woensdag 9 april 2014

5. Herkomst: William Morris's Kelmscott Manor

De KB bezit twee boeken uit de verzameling van William Morris. Morris (1834-1896) was maar 62 toen hij stierf - dat lijkt nauwelijks voorstelbaar gezien zijn talloze actviteiten en des te meer als je op een foto zijn grijs behaarde en bebaarde gezicht ziet. Socialist, kunstenaar, drukker en uitgever, ontwerper van behang, wandkleden, meubels in de periode van het Pre-Raphaelitisme en de Arts and Crafts. Daarnaast was hij ook nog een fervent bibliofiel.
Ex-libris van William Morris

De boekenverzamelaar William Morris


De vernieuwing van de boekkunst die Morris in de laatste jaren van zijn leven teweeg bracht, kwam niet uit de lucht vallen. Al vroeg was hij gefascineerd door Middeleeuwse manuscripten en kalligrafeerde hij gedichten in neo-gotische stijl. Vanaf zijn dertigste verzamelde hij boeken en dan vooral de vroege gedrukte werken uit de vijftiende eeuw en middeleeuwse handschriften. De vormgeving daarvan bepaalde later zijn gedachten over 'het ideale boek' en de uitgaven van zijn Kelmscott Press. Het is daarom een mooie bijkomstigheid dat de KB van beide deelverzamelingen een voorbeeld in huis heeft: een Nederlands getijdenboek uit ca. 1420-1440 en een Duitse incunabel uit 1473.


Een getijdenboek van de ene naar de andere kast

Getijdenboek, Utrecht of IJsselstreek, ca. 1420-1440 (KB 79 K 30)
Het getijdenboek (waarschijnlijk uit Utrecht of de IJsselstreek) laat voorin twee ex-librissen zien. Het oudste is dat van Morris. 


Ex-librissen van William Morris en van H.A. Foyle in Getijdenboek, Utrecht of IJsselstreek, ca. 1420-1440 
(KB KW 79 K 30)
Daarna is het handschrift in bezit gekomen van de Londense boekhandelaar H.A. Foyle (1885-1963), wiens winkel in Charing Cross Road een boekenparadijs was. Zijn privéverzameling bewaarde hij vanaf de Tweede Wereldoorlog in Beeleigh Abbey. Morris heeft overigens nóg een spoor in het boek achter gelaten. Op een leeg blad voorin schreef hij zelf de aankoopdatum: 4 juli 1895.


Inscriptie van William Morris in Getijdenboek, Utrecht of IJsselstreek, ca. 1420-1440 
(KB 79 K 30)
Morris had het boek gekocht op een veiling bij Sotheby's in Londen en het was afkomstig uit de bibliotheek van Musée Napoléon, het huidige Musée de Picardie. Na de dood van Morris ging het boek over in handen van verzamelaar Richard Bennett die de hele bibliotheek van Morris had opgekocht en in 1898 liet Bennett delen ervan veilen, opnieuw bij Sotheby's. Toen verwierf Henry S. Wellcome dit Nederlandse handschrift. In 1945 werd het afgestoten door The Wellcome Institute in Londen en kon Foyle het kopen.

Uit diens nalatenschap werd het bij Christie's in Londen geveild op 11 juli 2000. De Nederlandse firma Célesta Fine Art kocht het en in 2012 verwierf de KB het handschrift. Het bijzondere is dat deze herkomstgeschiedenis niet het gewone patroon vertoont, waarbij een boek van de ene verzamelaar naar de andere gaat om uiteindelijk in een bibliotheek te belanden. Tussendoor is dit boek twee maal eerder in een instituut opgenomen geweest: het museum van Napoleon aan het nu bekende begin van de keten; en ná Morris's huis, Kelmscott Manor, verbleef het boek een halve eeuw in het Londense Wellcome Institute. 


Verzamelaars van een Duitse incunabel


Als je de Duitse incunabel open slaat zie je meteen een soort bibliofiel slagveld: vier ex-librissen van verzamelaars, twee ingeplakte beschrijvingen uit catalogi en een fragment uit een handschrift (met een tekst van Thomas van Aquino) dat als dekblad is gebruikt toen het boek werd ingebonden. De tekst is Pantheologia van Rainerius de Pisis, uitgegeven in Nuremberg in 1473. 


Binnenzijde voorplat van Rainerius de Pisis, Pantheologica (1473) 
(KB KW 169 A 25)
Het oudste ex-libris is van het Conventus Ratisbonensis FF. Ord. Praed, ofwel, het klooster van de dominicanen (de predikheren) in Regensburg, dat begin negentiende eeuw werd opgeheven. Het volgende ex-libris is van William Morris, maar het is niet duidelijk wanneer hij het boek kocht. Ook dit boek werd eerst eigendom van Richard Bennett, die het veilde op 9 december 1898 en toen is het waarschijnlijk aangekocht door bibliofiel George Dunn. Diens ex-libris is in dezelfde stijl gedrukt als dat van Morris. Dat van Morris is overigens niet echt zijn ex-libris, maar een waarborg dat het boek uit zijn verzameling werd verkocht. Men kon na Morris' dood dit type ex-libris laten drukken in het lettertype van Morris. George Dunn (1865-1912) heeft dat laten doen en net als Morris vermeldde hij trots zijn buitenplaats, Woolley Hall, near Maidenhead. Dunn kon maar veertien jaar genieten van zijn aankoop, want hij stierf in 1912 nog voor zijn vijftigste. De veiling van zijn bibliotheek werd verspreid over enkele jaren.


Richting Koninklijke Bibliotheek


De twee uitgeknipte beschrijvingen komen uit antiquariaatscatalogi en geven aan dat het boek vervolgens door minstens twee handelaren van eigenaar gewisseld is. De volgende aanwijzing is het ex-libris van de bankier, musicoloog en verzamelaar D.F. Scheurleer (1855-1927). 
Ex-libris van D.F. Scheurleer in Rainerius de Pisis, Pantheologica (1473) 
(KB KW 169 A 25)
In 1933 kocht de KB een groot gedeelte van zijn bibliotheek, met nadruk op de liedboeken. Zo kwam in 1933 het eerste boek uit de collectie van William Morris in huis. Het handschrift volgde in 2012. Het zou best kunnen dat de KB, zonder dat wij het weten, nog meer boeken uit zijn verzameling bezit. In elk geval hebben we ook enkele van de 'private press'-boeken die hij zelf gedrukt heeft. Een voorbeeld daarvan is The Romance of Sir Degrevant. Het boek verscheen in 1896, het sterfjaar van Morris.


The Romance of Sir Degrevant (Kelmscott Press 1896) 
(KB KW 167 F 21)
[Eerder gepubliceerd als blog van de Koninklijke Bibliotheek Den Haag, 28 maart 2014.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten