Gerrit Komrij, De lange oren van Midas (2017) |
De gedichten van Gerrit Komrij zijn altijd veel persoonlijker geweest dan enkele critici beweerden. Komrij’s werk is vaak geassocieerd met spiegeleffecten, maskerades en vermommingen, maar het masker was dan toch steeds zijn eigen masker en in die spiegel zagen we toch echt zijn eigen gezicht. Waarom het persoonlijke werd vervormd in zijn poëzie blijkt uit het recent verschenen boek over de wording van het schrijverschap van Komrij, De lange oren van Midas.
De dubbelzinnige titel verwijst naar de periode die Komrij in 1965 en 1966 doorbracht op Kreta – hij was toen net 21 geworden. Midas is bekend uit de Griekse mythologie. De bekendste Midas-mythe gaat over de koning die alles wat hij aanraakt in goud verandert, maar zijn gave kwijt wil nadat zelfs zijn kinderen bij aanraking in goudklompen zijn getransformeerd. Het talent is een last, kortom. De andere mythe heeft ook met talent te maken. In die mythe kiest Midas niet voor de god Apollo, maar voor Pan als beste musicus, en Apollo straft hem met de oren van een ezel. Dat zijn de lange oren van Midas uit de titel van Komrij’s boek. Dan gaat het dus om het herkennen van talent en vooral om de miskenning ervan. De jonge Komrij had daar kennelijk last van. Verschillende uitgevers weigerden zijn vroegste publicaties, en daar was deze roman er een van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten