Potloodstreep en vuil in J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Vaak is het DNA van de lezer van de pagina te schrapen. Ik doel niet eens op bloedsporen, of resten kots, maar op de vingerafdrukken die vaak te vinden zijn, ook in bibliofiele uitgaven. Daarbij zal de lezer vaak gedachteloos het puntje van zijn vinger naar zijn tong hebben gebracht, om die na bevochtiging terug te laten keren naar de hoek van de pagina om die makkelijker te kunnen omslaan. Het oude telefoonboekgedrag kortom. Daarbij was het papier zo dun, dan een licht vochtige vinger makkelijker het eerste velletje los kon krijgen van de rest dan een droge vinger. Een telefoonboek werd toch weggegooid, dat hinderde dus niet.
Deel van aanvraagnummer op voorplat van J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Een van de lezers heeft het stickertje met de 'B' deels af proberen te pulken. Het is omgevouwen en daaronder is een lichter perkament zichtbaar dan eromheen. De hele band is trouwens nogal verkleurd, en bevuild door de vele handen die het hebben aangeraakt door de jaren heen (het boek is negentig jaar oud).
Sticker en afzetting daarvan in J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Vingerafdrukken in J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Pagina 4 en 5 van J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Niet vergeeld stukje op pagina 5 van J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Geen wonder dat boeken tegenwoordig nog maar drie maanden naar een tentoonstelling mogen en dat een van de vele regels in de leeszaal Bijzondere collecties is dat men de pagina's met droge en schone handen moet omslaan.
De gedichten zelf hebben er niet onder geleden...
De beek is een velijnen blad,
een boek, een open letterschat,
een gulden labyrinth, waarin
de vogels komen lezen, dat
de wind beschrijft,
de wolk, die overdrijft,
zet er de stippen en de tittelteekens in.
Gedicht op pagina 4 van J.H. Leopold, Oostersch (1924) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten