woensdag 5 september 2018

217. Een jeugdwerk: Black all day

Onlangs kocht de KB op een veiling een jeugdwerk van de Nederlandse graficus Guillaume Le Roy (1938-2008): Black all day uit 1960. 


Guillaume Le Roy, Black all day (1960): detail van omslag
Le Roy maakte vooral houtsneden en etsen en daarnaast een aantal projecten op groot formaat met teksten van de Comte de Lautréamont (De zangen van Maldoror) en een Chassidische vertelling, namelijk De Baäl Sjem en de tovenaar (1975). Ook publiceerde hij zo prenten in een oplage bij gedichten van Mandelstam en Baudelaire. Afbeeldingen van zijn latere werk zijn eenvoudig online te vinden.


De muze en de zeventien provinciën (1962)
Al jong kreeg hij een eerste opdracht van de CPNB en voorzag hij de uitgave bij de Boekenweek 1962 van penseeltekeningen. Elk jaar verscheen zo'n bundeltje over de 'muze', en in 1962 heette het De muze en de zeventien provinciën. Zulke bloemlezingen werden kritisch en minder kritisch bekeken. De ene recensent vond dat de tekeningen van Le Roy 'bij de typografie prachtig aansluiten', terwijl een ander beweerde dat ze tot het 'weinig aantrekkelijke van het moderne klad-maar-raak genre' behoorden.


Het Parool, 18 juli 1961
Kort daarvoor was Le Roy geslaagd voor het diploma Grafisch ontwerpen aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam waar hij in 1957 was gaan studeren (de huidige Rietveld Academie). Dat was in juli 1961 (niet 1962, zoals in sommige catalogi staat; zie het bericht erover in Het Parool, 18 juli 1961). In een interview in Avenue (februari 1975) vertelde hij dat het 'in die tijd een fantastische school' was, waar docenten en studenten 'een los-vaste verhouding met de school' hadden.

Tijdens zijn studie maakte Le Roy zijn vroege boek Black all day, ook met penseeltekeningen. Dat verscheen in april 1960 in een oplage van veertig exemplaren. Voorin en op het omslag staat deze titel, maar in het colofon heet het boekje opeens All day black. Dat is niet goed te begrijpen. Het staat er twee keer.

Guillaume Le Roy, Black all day (1960)
Ook de verantwoording is daardoor wat ongelukkig: 'this collection from "All day black" by Rosey E. Pool and Paul Breman'. Een boek met die titel bestaat namelijk niet. Wel maakten Rosey en Breman de bloemlezing Ik zag hoe zwart ik was (1958). Het titelgedicht daarin staat op pagina 163: 'Ik zag hoe zwart ik was'. Er tegenover staat de oorspronkelijke Engelse tekst: 'Black all day'. Die titel heeft Le Roy voor zijn eigen bloemlezing uit deze bloemlezing overgenomen.

Guillaume Le Roy, Black all day (1960)
Het boek van Guillaume Le Roy is gedrukt in offset op de persen van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs. De ondertitel zou nu anders luiden, maar was: American negro poetry. Poëzie van Afro-Amerikanen. Er zijn zeven gedichten geselecteerd, waarvan er een uit meerdere delen bestaat: 'Memphis Blues'. Het begint op een witte pagina links tegenover een uitslaande plaat met fabrieken tegenover kerken. 


Guillaume Le Roy, Black all day (1960)
Als het rode vouwblad wordt omgeslagen zien we wat er volgens de dichter met Memphis kan gebeuren: het kan - net als Babylon of andere oude plaatsen - ten onder gaan door overstromingen, tornado's, branden. Op deze rode bladen is ook tekst aangebracht. Die is met een penseel gekalligrafeerd en waarschijnlijk daarna verkleind afgedrukt. Dat verklaart het wat brokkelige karakter van de letters.


Guillaume Le Roy, Black all day (1960)
Nog een eigenaardigheid van de uitgave is dat het lijkt te gaan om anonieme gedichten,  maar niets is minder waar. Alle zeven gedichten hebben in de bloemlezing een auteursnaam en achterin de oorspronkelijke bloemlezing staan bovendien biografische gegevens over de dichters. Het anonimiseren van de zwarte dichters door Le Roy is helemaal tegen de opzet van die bloemlezing door Pool en Breman, die juist voor erkenning van het kunstenaarschap van de zwarte dichters streden. 'Black all day' werd bijvoorbeeld geschreven door Raymond Patterson, die in 1929 in New York geboren was. Hij werkte destijds in een opvoedingsinstituut voor jeugdige delinquenten. Later werd hij professor aan het City College van de City University of New York. Hij stierf in 2001. In 1958 schreef hij 'Black all day' speciaal voor de Nederlandse bloemlezing.

Het lange gedicht 'Memphis blues' was van Sterling Allen Brown (1901-1989); de andere vijf gedichten werden geschreven door James Edwin Campbell (1867-1896), Leslie Morgan Collins (1914-2014), Robert Earl Hayden (1913-1980), Jean Toomer (1894-1967) en Arna Wendell Bontemps (1902-1973).

Alle teksten in Black all day komen uit de bloemlezing die door Rosey Eva Pool (1905-1971) en Paul Breman werd samengesteld. Pool was een Nederlandse die in Berlijn studeerde maar na de Kristallnacht vluchtte en daarna in Amsterdam nog Anne Frank in haar klas had. Pool werkte tijdens de oorlog voor het verzet en publiceerde vertalingen bij illegale uitgeverijen. Bijna haar hele familie werd vermoord. Zelf werd zij opgepakt en in Amersfoort gevangen gezet, maar ze kon ontsnappen en dook voor de rest van de oorlog onder. Later verhuisde ze naar Londen. 

Al vroeg, in de jaren twintig, ontdekte zij de liederen van zwarte Amerikanen. In Berlijn kon zij destijds haar proefschrift erover niet voltooien. Ze verzette zich in geschrifte tegen de Amerikaanse onderdrukking van de zwarte bevolking en onderhield contacten met veel schrijvers uit de kringen rond de Harlem Renaissance. Haar archief is nu deel van de collectie van de University of Sussex Library.


Ik zag hoe zwart ik was (1958)
In 1958 verscheen haar vertaling en bloemlezing van deze gedichten onder de titel: Ik zag hoe zwart ik was, deel van de populaire pocketreeks Ooievaar. 

Dat deed ze samen met boekhandelaar, later antiquaar en uitgever, tevens vertaler en jazzkenner Paul Breman (1931-2008). Hij publiceerde zijn eerste vertaling van zwarte poëzie in het tijdschrift Podium in 1947. Zijn archief maakt deel van de collectie van de Chapin Library of Williams College.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten