dinsdag 1 december 2020

289. Boekenwereld Bijgewerkt

Deze week verscheen het nieuwe nummer van De Boekenwereld met een themadeel over 'Vriendschap'. Het thema hangt samen met het online programma Liefde en vriendschap van de KB in Den Haag: podcasts, blogs, videos, online events, zie Liefde en vriendschap op de website van de KB.

Het themadeel van De Boekenwereld stond onder redactie van mijn collega Jeroen Vandommele en mijzelf  en bevat bijdragen over alba amicorum, brieven, een gastenboek, projecten van bevriende drukkers en het thema vriendschap in kinderboeken, databanken en boekbanden.

Zelf schreef ik over een 'gastenboek', dat eigenlijk een kunstenaarsboek is én een samenwerking tussen tien internationale kunstenaars: Guestbook van Robbin Ami Silverberg; bij het artikel staan zeven afbeeldingen; hieronder een die niet in De Boekenwereld terecht kwam: papier bewerkt door het duo Richard Flavin en Ryoko Haraguchi. [Foto: Jos Uljee/Beeldstudio KB].

Richard Flavin en Ryoko Haraguchi, bijdrage in
Robbin Ami Silverberg, Guestbook (2016-2017)
[Foto: Jos Uljee/Beeldstudio KB]

Op onze website staan ook pagina's over de collectiespecialisten zodat het publiek weet bij wie ze waarvoor aan kunnen kloppen. Periodiek moet ik 'mijn' pagina bijwerken met nieuwe publicaties of tentoonstellingen. Vandaag zette ik in de lijst met publicaties de bijdragen aan De Boekenwereld online. Daarna verscheen in beeld dat de pagina was bijgewerkt:

Specialist Paul van Capelleveen is bijgewerkt.

Ook ik ben dus nu 'bijgewerkt', het is maar dat u het weet.


KB-website (bewerking in Drupal), 1 december 2020

woensdag 14 oktober 2020

288. Drukkersleerlingen proberen Reynaert uit

Aan de kunstacademie in de Abdij Ter Kameren bij Brussel konden studenten vanaf 1926 onder andere het drukkersvak leren. Officieel heet deze instelling École nationale supérieure des arts visuels (ENSAV), maar in de wandeling heet ze "ter Kameren" of "La Cambre". De boeken die op de eigen persen werden gedrukt bevatten meestal slechts delen van een roman of gedichtenbundel om te bewijzen dat de studenten het vak onder de knie hadden, van ontwerp en zetwerk tot drukwerk en boekbinden.


Reynaert de Vos (1941)

Een zo'n voorbeeld is ongeveer een jaar geleden aangeschaft en bevat een stuk uit het beroemde verhaal van Reynaart de vos, het middeleeuwse verhaal Van den vos Reynaerde. De uitgave dateert uit 1941. De school, opgericht door Henry van de Velde, stond sinds 1936 onder leiding van Herman Teirlinck die tot 1950 aanbleef.

Het lijkt het voorbericht te bevatten en de tekst van hoofdstuk XLIII, maar schijn bedriegt.

Reynaert de Vos (1941)

Het voorbericht 'Totten Leser' strekt zich uit over drie pagina's. Daarna begint hoofdstuk 43, maar die tekst houdt na regel zes op en het vervolg is weer afkomstig uit het voorbericht 'Totten Leser', waarvan de tekst een aantal keren herhaald wordt, steeds als identiek zetsel. Deze proeve van bekwaamheid was dus niet gericht op het zetwerk zelf, maar meer op het werken met linosneden, het inpassen van illustraties en het drukken in verschillende kleurgangen. De initialen lijken niet erg geschikt voor gebruik midden in de regel, omdat de afstand tussen de initiaal en de rest van de tekst wel erg groot is en bijvoorbeeld 'H' en 'ove' zo ver uiteen komen te staan dat je het nauwelijks nog leest als het woord 'Hove'.

Die initialen, letters en illustraties maakten de studenten niet zelf. Het colofon deelt mee dat deze linosneden het werk zijn van 'den Heer J.-P. Jacques de Dixmude'. Jean-Pierre Jacques de Dixmude leefde van 1916 tot 2006 en werd later bekend als kunstenaar. Hij was eerst leerling en later docent aan Ter Kameren. Hij kreeg na de oorlog ook bekendheid als ontwerper van de omslagen van een reeks politieromans die door de Engelse uitgever Nicholson and Watson voor de Franse markt werden gepubliceerd, in het Frans, tussen 1947 en 1951.

De groot-formaat uitgave werd gedrukt in slechts tien genummerde exemplaren op handgeschept papier van Pannekoek, maar de zeldzaamheid is iets minder streng: het KB-exemplaar is niet genummerd (er zijn er dus een paar meer).

Reynaert de Vos (1941)

maandag 21 september 2020

287. De dode vrouw, de "wulpse" vrouw en de boekenscheurder

In 1921 verscheen de "realistische roman" De doode en de wulpsche vrouw door Piet van Assche, een nu zeldzaam boek uitgegeven door Querido. Onlangs kocht de KB een exemplaar dat ons iets zegt over de lezers van zulke "onzedelijke" werken.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): omslag

De bandtekening is niet van een van onze grootste kunstenaars, ik kon geen signatuur ontdekken tussen de nogal stereotype versieringen van onder andere een vrouwenkop (model "femme fatale"), een hart en kronkelende slangen van de een naar de ander.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): titelpagina

De Vlaamse auteur Piet van Assche (1868-1950) schreef naturalistische romans en toneelstukken, waarvan er een aantal via DBNL zijn na te lezen. Maar misschien eerst even de kritieken lezen? De doode en de wulpsche vrouw werd door André de Ridder in De Gulden Winckel als een stilistische en psychologische mislukking te boek gesteld.

De kritiek is in elk geval beter geschreven dan de roman.

"Er bestaat bij hem een neiging tot grootsch en geweldig doen, in bijna bijbelsche, visionnaire strakheid, een lust ook voor een zoo heftig realisme, dat het wel eens op de grens van de romantiekerigheid staat."

Hoewel er twee vrouwen in de titel van het boek worden genoemd gaat het natuurlijk weer over een man. Hij is aanvankelijk gelukkig getrouwd en leidt een rustig leven totdat hij een tweede vrouw ontmoet die hem verleid. Zijn vrouw ziet hen in een halve omhelzing en verdrinkt zichzelf. De man laat zich inpalmen door zijn verleidster die, als zij getrouwd zijn, meteen een leven van uitspattingen begint, of, zoals De Ridder dat beschrijft:

"Nu laat ze het masker vallen; ze geeft zich over aan een leven van plezier en vertier, kent geen huislijke plicht meer, bedriegt haar gemaal, en nog wel dubbel, met jonge minnaars en zelfs met een adellijke minnares. Hij is door de begeerte van zijn vleesch aan de walgelijke vrouw verslaafd; zijn vuig-zinnelijke drift dwingt hem te vergeven, telkens wanneer een nieuwe misstap van zijn vrouw hem is bekend geworden en hij redelijkerwijze, uit een opwelling van eer, tegen haar in opstand tracht te komen."

Een en ander wordt natuurlijk meer aangeduid dan beschreven en de vunzigheden spatten alleen in de vorm van retorische clichés van de pagina's. Het is, zegt hij, een "roman, die noch het oeuvre van Piet van Assche, noch onze Vlaamsche literatuur verrijkt".

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): pagina 7
Wat dit exemplaar zo interessant maakt is dat lezers dit soort boeken vaak met inkt en schaar te lijf gingen en dat een stempel voorin waarschuwt om dat vooral niet te doen.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): stempel

Voorin, op de eerste tekstpagina heeft de eigenaar van een leesbibliotheek een groen stempel gezet met de tekst:

Gelieve dit boek netjes te behandelen
Indien er passages in voorkomen, waarmede U zich niet kan verenigen, scheur deze niet uit, doch breng het boek terug, en U krijgt gratis een ander.
Bij voorbaat onze dank.

Leesbibliotheken waren doorgaans de enige mogelijkheid om aan romantische boeken te komen: keukenmeidenromans, erotische boeken, alles tussen zwijmelen en porno in. En daar waren er ongelooflijk veel van in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Je kon er boeken tegen een kleine vergoeding huren. Ze hadden vaak duizenden boeken in voorraad. Dit exemplaar draagt voorin een volgnummer: 634.

Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): nummerstempel

Precies op de pagina's waar de "wulpsche" vrouw de man in haar bedwelmende omhelzing tegen haar "zwoegende boezem" aandrukt (pagina 50) en de (weldra) "doode" vrouw de kamer binnen komt en een kreet, "een schrei van vertwijfeling en smart", slaakt (pagina 51), heeft de eigenaar van de leesbibliotheek zijn naamstempel aangebracht. En zo weten we dat zelfs in het kleine plaatsje De Rijp in de Beemster dit soort romans werden gelezen. Overigens keurig, het boek is eraf gekomen zonder dat passages zijn zwartgelakt of bladzijdes eruit zijn gescheurd - misschien was men in De Rijp veel erger gewend. Of las men eerst, smullend, en bracht het dan walgend terug naar de winkel om gratis een nieuwe bandje met zondigheid op te halen.

Met die leesbibliotheek in De Rijp begint overigens een raadsel.


Piet van Assche, De doode en de wulpsche vrouw (1921): stempel leesbibliotheek

Het boek stamt uit 1921, maar in 1921 was er in De Rijp geen leesbibliotheek van W.P. de Haan Pz. Wel was er een andere leesbibliotheek, of eigenlijk boekhandel en boekdrukkerij mét een leesbibliotheek en die veranderde een paar keer van naam. Omstreeks het jaar dat deze roman verscheen was er op hetzelfde adres, Rechtestraat 108, een firma gevestigd die A. Eisma (Firma F. Vogel) heette. Zo stond die in 1924 in een adresboek. In 1934 werd de "elektrische drukkerij A. Eisma" overgenomen door Gerrit Jacob Hoogcarspel, die toen een jaar of 35 zal zijn geweest en al vanaf 1919 als typograaf bekend stond. De naam werd veranderd in Drukkerij en Kantoorboekhandel firma A. Eisma, maar een jaar later werd de naam: G.J. Hoogcarspel (firma Eisda) en zo stond die in de "lijst van erkende leesbibliotheken". In een studie over zulke bibliotheken werd maar één leesbibliotheek in De Rijp vermeld, die van Hoogcarspel. Hoe zit het dan met dat gifgroene stempel van W.P. de Haan Pz?

Rechtestraat 108, jaren zeventig
(Collectie Regionaal Archief Alkmaar: 23955)


Het pand in de Rechtestraat 108 stamt zoals zoveel huizen en winkels in De Rijp van na de brand in de zeventiende eeuw en heeft nog sommige authentieke onderdelen, zij het niet veel. Er werd driftig verbouwd. Rond 1926 werden de hoge raamkozijnen en het deurkozijn in het midden vervangen door drie "vensterstroken" en rond 1967 is dat weer veranderd om een ruimere etalage te krijgen.

Wat we kunnen vaststellen is dat de firma eerst Vogel heette, toen Eisden en daarna Hoogcarspel. Maar hoewel die firma's allemaal op dit adres gevestigd waren, worden in boeken over De Rijp voornamelijk andere bedrijven genoemd: sinds 2008 is er een cadeauwinkel gevestigd en daarvoor, vanaf de jaren zeventig was er de ijzerwinkel van Van Straaten die langzaam aan een winkel voor huishoudelijke artikelen werd. 

Het Regionaal Archief Alkmaar bezit echter een ansichtkaart die is uitgegeven door de boekwinkel die wel degelijk ook op dit adres was gevestigd: Kantoorboek- en Muziekhandel W.P. de Haan. Deze firma gaf die ansichtkaart in 1957 uit. Hoogcarspel werd in 1953 namelijk door De Haan opgevolgd en die was werkzaam tussen 1953 en 1972. Ziedaar het raadsel.

In de jaren vijftig hield hij kennelijk de leesbibliotheek gewoon aan. Maar hoe kon het dat een boek uit 1921 dan alleen zijn stempel droeg en niet ook dat van zijn voorgangers Eisden en Hoogcarspel? Kwam het boek uit een andere bron? Voegde hij in die tijd nog nieuwe oude boeken toe? En zou daar in de jaren vijftig dan nog belangstelling voor zijn, voor die dode en die wulpse vrouw? Er waren toch wel andere boeken!

Er waren ook nog meer boekdrukkers en boekwinkels in De Rijp. De grootste concurrent van Eisden en Hoogcarspel was de zaak van J.W. van Raven op nummer 76 van de Rechtestraat. Die bestond in elk geval tussen 1854 en 1966. Ook Van Raven drukte en verkocht ansichtkaarten en in een boek met oude ansichten van De Rijp staat dat een zekere Kees Keizer op dat adres tot eind 1971 als drukker werkte. Volgens anderen heette de laatste drukker Vink. De machines en de papiervoorraad van Van Raven stonden in een klein bedrijfspand aan de overzijde van de straat (nummer 51) en dat gebouwtje zou in de loop der jaren onder het gewicht ervan langzaam verzakken, en bijna de Tuingracht in verdwijnen.

Natuurlijk waren er minstens twee drukkers en boekhandelaren in De Rijp. Van alle winkels en handels waren er minstens twee, waarvan een netjes protestant en de ander diep katholiek. Maar Hoogcarspel had wel een troef in handen want hij was de uitgever van het Rijper Nieuws- en Advertentieblad dat waarschijnlijk vanaf circa 1910 bestond en in 1941 sneefde. De KB heeft alleen enkele nummers uit de oorlog. Dit blad bevatte de dorpsroddels, de raadsverslagen en andere nieuwtjes: de oplage zal redelijk geweest zijn, want er waren tweeduizend inwoners.

Een oud-inwoner van De Rijp (Hans Keuning) haalde in 2010 in zijn herinneringen aan dat hij de leesbibliotheek van Hoogcarspel bezocht:

"Gedurende de oorlog heb ik de halve bibliotheek, die Hoogcarspel in zijn boekhandel had, uitgelezen, aangezien je in de oorlog niet veel anders kon doen dan lezen. Naast de dagelijkse fietstochten om voedsel te verzamelen, meestal 's ochtends om 6 uur."

Maar stond toen De doode en de wulpsche vrouw al op de plank? Als dat zo was, zaten er destijds nog geen stempels in en dat is heel vreemd.

dinsdag 8 september 2020

286. Een ladenkast en vier boeken

Gisteren waren we in Museum Voorlinden in Wassenaar, het weer was er naar om daar rond te lopen en op het zonovergoten terras iets te drinken. In het museum waren twee tentoonstellingen te zijn en beide toonden ook kunstwerken met boeken. In Rendez-vous kwamen kunstwerken samen zoals William Kentridge's Singer Trio - drie aaneengeschakelde naaimachines waaraan megafoons zijn bevestigd waaruit, ondersteund door het zoemen van de draaiende machines een klaagzang opklinkt die je ook op de gang kunt horen - en Lara Favaretto's Birdman - tien kubussen van samengeperste confetti die langzaam afbrokkelen. In zaal 7 was Shilpa Gupta's werk For, In Your Tongue, I Cannot Fit te zien, een vitrine met boek-achtige voorwerpen met op de rug de naam van de auteur en voorop een dichtregel. Alle auteurs zaten gevangen vanwege hun werk, de 'boeken' kunnen niet open en zijn vastgezet. (Zie voor afbeeldingen het tijdschrift Baku.)

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003)
[Collectie Museum Voorlinden]


In de tweede zaal van de andere tentoonstelling, Momentum, stond een werk van de Duitse conceptuele kunstenaar Hand-Peter Feldman: Schubladenschrank (2003). Het is een achterover hellende ladenkast waarvan de lege laden van boven naar beneden gezien steeds iets verder open staan.

Feldman (1941) werd in de jaren zeventig bekend door zijn kunstenaarsboeken met encyclopedische reeksen foto's van onderwerpen zoals knieën, maar hij maakte ook affiches en installaties en die hebben steeds te maken met zijn fascinatie voor verzamelingen.

De ladenkast helt achterover doordat de twee voorpoten rusten op boeken. Links twee en rechts twee.

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003) [detail]
[Collectie Museum Voorlinden]

Het zijn boeken die tot voor kort bij kringloopwinkels ongeveer gratis te verkrijgen zijn, maar het zijn het soort boeken dat bij een generatie in de kast stond die nu langzaam aan het verdwijnen is. Over een jaar of tien zul je dit soort boeken nergens meer vinden. Het zijn curieuze titels uit de jaren vijftig, zestig en zeventig.

Onder de linkerpoot liggen een bruin en een lichtgelig Duits boek. De ruggen vermelden alleen de titels, geen auteurs- of uitgeversnamen. Maar dankzij internet is wel ongeveer vast te stellen welke boeken dit zijn.

Onderop ligt Lebensbilder. Dat moet een van de boeken met die titel van een zekere Paulus Langholf zijn, uitgegeven door Saatkorn in Hamburg, mogelijk in 1960. Er zijn twee boeken met deze titel. De ene heeft als ondertitel: Führung und Geleit auf dem Weg durch der Alltag, de andere heet: Edle, sittliche Grundsätze für den häuslichen Kreis. Er is weinig bekend over de auteur, die leefde van 1910 tot 2002. Zijn werk is van christelijk signatuur.

Het andere boek onder de linkerpoot is getiteld: Die gute Stunde. Dat is geschreven door Anna Martina Gottschick (1914-1995), een journaliste en dichteres van kinderliederen. Het werk verscheen in 1955 (later volgden meerdere delen) bij Johannes Stauda Verlag in Kassel. De ondertitel was: Ein Hausbuch zum Vorlesen im kleinen und grosse Kreis.

Hans-Peter Feldman, Schubladenschrank (2003) [detail]
[Collectie Museum Voorlinden]


Onder de rechterpoot liggen een blauw boek met een witte rugtitel en een wit boek met een blauwe rugtitel. Dat zijn twee vertalingen van Engelstalige romans. Het bovenste boek is een roman van Raymond Chandler (1888-1959), Die kleine Schwester, vertaald door Peter Fischer en uitgegeven in 1961 door de Deutsche Buchgemeinschaft in Berlijn. Het is vertaling van zijn vijfde roman met de detective Philip Marlowe, die in 1949 verscheen onder de titel The Little Sister.

Het blauwe boek is van Catherine Gaskin (1929-2009), auteur van romantische verhalen. De Duitse titel is Ein Windspiel im Nebel, de Nederlandse vertaling verscheen onder de titel De boeien van de liefde, maar het origineel heeft een zakelijker titel: The Property of a Gentleman. De Duitse vertaling verscheen in 1975 bij Scherz (Bern en München), een jaar nadat de Engelse uitgave was gepubliceerd. Het is een soort 'gothic romance novel', die zich afspeelt in het Lake District met als speciale elementen een schilderij van Rembrandt, een op een landhuis rustende vloek, vervalsers en kunstkenners.

En dat alles onder een kastje met achttien lege laden - althans, dat denk ik: van de bovenste laden is niet te zien of er wel of niet iets in zit.

vrijdag 21 augustus 2020

285. Bedrijfsboeken uit de jaren vijftig: Eva Besnyö en Wim Brusse

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen talloze vrolijke, moderne bedrijfsboeken uit. Dat gebeurde vooral vanaf het begin van de jaren vijftig, toen papier weer normaal verkrijgbaar was en er een grote keuze van soorten en kleuren papier kon worden gebruikt voor reclamedoeleinden. 


Spiraalbanden voor
Een luchtkasteel? (1949) en
Allen voor één voor allen (1952)

De bestaande technieken uit de reclame van de jaren dertig werden opnieuw ingezet. Dat gold bijvoorbeeld voor de fotomontage. Ook het gebruik van steunkleuren (in de jaren dertig vaak rood) werd gecontinueerd, meestal in de vorm van kleurvlakken die over een foto werden heen gedrukt, of als achtergrond dienden.  Ook de spiraalband - voor het eerst voor boeken gebruikt in de jaren dertig - bleef populair. Het kleurenpalet was echter uitgebreider dan voorheen, de stemming monterder en optimistisch.

Een luchtkasteel? (1949) en Allen voor één voor allen (1952)

Zo verschenen kort na elkaar twee boeken van het echtpaar Eva Besnyö en Wim Brusse. Zij was verantwoordelijk voor de foto's, hij voor de grafische vormgeving. De fotografe Besnyö (1910-2003) was vanuit Hongarije naar Berlijn verhuisd waar zij haar eerste echtgenoot ontmoette, John Fernhout, met wie ze naar Nederland kwam. In 1939 ontmoette zij Wim Brusse (1910-1978). Na de oorlog konden ze trouwen en sindsdien werkten ze vaak samen.

Een niet onbekend voorbeeld van hun samenwerking is een boekje met de titel Een luchtkasteel? In de literatuur werd het doorgaans gedateerd op 1950, maar dankzij Delpher weten we dat het boekje in december 1949 verschenen is. Het werd op 22 december 1949 besproken in het Algemeen Handelsblad. Het boekje fungeerde als fundraiser voor de bouw van een moderne vestiging van het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam.

Een luchtkasteel? (1949)
Een schilderij van een ziek kind, een portret van prinses Emma, een foto van de oudste pand van het ziekenhuis, een plattegrond van Amsterdam: de geschiedenis van het ziekenhuis wordt in beeld en kleur snel en overzichtelijk gecombineerd. 

Een luchtkasteel? (1949)

Bijna het hele boekje is in zwart en blauw gedrukt, waarbij blauw voor de foto-onderschriften is gebruikt en voor details. In een paginagrote foto van Amsterdam is de nieuwe locatie met een blauw vlak aangegeven. Eén pagina is ook in oker gedrukt; dat is een uitscheurbare pagina waarop de gulle gever kan aangeven welke bedrag zal worden overgeschreven voor de uitbreiding van het ziekenhuis.

Een luchtkasteel? (1949)

Was Een luchtkasteel? in enkele collecties aanwezig, van een tweede bedrijfsfotoboekje is kennelijk nergens een exemplaar bewaard gebleven. Dat heet Allen voor één voor allen en verscheen in augustus 1952 als reclame-uitgave van de Nederlandse Verbuikscoöperaties in Rotterdam. Deze organisatie had 45.000 leden toen het boekje verscheen. De titel is natuurlijk eigenlijk: Allen voor één, één voor allen, maar de eenheid van de coöperatie is nog eens benadrukt door het woord één maar één maal, fors en centraal op het omslag te plaatsen.

Allen voor één voor allen (1952)

Ook in dit boekje zijn verschillende kleuren papier gecombineerd: de teksten zijn in rood gedrukt op bruin papier met het watermerk "Holland", de foto's op wit en glad papier. 

Allen voor één voor allen (1952)
De verschillende, steeds grotere vestigingen van de coöperatie zijn in beeld gebracht door foto's te bedrukken met een paars vlak waarin enkele vensters en deuren zijn opengelaten. Dat levert prachtige en aandachttrekkende illustraties op, al is niet steeds duidelijk welke in de tekst genoemde adressen nu precies zijn verbeeld. Maar dit boekje is dan ook niet gemaakt voor niet-ingewijden, integendeel, het werd alleen verspreid onder de eigen leden. De meeste fotopagina's gaan over die leden en tonen bijvoorbeeld productieprocessen en arbeiders in een kaaspakhuis, een meelfabriek (met een indrukwekkend systeem voor "luchtdruk-transport"), een koffiebranderij, een suikerwerkfabriek, een zeepfabriek, textielfabrieken, een tabaksfabriek, en enkele kantoren van de coöperatie.

Allen voor één voor allen (1952)
Er worden ook foto's van een drukkerij getoond: de zetters van drukkerij Dico Amsterdam zijn aan het werk. Allen voor één voor allen is natuurlijk bij deze drukkerij gezet en gedrukt. De foto's van de zetters zijn typerend voor het werk van Eva Besnyö en Wim Brusse die steeds de mens in relatie tot de machines en de fabrieken wilden tonen.

Deze twee bedrijfsfotoboeken komen uit de collectie van Karel de Bree die in juni 2020 is geveild bij Zwiggelaar in Amsterdam.

maandag 20 juli 2020

284. Natural Enemies of Books: Women in Typography

De laatste decennia komt er steeds meer aandacht voor de positie van vrouwen in uitgeverijen, drukkerijen, bibliotheken en boekwinkels in het verleden. Ze namen vaak wat onzichtbare plaatsen in, of werden onderbetaald, of gewoon geweerd uit het vak. Er kwamen bijvoorbeeld overzichten zoals Dictionnaire des femmes libraires en France 1470-1870 (2003), Canadian Women in Print, 1750-1918 (2010), The Women of Grub Street (1998) en Women in Graphic Design, 1890-2012 (2012).

The Natural Enemies of Books (2020)


Dit jaar verscheen Natural Enemies of Books. A Messy History of Women in Printing and Typography. Ik kreeg het pas vorige week in handen - door de lockdown zijn bestellingen vaak blijven liggen, of konden de geleverde boeken niet worden uitgepakt.


Op YouTube staat een filmpje waarin Kathleen Walkup, Mills College, spreekt over vrouwen in de drukkerswereld, een lezing voor de San Francisco Public Library, 2012.


Het boekje heeft een diverse samenstelling. De basis ligt bij een Amerikaanse uitgave uit de jaren dertig over de rol van vrouwen als drukkers en boekontwerpers: Bookmaking on the Distaff Side (1937). Enkele artikelen daaruit worden in deze nieuwe uitgave gereproduceerd. Deze zijn aangevuld met een inleiding over die uitgave door Kathleen Walkup, die al jaren in dit onderwerp geïnteresseerd is.

De andere artikelen vallen uiteen in twee groepen en gaan vooral over de ontwikkelingen na 1937. De eerste is Zweeds - de uitgave is dan ook gesteund door de Swedish Arts Grants Committee. Deze sectie bevat bijvoorbeeld gesprekken met een vrouwelijke historicus, maar vooral enkele vrouwelijke zetters en een artikel over de situatie van vrouwen in drukkerijen in Noorwegen in de negentiende eeuw.

Er is een mooi verhaal over Gertrude Stein en Laura Riding (die samen met Robert Graves de Seizin Press in eigendom had), er zijn artikelen en interviews over de relatie tussen drukkers, vormgevers, vrouwen en vakbonden in Engeland. Deze tweede groep artikelen gaat over de feministische uitgeverijen in de jaren zeventig in Engeland waar de vakbonden langzamerhand hun macht verloren.

De stukken hebben, zoals ook het boekje uit 1937, vaak een lichte toets - hoewel de feiten er niet om liegen en duidelijk is dat vrouwen rond 1900 in onderhandelingen met vakbonden of werkgevers systematisch werden gebruikt om de positie van mannen te verbeteren ten koste van die van vrouwen en dat gebeurde zowel door ze gelijke betaling te ontzeggen, als juist die te eisen, maar dan vrouwen te weren uit opleidingen en stageplekken of juist het tegendeel. Net wat voor mannen het beste uitkwam.

Zulke argumenten liggen altijd op de loer. Natural Enemies of Books is een collage, zeggen de redacteuren; daardoor krijgen we inzicht in uiteenlopende situaties in Europa en Amerika, boeiend en onderhoudend; fraai en compact vormgegeven bovendien.

Een uitgebreider versie van de inleiding van Walkup zal dit najaar verschijnen in een bundel van de The Legacy Press: Making Impressions. Women in Printing and Publishing.

donderdag 25 juni 2020

283. The Codex Papers Volume Two

The Codex Foundation heeft onlangs het tweede deel van de Codex Papers gepubliceerd.

The Codex Papers volume two (2020): voorzijde omslag

Deze aflevering bevat enkele toespraken die gehouden zijn tijdens het voorgaande Codex Symposium in februari 2019, namelijk die van kunstenares Tatjana Bergelt en boekhandelaar Susanne Padberg, maar ook gesprekken van boekkunstenaars uit Scandinavië - "Codex Polaris" was het thema van de Codex Fair dat jaar. Kunstenaars en drukkers in die noordelijke landen kenden elkaar voorheen nauwelijks, maar dankzij het door Codex gekozen thema en het netwerk dat enkele van die kunstenaars en drukkers sindsdien hebben opgezet, is er nu samenwerking en uitwisseling ontstaan en is het werk ook ver buiten de regio in de belangstelling gekomen.

Voor de Collectie Koopman van de KB kocht ik destijds een werk van Tatjana Bergelt: Rhytmus les rouge (2012), een werk dat maar in zes exemplaren is gemaakt met een tekst van Marcel Moreau en litho's van Bergelt, een Duitse kunstenaar die al jaren in Finland woont.

De aflevering opent met een toespraak van Codex-oprichter Peter Koch. Dit stuk ('Navigating the Third Stream') zou hij hebben gehouden bij het symposium ter ere van zijn werk in de Grolier Club in oktober 2019, ware het niet dat hij de avond ervoor had besloten iets heel anders te vertellen. Hij hield een prachtig verhaal over het opgroeien met boeken in Montana, zijn leermeesters aan de universiteit waar hij jaren de tijd kreeg voor zijn educatie - met tussendoor verre reizen. Het verhaal moest vanwege de tijd ophouden - precies waar hij zou toekomen aan zijn eerste proeven als drukker... Maar nu hebben we dus het oorspronkelijke essay, waarin hij zegt een stroming aan te hangen waarbij kunstenaarsboek en private press in elkaar overgaan. Hij ziet bijvoorbeeld het werk van Veronika Schaepers en Didier Mutel als exemplarisch - en natuurlijk ook zijn werk dat diep is ingebed in de drukkerstradities van de Amerikaanse westkust.

Verder bevat The Codex Papers artikelen over de Franse boekbinder Louise Bescond (door Pierre Walusinski) en over Parijse boekwinkels (door de redacteur Gerald W. Cloud) - en enkele grondige recensies van tentoonstellingen en publicaties. 

Binnen afzienbare tijd te lezen in de leeszaal Bijzondere Collecties van de KB.  

dinsdag 23 juni 2020

282. Gepubliceerd: "A Number of Books": waarom een beperkte oplage?

Vorige week is het feestelijke dubbelnummer 1-2 van de vijftigste jaargang van Quaerendo veschenen. Quaerendo is het Nederlandse, maar Engelstalige tijdschrift voor boekwetenschappers, onder eindredactie van Lisa Kuitert (UvA). Het zou worden gepresenteerd tijdens het SHARP-congres in Amsterdam - het jaarlijkse internationale congres van de Society for the History of Authorship, Reading and Publishing, maar dat is vanwege Covid-19 een jaar verschoven naar 2021. Maar het feestnummer is er!

Quaerendo, 50 (no 1-2)


Voor deze aflevering schreef ik een artikel over het nummeren van exemplaren van een gelimiteerde oplage: "A Number of Books. The Flexible Function of Limitation Statements". Het gaat in op een eigenaardigheid van het nummeren van bibliofiele edities. Tegenwoordig vinden we het vanzelfsprekend dat een boekje dat in zeventig exemplaren wordt gedrukt op een handpers bestaat uit een genummerde oplage (1-70), soms zelfs nog met een aparte nummering (I-X), of met geletterde exemplaren (A-C) of met op naam gedrukte exemplaren. 

Het lijkt zo normaal dat als je terugkijkt naar het begin van de moderne private press-beweging je daar hetzelfde verwacht. Maar rond 1890, toen William Morris met zijn Kelmscott Press was begonnen, waren het juist niet deze boeken die genummerd werden. Niet één van de uitgaven zijn Morris's pers zijn genummerd en meestal staat in het colofon niet hoeveel er zijn gedrukt.

Het begin van deze bibliofiele gewoonte ligt dus niet daar. Maar waar wel? Dat is niet eenvoudig vast te stellen. Gelimiteerde uitgaven van rond 1800, een eeuw eerder, waren juist niet genummerd; maar in sommige landen werden wel de 'large paper copies' van een editie genummerd (de gewone dan niet). Ook is er al eerder sprake van genummerde exemplaren, maar die nummering lijkt samen te hangen met copyright. En dan is er nog de kunst: prenten werden tegen het einde van de negentiende eeuw steeds vaker uitgegeven in genummerde edities. De kunstenaars die private presses begonnen namen die gewoonte van hun prent-edities niet mee naar de private press-wereld.

Tegelijk met Morris was wel de opkomst van de gelimiteerde, luxe uitgave van reguliere uitgevers die een bibliofiel publiek probeerden aan te spreken. Zo verscheen van Oscar Wilde's The Picture of Dorian Gray (1891) een gewone, ongenummerde editie van 1000 exemplaren, waarin niet werd vermeld dat er ook een gelimiteerde editie was van 250 'large paper copies' en die luxe exemplaren waren door de auteur gesigneerd...

Enfin, lees het maar na, want uitgever Brill heeft de hele aflevering in open access geplaatst. Zie hier voor de link naar mijn artikel "A Number of Books".

Oscar Wilde, The Picture of Dorian Gray (1891)
[Morgan Museum & Libraries]

maandag 25 mei 2020

281. Zitten onze boeken vol corona?

Kan het gevaarlijke Covid-19-virus via de ene lezer overspringen op de andere? Is het boek een mogelijke drager van het virus en hoe doe je daar iets aan? Ja, dat is het, onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk. Afhankelijk van temperatuur, luchtvochtigheid en materiaal kan het virus overleven op allerlei soorten materialen, het langst op plastic en metaal. De KB houdt daarom een quarantaine-periode voor boeken aan van negen dagen. Niet alle boeken zijn gedrukt op papier, niet alle verpakkingsmaterialen zijn van papier, vandaar.

Maar desinfectie van de boeken is niet aan de orde: die middelen zouden de boeken beschadigen. Regelmatig de handen wassen blijft het belangrijkste advies overigens.  


Samuel Jesserun de Mesquita, 'Niest nooit zonder zakdoek' (1922)
Ook vroeger kampten bibliotheken met problemen tijdens uitbraken van cholera, roodvonk of difterie, om maar een paar ziektes te noemen. Boeken die konden worden geleend bevatten altijd waarschuwingen en adviezen om ze schoon te houden en ook in de openbare ruimte werd 'reinheid' als strijdmiddel ingezet tegen verdere verspreiding van bacteriën en virussen. Een fraaie poster is die van de kunstenaar Samuel Jesserun de Mesquita uit 1922: 'Niest nooit zonder zakdoek'. Die katoenen of zijden zakdoeken worden nu juist niet geadviseerd; nies in de elleboog en gebruik papieren wegwerpzakdoeken is het devies. Vreemd hoe zulke bevoogdende adviezen opeens weer actueel en alomtegenwoordig kunnen worden.

Gemeenten beschikten tegen het einde van de negentiende eeuw over grote ontsmettingsovens waarin kleren en huisraad konden worden gereinigd. Langzaam groeide bij openbare en commerciële leeszalen en bibliotheken de behoefte aan een specifieke ontsmettingsoven voor boeken. Ze werden ook purgatoren genoemd.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 23 oktober 1906
In oktober 1906 adverteerde bijvoorbeeld de Zwolsche Bibliotheek en Leesinrichting van Tijdschriften dat de instelling beschikte over een up-to-date ingerichte ontsmettingsoven zodat men rustig kon doorlezen zonder angst voor besmetting.

Dit was een landelijk fenomeen. 

Algemeen Handelsblad, 4 februari 1908
Lectura, een leesbibliotheek aan het Singel in Amsterdam, wees ter geruststelling op het eigen bezit van een ontsmettingsoven, sterker nog: die kon je dagelijks in werking zien.

Nieuwsblad van het Noorden, 13 oktober 1908
Ook in Groningen Stad was die machinerie gearriveerd en werd die zelfs ingezet om de concurrentie voor te zijn. Trots meldde boekhandel en leesbibliotheek V.d. Klein dat zij de 'eenige bibliotheek' in Groningen was 'waar de Puregator (Ontsmettingsoven) gebruikt' werd. Dat klonk buitengewoon professioneel. Het was bovendien de enige leesbibliotheek die dit woord gebruikte! Verder kom je het in de kranten (zie Delpher) niet tegen.


Voorstellen voor zulke ovens - op kosten van de gemeentes - werden niet altijd gehonoreerd.

Middelburgsche Courant, 28 augustus 1914
De gemeenteraad van Middelburg hield het voorstel 'aan', toen de openbare leeszaal en bibliotheek met een aanvraag kwam.

Haagsche Courant, 28 februari 1911
De openbare bibliotheek in Den Haag kreeg de beschikking over een ontsmettingsoven toen de bibliotheek in 1911 verhuisde. 

Haagsche Courant, 28 februari 1911
De leeszaal werd gevestigd in het Toussainthuis naast de tuinen van Paleis Noordeinde. De 8000 boeken gingen echter niet na elke uitlening de oven in, dat gebeurde maar een paar keer per jaar. Het regelmatige onderhoud was anders: men reinigde de boeken met 'sublimaat'. Werkelijk? Kwikchloride dus, een giftige verbinding van kwik en chloor!

De West: Nieuwsblad uit en voor Suriname, 25 juli 1911
De ontsmettingsovens werden in het hele Nederlandse koninkrijk geïnstalleerd, tot aan Suriname toe, waar de boeken in de bibliotheek ook op 'gezette' tijden werden gedesinfecteerd. Op 25 juli 1911 meldde De West dat dit gebeurde met 'Puriveendampen', die door gaswarmte werden ontwikkeld. Wat Puriveen is, weet ik niet.

De Locomotief, 3 februari 1920
Die ovens waren niet zonder gevaar, juist vanwege de steenkool- of gasverwarming. In Semarang leidde dat in februari 1920 tot problemen. Bij het openen van de 'lokaliteiten' bleek dat de oven de voorafgaande avond niet was uitgezet en dat 'een vijftigtal boeken' verbrand was. Voor mij was dit een geheel nieuwe manier waarop boeken verloren kunnen gaan...

Intussen is de vraag: hoe zag zo'n ding eruit? Ik kan even niet bij het boek waarin een afbeelding staat en pluk die daarom even van het www.

Ontsmettingsoven (uit Paul Schneiders, Lezen voor iedereen, 1990)
Al met al was het een verantwoordelijk werkje en het mooie was dat iedereen dacht dat het echt werkte en hielp om verspreiding van vreselijke ziektes tegen te gaan. Die hoop creëren we steeds opnieuw.

Nu wassen we alleen onze handen en laten we de boeken even met rust na afloop. Maar waar we tot de bibliotheekmedewerker anderhalve meter afstand bewaren, hoeven we dat bij het boek niet te doen.