[Vervolg van Het Kunstenaarsboek: om te lezen of om te bekijken? (2)]
Met de opkomst van de digitale media is de term ‘boek’ intussen ook in
een identiteitscrisis terecht gekomen en daar is die nog niet uit geraakt. Een
boek dat altijd als een boek gezien werd – de Gutenbergbijbel bijvoorbeeld –
hield niet opeens op een boek te zijn, dat niet, maar de gedigitaliseerde
versie ervan werd een e-boek en heeft wellicht een geheel andere term nodig,
afhankelijk van het gebruik en van de gebruiker. Hier zien we het boek als
object versus het boek als entiteit.
Intussen hebben boekhistorici ook een duit in het zakje gedaan door de
term ‘boek’ los te maken van de term ‘tekst’ en in hoge mate andersom. De tekst
is los gewrikt van het boek. Onder ‘tekst’ wordt dan verstaan een gedrukte
pagina, of een boodschap in handschrift, of een afbeelding, of een mondelinge
overlevering, of zelfs een object dat een betekenis draagt.
Dat is een flinke stap weg van het boek als de bron van alle teksten.
De definitie van het begrip kunstenaarsboek is niet alleen lastig door
de ongrijpbare term boek, maar zeker ook door de term kunst.
Wat is kunst ook alweer? Wikipedia – en als Wikipedia iets is dan het
is onze man in de straat – zegt: ‘Art is a diverse range of human activities and the products of those activities’.
Redelijk vaag, maar de Nederlandse Wikipedia voegt toe dat het gaat om:
schilderen, tekenen, fotografie, grafiek, beeldhouwen, moderne media, theater,
muziek en zang, dans, film, bouwkunde of architectuur, literatuur en poëzie.
Toch weet ik zeker dat als ik aan het schilderen sla, het resultaat geen kunst is.
Stel, we gaan een stap verder en we proberen de terminologie terzijde
te leggen om het kunstenaarsboek over te leveren aan een niet gedefinieerd
bestaan ten einde een beter zicht op het kunstenaarsboek te krijgen. Kunnen we
het begrip beter begrijpen door de betekenissen los te laten?
Dat klinkt abstract, maar het is eigenlijk heel praktisch.
Voor de KB-collectie schaf ik boeken aan, geen kunstwerken. Toch kan
het zo zijn dat ik met kunstenaarsboeken kunst aankoop die in de toekomst niet
als kunst worden beschouwd, en dan is er ook nog het risico dat ik dingen koop
die niet als kunst én niet als boek zullen worden beschouwd.
Het verzamelen van kunstenaarsboeken is daardoor een hachelijke en
spannende aangelegenheid, die de grens tussen boek en kunst moet overschrijden
om de piketpaaltjes te kunnen plaatsen.
Toch herkennen de meeste mensen het boekige en het kunstzinnige van een
object in een bibliotheek vrijwel meteen. Zoals Johanna Drucker al zei: ‘De
betoverende kracht van het kunstenaarsboek zit hem in de manier waarop het
aandacht vraagt voor bepaalde aspecten van het eigene van een boek, terwijl het
de expressieve complexiteit van het boek als communicatiemiddel materialiseert.’
Jawel.
Het boek zal zijn visuele, talige, letterlijke en metaforische
betekenis vrijgeven, maar op een complexe wijze. Het materiaal en de structuur
zijn namelijk deels de betekenis, net als de woorden of de illustratie slechts
een deel van de betekenis uitmaken. En het geheel is niet in één tekst of beeld
te vangen.
Het geheel is het kunstenaarsboek dat dan ook meer eist van een lezer
dan lezen.
De term ‘lezer’ is hier niet van toepassing en dat is lastig voor ons,
want lezer en boek zijn in de loop van honderden jaren met elkaar vergroeid.
Dat wil zeggen: lezer en woorden, net zoals we boek en tekst sinds de
uitvinding van de boekdrukkunst als één logisch geheel hebben gezien, zodanig
zelfs dat toen er kunstenaarsboeken kwamen partij moest worden gekozen voor het
gelezen boek versus het bekeken boek, of zoals Paul Valéry dat uitdrukte: ‘Le texte vu, le texte lu’ zijn twee totaal verschillende zaken en de één sluit de
ander uit.
Opdracht in handschrift van Paul Valéry aan Max Molho in een exemplaar van La jeune Parque (1925) uit de Collectie Koopman van de KB |
Dat gold toen als een acute observatie, en gold eigenlijk alleen voor
het onderscheid tussen het waarnemen van de letters bij het lezen versus het
waarnemen van de hele pagina of twee pagina’s ten einde aan de hand van de
lay-out de structuur van een tekst te doorgronden. Maar zijn uitspraak is later
vaak gebruikt om een verschil aan te geven tussen interessante boeken die men
wil lezen en mooie boeken die nooit gelezen worden, maar alleen maar verzameld,
bijvoorbeeld private press boeken. Kortom, er sloop iets denigrerends in.
Wij maken dat onderscheid natuurlijk niet.
Maar intussen heeft de beeldcultuur een enorme ontwikkeling ondergaan. Het
primaat van de woorden is inmiddels simpelweg verdwenen. Het beeld heeft zijn
plaats in het boek opgeëist, of dat er nu een is met een wervende functie,
zoals een kleurrijk omslag, of als een alternatief voor woorden, zoals bij
kunstenaarsboeken waar woorden en beeld onlosmakelijk vergroeid zijn geraakt.
Ja, de komst van het kunstenaarsboek kan zeker gezien worden als een uiting van
die toenemende macht van het beeld in onze cultuur.
Overigens is het beeld natuurlijk nooit afwezig geweest in onze
cultuur, maar in de wereld van het boek was het voorheen altijd een
ondergeschikt iets: plaatjes voor kinderboeken, of illustraties ter instructie
in het onderwijs.
Er was een rangorde, waarbij het wetenschappelijke werk er een was met dicht bedrukte pagina’s zonder veel lucht, en een roman met afbeeldingen als minder serieus gold dan een roman met afbeeldingen, om over het stripverhaal – het onderwerp van de vorige NBV-lezing, stripverhalen – maar te zwijgen.
Er was een rangorde, waarbij het wetenschappelijke werk er een was met dicht bedrukte pagina’s zonder veel lucht, en een roman met afbeeldingen als minder serieus gold dan een roman met afbeeldingen, om over het stripverhaal – het onderwerp van de vorige NBV-lezing, stripverhalen – maar te zwijgen.
[Wordt vervolgd.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten