maandag 4 september 2023

353. KB-vrouwen 1895-1940 (7)

De eerste vrouwelijke medewerker van de KB van wie een foto bewaard is gebleven - voor zover we weten - is Rena Pennink, maar de foto werd lang na haar pensioen gemaakt. 

Rena Pennink (in dienst: 1919; uit dienst: 1949)

'Mejuffrouw' Renetta (Rena) Pennink (Rotterdam 1884 – Den Haag 1985) werd op 1 april 1919 wetenschappelijk assistente 1e klasse bij de afdeling Kunst en Handschriften. Ze verdiende toen 2000 gulden per jaar. Zes jaar eerder, in 1913, was zij met haar ouders vanuit Rotterdam verhuisd naar Den Haag. Haar oudere zuster Mathilda Helena was in 1900 getrouwd. 

Penninks KB-carrière is niet te volgen via de jaarverslagen, want daarin doemt haar gestalte pas dertig jaar later op bij haar afscheid. Toch liet zij al in haar tweede KB-jaar van zich horen met de publicatie van de Catalogus van de incunabelen, II: Nederland, België, Duitschland, Duitsch-Zwitserland, Oostenrijk (de verzameling van Museum Meermanno-Westreenianum)

Zij werd verantwoordelijk voor de incunabelen en post-incunabelen van de KB, maar ook voor de vakgebieden Engelse en Duitse taal- en letterkunde. Vanaf 1920 hield zij gedurende vijftig jaar wekelijkse bijeenkomsten met haar goede vriendin en mede-incunabuliste Maria Kronenberg om samen klassieke auteurs te lezen en elkaars werk te bespreken, zoals de artikelen die Pennink vanaf 1930 publiceerde in Het Boek. 

In 1935 verscheen haar Catalogus der boeken uit de voormalige Latijnsche School in de Groote Kerk der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Edam, thans in bruikleen op de Koninklijke Bibliotheek te ’s-Gravenhage, één jaar nadat de bruikleen in de KB was gearriveerd. De latere directeur Reedijk herdacht haar dan ook als een snelle werker (zie zijn 'In memoriam Dr. Renetta Pennink’, KB Centraal, 26 april 1985).

Zij maakte in 1934 deel uit van het uitvoerend comité van de tentoonstelling over oud-Italiaanse kunst en werkte in 1936 mee aan een tentoonstellingscatalogus over Jeroen Bosch.

In januari 1936 promoveerde zij in Utrecht op het proefschrift Nederland en Shakespeare. Achttiende eeuw en vroege romantiek. Het jaar erop verscheen de Catalogus der 15de en 16de eeuwsche drukken der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, in bruikleen op de Koninklijke Bibliotheek

Via de radio meldde nieuwsdienst ANP op 29 oktober 1937 dat zij was bevorderd tot conservator. Haar jaarsalaris steeg tot 3152 gulden. 

De Standaard, 30 oktober 1937

In 1949 volgde haar pensioen. Weg was ze toen nog niet; ze kreeg een tijdelijk contract om de publicatie voor te bereiden van de Catalogus der niet-Nederlandse drukken, 1500-1540, aanwezig in de Koninklijke bibliotheek ’s-Gravenhage – die werd haar op 15 maart 1955 vers van de pers aangereikt.

Nieuwe Haarlemsche Courant, 23 september 1954


In september 1954 ontving zij de prijs van de Haarlemse Teylerstichting voor haar studie Silvander (Jan Baptista Wellekens), 1658-1726 (gepubliceerd 1957), waarna ze in 1965 nog een vertaling publiceerde van middelnederlandse novellen. Ze werd gezien als charmant, geestig, belangstellend en tot op het laatst 'weetgierig'.

Toen onderbibliothecaris A.J. de Mooy in 1971 afscheid nam werd Pennink gefotografeerd terwijl zij hem over een brede tafel heen de hand schudde. Jas en hoed had ze aan- en opgehouden.

R. Pennink schudt de hand van A.J. de Mooy bij diens afscheid in 1971
[KB archief]

Ze overleed, honderd jaar oud, op 11 maart 1985.

NRC Handelsblad, 15 maart 1985


Geen opmerkingen:

Een reactie posten