Melati's naam verscheen in achtenvijftig boeken (tussen 1874 en 1922). De boeken onder die laatste naam waren het meest populair en werden tijdens haar leven vaak herdrukt. Een biografische studie door Vilan van de Loo verscheen in 2016: Melati van Java (1853-1927). Dochter van Indië.
Max van Ravestein, Aan d'overkant (1911) [Herbonden exemplaar, KB, Den Haag] |
Sloot werd geboren in Semarang in een Nederlands, katholiek gezin. Haar grootmoeder was een Indonesische. Vanaf 1871 woonde de familie eerst tijdelijk in Den Haag, daarna enige jaren in Roermond en vanaf 1881 in Amsterdam. Vanaf 1883 woonde Marie Sloot er samen met haar nichtje Lina Schefler, die zij in brieven soms aanduidde als 'mijn vrouw'.
Zij schreef 'romantische romans', zoals een van haar uitgevers ze noemde. In sommige daarvan komen lezers en bibliotheken voor en dat is maar één keer de Koninklijke Bibliotheek. Die komt zijdelings aan de orde in de roman die zij in 1911 publiceerde onder de naam Max van Ravestein: Aan d’overkant.
Een van de personages is Mita Elspeet die getrouwd is met een dorpspredikant, dominee Wegers. Ze wonen in een welvarend dorp in Overijssel, het denkbeeldige Varenberg. Hij gunt haar op een bepaald moment een middagje met haar zussen in Scheveningen - haar zus Louise woont met haar Alfred in Den Haag:
Max van Ravestein, Aan d'overkant (1911), p. 291 |
En dan kom ik je afhalen - zoo moedigde hij zijn vrouw aan - ik moet toch naar de Koninklijke Bibliotheek een paar oude handschriften raadplegen. (Aan d’overkant. Amsterdam, L.J. Veen, 1911, p. 291).