Een aardig klein landje dat hij wel 'joli' vond, dat was Nederland in 1885 voor Cecil Standish. Hij bezocht maar enkele plaatsen: Dordrecht, Rotterdam, Den Haag, Scheveningen en Amsterdam. Wat hij in Nederland kwam doen, is niet helemaal duidelijk. Standish lijkt een man die zich geen zorgen hoefde te maken over geld, die geen beroep uitoefende, in zijn jeugd wat gedichten schreef, maar verder zomaar wat rondreisde. Hij had in elk geval een snor die nu weer helemaal in de mode is.
|
Portret van Cecil Standish |
Globetrotter Cecil Standish
Cecil Standish (1852-1891) was de zoon van Charles Henry Noailles Widdrington Standish, wiens fortuin en grondbezittingen in Frankrijk en Engeland na zijn dood in 1883 overgingen op de twee zoons: Henry en Cecil. Henry huwde Hélène, die later (mede) model zou staan voor een van de hertoginnen in Marcel Prousts roman A la recherche du temps perdu. Zij haalde daarmee de eeuwigheid, maar Cecil was geen lang leven beschoren; hij klaagde regelmatig over 'des douleurs rhumatismales' (reuma) en overleed in Hyères op 22 februari 1891. Zijn broer verzamelde een aantal van zijn brieven en publiceerde die in 1893: Lettres de Cecil Standish. Het was niet Cecils eerste publicatie, want kort voor zijn dood had hij 'een Spaans verhaal' uitgegeven in het tijdschrift Revue des deux mondes, aldus het bericht van zijn overlijden in The Times.
In 1874 en 1875 reisde Cecil Standish door de Verenigde Staten, in 1876 verbleef hij in Venetië en bekende dat zijn leven voornamelijk bestond uit het afleggen van beleefdheidsbezoekjes in Frankrijk en Engeland. Verder las hij kranten en historische boeken, bezocht hij af en toe een museum en woonde theatervoorstellingen bij. In 1879 reisde hij naar Spanje, in 1882 naar Rome, in 1884 naar Athene, vervolgens opnieuw naar enkele Spaanse steden waarna hij vanuit Santiago, via Antwerpen zijn weg naar Nederland vond. Voor de zekerheid liet hij zijn post intussen naar Brussel zenden. Na zijn Nederlandse 'vakantie' keerde hij er niet meer terug en verbleef hij, waarschijnlijk vanwege het klimaat, voornamelijk in Rome.
Twee weekjes in Nederland
Standish vertrok omstreeks 10 september 1885 vanuit Antwerpen naar Rotterdam en was op 22 september alweer in België. Twee weekjes Nederland maximaal dus. Hij vond er genoeg bezienswaardigheden, schreef hij aan zijn vriend Alain de Mérionec, en heel anders van karakter dan in zuidelijk Europa. Het Nederlandse leven was eenvoudig, makkelijk, de afstanden kort en transportmiddelen waren er genoeg. Een nadeel was het weer: 'Le ciel est un peu bas est ce que j'aime le moins; il est nécessaire au paysage'. Kortom: de luchten hingen er laag, zoals de dichter Marsman later schreef, met stoeten laaghangende wolken, maar ze waren nu eenmaal noodzakelijk in dit landschap - alsof het weer er in de eerste plaats was om onze landschapsschilders te plezieren.
Hij was via Dordrecht gekomen dat half in de zon, half in de schaduw lag, en daar vielen hem de enorme hoeveelheid bootjes op én de hoge bomen in het centrum. In Rotterdam had hij rondgewandeld, rondgedwaald, langs de kades, over pleintjes en langs kroegen tot hij bij een groot zwart huis kwam waar hij een tijdje stond te luisteren naar de muziek die er klonk en de liederen die er werden gezongen. Het bleek een muzikale vereniging te zijn. Hij bracht een bezoek aan het Schielandshuis, waarin toen Museum Boijmans gevestigd was. Meer dan dat er wat 'tableaux de mérite' (verdienstelijke schilderijen) hingen, zei hij er niet over. Het Mauritshuis in Den Haag bekoorde hem in hoge mate, met name de schilderijen van Rubens, sterker, hij schreef dat alle schilderijen er van belang waren, zelfs als ze niet aan zijn smaak beantwoorden. Ook de hoge bomen op het Voorhout bevielen hem; hij wandelde er terwijl hij een boek las (Le bachelier de Salamanque van Le Sage). Over Scheveningen vertelde Standish niet veel.
Standish in Amsterdam
In Amsterdam vielen de reiziger in 1885 natuurlijk de grachten op, maar ook de bomen en de vele tuinen. Het Nederlandse karakter zag hij door een clichématige bril: 'le caractère hollandais a quelque chose de propret, de soigné, de cossu.' Kortom: keurig, netjes, goedverzorgd. En hij waardeerde dat het zonder vertoon ging, zonder pretenties, zonder 'étalages': echte rijkdom. Iedereen was goed gekleed en wel doorvoed. Hij bezocht de verzameling van Van der Hoop aan de Keizersgracht met schilderijen van Vermeer die Standish bewonderde. Maar ook de stillevens met wild van Hondecoeter herinnerde hij zich goed. De conclusie van deze Hollandganger was: 'Il est excellent de voyager en Hollande, pour apprendre l'ordre en toutes choses!' Het is goed om naar Nederland af te reizen, om er kennis te maken met ordelijkheid op alle fronten.
|
Lettres de Cecil Standish (1893) |
Waarom lees ik dit boek?
Ik las (een deel van) dit boek omdat het een van de vijf boeken is in de KB die oorspronkelijk op de plank stonden in Tite Street, Londen, in de bibliotheek van Oscar Wilde. Wilde kende Cecil Standish kennelijk (maar Standish komt niet voor in Wilde's correspondentie of biografie). Of Wilde het boek gelezen heeft is niet duidelijk, maar voorin schreef broer Henry Standish een opdracht aan de decadente dichter en toneelschrijver: 'To Oscar Wilde Esq. In remembrance of my brother. Henry Standish'. De KB bezit van deze gelimiteerde editie van 250 exemplaren nummer 136.
Destijds gekocht om de inhoud, de brieven van Standish (misschien wel vanwege zijn Nederlandse tour), is het boek nu toch meer van belang vanwege de herkomst en de associatie met Oscar Wilde.