maandag 6 maart 2023

336. Fictieve bezoekers van de KB (4)

De fictieve bezoeker in de roman Ondergang is een beetje een raadsel: hij was van huis uit rijk, had zijn zaken als 'direkteur der fabrieken van de familie' verwaarloosd, gaf teveel geld uit en had zich bovendien laten bestelen - daarover ontstond ruzie met zijn familie, waarna hij het ouderlijk huis verliet, naar Engeland reisde en daar werk ging zoeken. Dat lukte niet echt, hij wordt er keer op keer ontslagen en het gaat van kwaad tot erger: hij eindigt in de goot, of eigenlijk in de Thames, wordt weliswaar gered, maar blijkt dan nog maar kort te leven te hebben.

A.M. de Jong, Ondergang (1916)


De roman uit 1916 is geschreven door A.M. de Jong (1888-1943), die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een van de meest gelezen auteurs van Nederland werd. Vooral zijn Merijntje Gijzens jeugd was een bestseller, met herinneringen aan het Noord-Brabant van zijn jeugd. Maar net zo populair, zo niet nog meer gelezen, was zijn controversiële stripverhaal over Bulletje en Boonestaak dat vanaf 1922 verscheen met tekeningen van George Van Raemdonck. 

De Jong was een socialist, die in de jaren dertig voor de VARA werkte en die in de oorlog werd geëxecuteerd door SS'ers.

Ondergang. Een levensfragment is gebaseerd op het leven van een Delftse vriend van De Jong, Willem van Eyk. De Jong citeerde brieven van zijn vriend in een feuilleton in het tijdschrift De Notenkraker. Daarin heette het verhaal nog 'Uit het dagboek van Long Bill'. De Jong schonk het honorarium aan Van Eyk (zie de biografische schets door Herman Tromp).

In Londen laat De Jong zijn hoofdpersoon als werkeloze de warmte opzoeken van leeszalen - een niet ongebruikelijk verschijnsel in die tijd - en trouwens, daar is weinig in veranderd. Openbare bibliotheken zijn ook een soort buurthuizen en opvangplekken voor niet-lezers. 

Het boek is genoteerd als een dagboek. Op 'Dinsdag 12 oktober' staat er:

Ik zit in een openbare bibliotheek en schrijf dit op.
(A.M. de Jong, Ondergang. Een levensfragment. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1916, pagina 32)

Op 21 oktober noteert hij:

Weer zit ik in een leeszaal van een bibliotheek te schrijven... Weer werkloos... Ik ga niet naar m'n kamertje. Het is hier warmer...
(pagina 47)

A.M. de Jong, Ondergang (1916), pagina 49

Maar de protagonist wordt met zijn ongeschoren uiterlijk en groezelige kleding wantrouwig bekeken door het personeel en door de overige bezoekers die er zelf 'goed gekleed en weldoorvoed uitzien'. 

En hij kent het gedrag van de andere bezoekers maar al te goed. Ooit was hij net als zij goed gekleed, fris gewassen, netjes geschoren en 'zeker van straks een goed maal te vinden'. 

Ik weet het toch! Ik heb toch zelf ook in de leeszaal van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag zitten werken!
(pagina 49)

In welk stadium van zijn - rijke - verleden hij in de KB zat te studeren wordt er niet bij verteld en omdat hij als 'fabrikant' waarschijnlijk niets te zoeken had in de KB, zal het tijdens zijn studententijd moeten zijn geweest.

De Jong zelf had een opleiding aan de Normaalschool gevolgd en verbleef weliswaar in de buurt van Den Haag - hij woonde vanaf 1897 tot 1916 in Delft - maar of hij zelf de KB ooit bezocht is onduidelijk, zij het niet onwaarschijnlijk. Nogal wat onderwijzers zoals hij raadpleegden de collectie van de KB.

De KB viert haar 225-jarig bestaan.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten