Hieronder enkele vragen:
1. WANNEER EN WAAROM BENT U MET ONDERZOEK NAAR TIJDSCHRIFTEN BEGONNEN?
Begin jaren tachtig maakte ik een bibliografie van alle versies van alle gedichten van Gerrit Komrij tot dan toe. Daarvoor heb ik in de Koninklijke Bibliotheek alle mogelijke literaire bladen doorgekeken (en vaak ook gelezen), van de eerste tot de laatste pagina, waarbij ik soms niets en soms veel vond. Maar Komrij publiceerde ook in kranten en weekbladen en die moest je bij de KB in een speciaal depot aan de rand van het Haagse centrum gaan doornemen, waarbij het de gewoonte was geworden van de heren die daar hun eigen koninkrijkje hadden gevestigd, dat de lezer zelf de zware folianten vanuit het depot naar zijn tafel moest torsen. Vrij Nederland herinner ik me als redelijk te doen, maar er waren wel heel erg veel van die gebonden delen. Dat type doorploegwerk is nu dankzij Delpher wel een stuk minder zwaar geworden, al moeten we nog even wachten tot al het moderne spul ook daarin beschikbaar komt.
5. VAN WELK TIJDSCHRIFT BETREURT U DE ONDERGANG HET MEEST?
Tijdschriften moeten niet te lang bestaan, ik treur niet. Net als websites en blogs, je kunt gewoon een nieuwe beginnen.
9. DROOMT U WELEENS VAN TIJDSCHRIFTEN EN ZO JA, ZIJN DAT PRETTIGE DROMEN?
Nee, geen dromen, maar in de werkelijkheid blijf ik natuurlijk dromen dat ik in een
antiquariaat of bij een boekenstal een stapel vind met daarin die nooit eerder geziene
bijdrage die…, enzovoort. Laatst had ik dat in Ancona, waar ik op een zondagmiddag
een stapel van een meter kunsttijdschriften doornam. Resultaat: niets. Toch een leuke
middag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten