Hij herinnerde zich dat Fie Werkman, de dochter van de kunstenaar/drukker, op een dag besloot niet langer bij haar stiefmoeder te blijven wonen en ze verhuisde naar haar vader (die van zijn tweede vrouw in 1930 gescheiden was). Een interviewer vroeg haar later wat haar vader daarvan vond, maar kennelijk zei hij daar niet echt iets over en ze verzuchtte dat je van zijn zwijgen wel eens genoeg kreeg.
Het zwijgen van Werkman was legendarisch. Van Os vertelde dat hij voor zijn Werkmanstudie in de jaren zestig de hoogbejaarde schilders van De Ploeg bezocht en daar waren Groningers bij die ook niet al te spraakzaam waren: 'Na een gezellig uurtje zwijgen ging ik naar huis', zei Van Os, maar zelfs onder deze kunstenaars was de zwijgzaamheid van Werkman legendarisch. En toch straalde zijn aanwezigheid een soort spreken uit. En het is daarom goed te kijken naar de teksten die Werkman schreef, een onderbelicht aspect van zijn kunst.
Van Os wees op het zogeheten 'Roze pamflet', een manifest uit 1923 dat het eerste nummer van The Next Call - een bepaald anti-zwijgzame titel - aankondigde. Daarin schreef Werkman: 'Aangezien wij dus overtuigd zijn dat het nog niet TE LAAT is, zullen wij spreken.' En, in dezelfde tekst: 'Er MOET getuigd en gesproken worden. Wij betreuren alleen dat WIJ dit moeten doen waar zoovele anderen het beter kunnen.' Hier spreekt de ware zwijger!
De vrienden van De Ploeg waren wel wat verbaasd over deze plotselinge eruptie en wisten niet goed wat ze ermee moesten. Van Os haalde nog enkele teksten aan en wees vervolgens op de schilderijen van Werkman, in het bijzonder 'Gesprek' uit 1938. Hij betoogde dat Werkman iemand was die gesprekken, net als andere zaken, waarnam, bekeek, en er in tekeningen, druksels en schilderijen verslag van deed. Hij kon alleen in zijn werk spreken en deed dat op een unieke, onnavolgbare manier.
Hiermee was de tentoonstelling officieel geopend en het zonnige Groningen, waar de terrassen vol zaten met studenten, toeristen en andere levensgenieters, kon een eigenaardig feestelijke stoet de kerk zien verlaten, de smalle Folkingestraat door lopen op weg naar het Groninger Museum. Mijn Groningse informante, met wie ik opliep, voorzag en passant enkele zeer vragend kijkende mensen op het terras van Huis De Beurs van informatie over onze optocht die misschien een huwelijksgezelschap betrof, of een ontijdige carnavalsparade, maar hoe dan ook wel iets weg had van de mensengroepen op een schilderij van Ensor. Het fietsverkeer in de Folkingestraat bleef enige tijd ontregeld.
Het duurde ook even voor we het museum konden betreden, vanwege de drukte en de persoonlijke service aan de deur, waar iedere genodigde twee gouden consumptiemunten kreeg aangereikt; ja, er was aan alles gedacht. Wij troffen in de hal een kakofonie met feestelijk drinkende gasten aan die waarschijnlijk een ander moment zouden kiezen om de tentoonstelling te zien. Maar wij bekeken eerst aandachtig de zalen.
In de eerste zaal troffen wij meteen een raadsel aan, namelijk een kleine drukpers die de broers Werkman in hun jeugd gebruikten. Het is een fraai stukje kinderspeelgoed met echte loden letters. Daarnaast lag een doosje met zelfgemaakte boekjes en het rare was dat die helemaal niet gedrukt waren met dat persje. Het waren stuk voor stuk met de hand geschreven boekjes.
Het was druk in de zalen, maar je kon wel zien dat de tentoonstelling een zorgvuldige en toch verrassende keuze uit het werk van de kunstenaar toonde, met vroege schilderijen, de eerste druksels, maar ook het handelsdrukwerk van de firma Werkman, en natuurlijk de latere prenten en schilderijen. Een hal tussen verschillende zalen bevatte aan een zijde een aantal Hot Printing bladen en aan de andere zijde steeds vijf voorbeelden van het beroemde Hot Printing omslag en vijf exemplaren van de prent 'Mannen met hondjes', zodat nu iedereen in het echt kan zien dat ze onderling enorm verschillen en dat aantal en kleur van de honden geen vaststaand gegeven is. Het smetteloze KB-exemplaar hangt er tussen.
In een vitrine met Blauwe Schuit-uitgaven zag ik enkele oude kennissen terug: twee oorspronkelijke sjablonen die Werkman gebruikte voor Sabbatgesänge en die ik, toen ik ook nog als conservator voor Museum Meermanno werkte, kon aankopen dankzij antiquaar André Swertz. Tot nu toe zijn geen andere sjablonen gevonden.
Hoogtepunt is voor velen waarschijnlijk de zaal met de Chassidische legenden en het fraaie is dat ze daar hangen in combinatie met de eerste proeven die bewaard worden in het Joods Historisch Museum. De prenten zijn door Werkman voor de uitgave minder sfeervol gemaakt, abstracter, met fellere contrasten, en je kunt zo goed zien wat zijn intenties moeten zijn geweest.
Het is een tentoonstelling die je niet mag missen!
[De toespraak door Henk van Os is gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, 21 mei 2015, p. 44-45.]
Henk van Os spreekt (foto Michèlle Wever) |
Van Os wees op het zogeheten 'Roze pamflet', een manifest uit 1923 dat het eerste nummer van The Next Call - een bepaald anti-zwijgzame titel - aankondigde. Daarin schreef Werkman: 'Aangezien wij dus overtuigd zijn dat het nog niet TE LAAT is, zullen wij spreken.' En, in dezelfde tekst: 'Er MOET getuigd en gesproken worden. Wij betreuren alleen dat WIJ dit moeten doen waar zoovele anderen het beter kunnen.' Hier spreekt de ware zwijger!
De vrienden van De Ploeg waren wel wat verbaasd over deze plotselinge eruptie en wisten niet goed wat ze ermee moesten. Van Os haalde nog enkele teksten aan en wees vervolgens op de schilderijen van Werkman, in het bijzonder 'Gesprek' uit 1938. Hij betoogde dat Werkman iemand was die gesprekken, net als andere zaken, waarnam, bekeek, en er in tekeningen, druksels en schilderijen verslag van deed. Hij kon alleen in zijn werk spreken en deed dat op een unieke, onnavolgbare manier.
Hiermee was de tentoonstelling officieel geopend en het zonnige Groningen, waar de terrassen vol zaten met studenten, toeristen en andere levensgenieters, kon een eigenaardig feestelijke stoet de kerk zien verlaten, de smalle Folkingestraat door lopen op weg naar het Groninger Museum. Mijn Groningse informante, met wie ik opliep, voorzag en passant enkele zeer vragend kijkende mensen op het terras van Huis De Beurs van informatie over onze optocht die misschien een huwelijksgezelschap betrof, of een ontijdige carnavalsparade, maar hoe dan ook wel iets weg had van de mensengroepen op een schilderij van Ensor. Het fietsverkeer in de Folkingestraat bleef enige tijd ontregeld.
Het duurde ook even voor we het museum konden betreden, vanwege de drukte en de persoonlijke service aan de deur, waar iedere genodigde twee gouden consumptiemunten kreeg aangereikt; ja, er was aan alles gedacht. Wij troffen in de hal een kakofonie met feestelijk drinkende gasten aan die waarschijnlijk een ander moment zouden kiezen om de tentoonstelling te zien. Maar wij bekeken eerst aandachtig de zalen.
In de eerste zaal troffen wij meteen een raadsel aan, namelijk een kleine drukpers die de broers Werkman in hun jeugd gebruikten. Het is een fraai stukje kinderspeelgoed met echte loden letters. Daarnaast lag een doosje met zelfgemaakte boekjes en het rare was dat die helemaal niet gedrukt waren met dat persje. Het waren stuk voor stuk met de hand geschreven boekjes.
Het was druk in de zalen, maar je kon wel zien dat de tentoonstelling een zorgvuldige en toch verrassende keuze uit het werk van de kunstenaar toonde, met vroege schilderijen, de eerste druksels, maar ook het handelsdrukwerk van de firma Werkman, en natuurlijk de latere prenten en schilderijen. Een hal tussen verschillende zalen bevatte aan een zijde een aantal Hot Printing bladen en aan de andere zijde steeds vijf voorbeelden van het beroemde Hot Printing omslag en vijf exemplaren van de prent 'Mannen met hondjes', zodat nu iedereen in het echt kan zien dat ze onderling enorm verschillen en dat aantal en kleur van de honden geen vaststaand gegeven is. Het smetteloze KB-exemplaar hangt er tussen.
Sneak preview van Hot Printing (foto Anneke de Vries) tijdens de inrichting van de tentoonstelling |
Sjablonen voor Sabbatgesänge (1941) |
Het is een tentoonstelling die je niet mag missen!
[De toespraak door Henk van Os is gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, 21 mei 2015, p. 44-45.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten