'Ik zal je een verhaaltje vertellen.'
En dan volgt er een parabel over sprekende meren, begrijpende ezels, de duivel die de militair geschapen heeft en zo meer. Fabels, poëzie.
Rodaan Al Galidi |
Precies halverwege het boek (350 pagina's), aan het slot van hoofdstuk 10 (pagina 172-174) komt die afkeer van boeken weer pregnant naar voren.
De kleine jongen komt een van de figuren uit de verhalen van grootvader tegen: 'we zijn allemaal verhalen, die anderen aan anderen vertellen', zegt hij: 'Over wie langer wordt verteld, die leeft langer.' Maar dit personage - een jonge broer die graag naar zee zou willen reizen - heeft toch wel graag dat die verhalen niet in de lucht blijven hangen en dat ze worden vastgelegd. Hij vraagt de jongen ze op te schrijven in een boek. 'Misschien zal ik dat boek eens lezen en kan ik mijn weg naar de zee vinden'.
'Kun je verder reizen in een boek?' vroeg ik verbaasd.
'Zeker, want ik besta alleen hier, omdat er geen boek is waarin ik naar de zee kan reizen.'
De jongen zegt meteen tegen zijn moeder: 'Op een dag zal ik een boek schrijven.'
Het is natuurlijk het boek dat we aan het lezen zijn, Bloesemtocht. Halverwege verwijst het verhaal ons dan ook terug naar de eerste pagina, getiteld 'Het begin van het boek':
'Alle personages in dit boek zijn echt. De enige persoon die niet echt is, ben ik, de schrijver van deze zinnen.'
Halverwege het verhaal zegt zijn grootvader hem dat hij vast niet 'dat personage echt heeft ontmoet, maar zijn dubbelganger, 'de geschreven jonge broer', die 'ergens vast zit in een boek'. We moeten doorlezen om uit te vinden wat er aan de hand is.
De metafoor van het boek speelt verder in Bloesemtocht niet meer de vooraanstaande rol die je zou verwachten.
Het vertellen van verhalen neemt in de loop van de roman een maniacale vorm aan. Dat hangt samen met de 'plot' van het boek: de president van het land (Irak?) zal het dorpje komen bezoeken en de grootvader, ooit gevlucht voor een oorlog waarin hij moest vechten, wordt daar banger voor dan voor de dood. De verhalen die hij vertelt worden langer en de jongen zegt op een gegeven moment:
'Hadji, dat kan ik niet allemaal onthouden.'
'Het is niet belangrijk dat je het onthoudt, maar dat je het hoort.'
Maar de jongen begint te twijfelen aan de verhalen:
'Dus vanaf nu ben jij het niet eens met wat je hoort?'
En soms onderbreekt hij zijn opa:
'Heeft de boosheid hout? En het vuur van het hart? Wat is dat nu weer?'
De angst voor de komst van de president groeit en de grootvader is er zo slecht aan toe dat hij het bed houdt. Dan verandert de jongen in een verhalenverteller, om zijn opa in leven te houden. De jongen kondigt aan dat hij op jacht zal gaan naar verhalen en grootvader vraagt:
'Echt? Ga je verhalen voor me jagen?'
En de grootvader luistert naar de verhalen van zijn kleinzoon:
'Ik heb vele mooie verhalen', zei ik.
Hij laat zijn opa beloven naar het verhaal te blijven luisteren, zodat hij in leven blijft.
Dan wordt de val van de president aangekondigd en in plaats van de president komt de oorlog naar het dorp. Iedereen slaat op de vlucht. De jongen leert dan het uiteindelijke nut van de verhalen: als hij ze aan zichzelf vertelt, kan hij terugkeren naar het dorp van zijn jeugd, naar de familie zoals hij die zich herinnert, ook als ze er niet meer zijn. Verhalen verbinden grootvader en kleinzoon en bewaren zoveel mogelijk wat verloren is gegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten