woensdag 12 april 2023

341. Fictieve bezoekers van de KB (6)

Als je een boek publiceert met de titel Boeken die men niet meer leest moet je niet gek opkijken als je daar zelf in belandt. Wie leest nog Jan L. Walch? Hij zou een eigen hoofdstuk moeten krijgen in een nieuwe editie van Boeken die men niet meer leest - hoewel zo'n titel ook al niet meer gelezen wordt (en de titel was misleidend: hij schreef bijvoorbeeld over de Belijdenissen van Augustinus en Lof der zotheid van Erasmus). En hoe ongelezen kun je worden? Of trekt zijn 'biografie' van Couperus misschien nog lezers? Het zijn maar 31 pagina's...

Jan Walch (ca. 1930)
[Foto: Wikimedia Commons]

Walch leefde van 1879 tot 1946 - zijn biografisch portret is te lezen bij DBNL - en promoveerde in 1906 op Vondel. Deze Haagse leraar werd journalist (die in Het Vaderland artikelen schreef onder het pseudoniem 'Boekenwurm') en ging in 1936 naar Parijs om er professor Nederlands aan de Sorbonne te worden. Vanwege de naderende oorlog keerde hij terug naar Nederland en in 1939 volgde een benoeming tot directeur van de Toneelschool in Amsterdam. Een van zijn boeken is een handboek over de Nederlandse literatuur. In 1933 verscheen een aparte geïllustreerde editie van een eerder gepubliceerd verhaal - het is nu alleen nog om de illustraties van belang: De vreeselijke avonturen van Scholastica. De illustrator was M.C. Escher. 

Jan Walch, M.C. Escher,
De vreeselijk avonturen van Scholastica (1933)

Dat verhaal verscheen eerst als voorpublicatie in het tijdschrift Groot Nederland (1921) en een jaar later als een van drie verhalen in de bundel Drie vertellingen - en dus in 1933 als aparte uitgave. Maar er is een verschil. In Groot Nederland wordt het verhaal aan de auteur verteld door een gast in het Italiaanse hotel waar hij logeert. In de latere edities zoals Drie vertellingen is alleen het verhaal zelf overgebleven.

Jan L. Walch, Drie vertellingen (1922) [Pagina 43 (detail)]

De gast vertelt het verhaal aan een gezelschap in de hal van het hotel waarin een van de Engelse gasten beweert dat elke nieuw gearriveerde gast een verhaal moet vertellen - en dat doet de landgenoot van Jan Walch met verve. Deze gast spreekt hem in dit internationale gezelschap overigens aan als 'signor Gianni Guelfo'.

Hij ontmoet deze Nederlander echter voor de eerste keer buiten het hotel:

En zoo vond ik het dan óók prettig, toen ik in mezelf een nieuw symptoon van vaderlandsliefde ontdekte; dat was, toen ik, bij een oud kloostermuurtje in Umbrië, inéénen, na maanden, een Hollander ontmoette. Het was een archaeoloog, dien ik eens weken lang tegenover mij had zien zitten op de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, maar dien ik nooit gesproken had. - Doch nu was het feit der herkenning ons beiden voldoende voor een allerhartelijkste begroeting. En hij ging mee naar mijn hotel; en we dronken Asti spumante, op Holland -

Bezoekers van de leeszaal van de KB spraken - er zijn verschillende getuigenissen van - niet met elkaar als ze elkaar niet kenden. Ook niet tijdens de lunchpauzes waarvoor ze de Kazernestraat inliepen, want een restaurant voor bezoekers was er niet in de KB, er was niet eens een 'coffee corner'. Zelfs als bezoekers, zoals Jan Walch en deze in Umbrië ontmoete landgenoot, wekenlang tegenover elkaar zaten, spraken ze elkaar, zonder introductie, niet aan. Men zweeg. Boven de boeken die men las. Of niet echt las. 

Zie DBNL: Jan L. Walch, ‘Uit “Praatjes in een laaiende lente. VIII. Het verhaal van den Hollandschen gast, getiteld: “De vreeselijke avonturen van Scholastica”’, in Groot Nederland, 19 (1921), p. 647-662 (hierin p. 647-648).

De KB viert haar 225-jarig bestaan.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten