donderdag 16 mei 2024

365. Vijftig Jaar Depot van Nederlandse Publicaties

Vandaag vierde de KB het vijftigjarige bestaan van het Depot van Nederlandse Publicaties dat ervoor heeft gezorgd dat de bibliotheek de afgelopen halve eeuw de meeste boeken van commerciële uitgevers direct bij verschijnen heeft ontvangen.

Foto: KB, Den Haag

Daarvóór was er geen vrijwillig depot, maar oorspronkelijk was er wel een vorm van verplicht depot. Dat had te maken met 'copyright' aan het einde van de achttiende eeuw. Dat bestond eigenlijk niet, maar een uitgever kon, door een exemplaar in te zenden, het auteursrecht van een uitgave claimen zodat anderen daarvan geen illegale uitgaven konden verkopen. 

Die boeken werden ingezonden aan de in 1798 opgericht Nationale Bibliotheek. In 1814 werd een andere wet aangenomen en moesten de boeken worden gestuurd aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en (later) het Ministerie van Justitie. Een daarvan werd later doorgestuurd aan de KB. Een waterdicht systeem was het niet. En de wet veranderde af en toe. In 1912 kwam er een echte copyrightwet en verdween de verplichte inzending. Ook vóór 1900 ontstond door de grilligheid van regeling en uitvoering een debat over het Depot.

Depotwensen aan het einde van de negentiende eeuw

Het jaarverslag van de KB over 1889 stelde al vast dat slechts een 'betrekkelijk kleine hoeveelheid' in Nederland gedrukte werken werd ingezonden: het merendeel werd juist niet ingediend. De KB was overigens in de eerste plaats een wetenschappelijke en daardoor meer internationale collectie.

Directeur Campbell koos, zoals latere beleidsmakers van de KB zouden blijven doen, voor het verkleinen van de aandachtsgebieden en hij concentreerde zich op taal- en letterkunde en de kunst. De bibliotheek werd sterker dan daarvoor een bibliotheek met een 'alfa'-instelling, waarbij die ook in zekere mate als depot van Nederlandse uitgaven ging fungeren. Nog in 1921 droeg de KB boeken op het gebied van geneeskunde, natuurwetenschappen en krijgskunde over aan andere bibliotheken. Deze terreinen golden voortaan als 'bijkomstige vakken', net zoals 'cosmographie, scheikunde, natuurlijke historie, landbouw, geneeskundige wetenschappen, technische bedrijven, sport en spelen en militaria' (jaarverslagen over 1921 en 1922).

De auteurswet van 28 juni 1881 hield in dat van elk gedrukt werk twee exemplaren moesten worden ingezonden aan het Department van Justitie. Eén van deze exemplaren werd in de KB geplaatst. Dat was niet met het oog op de lezers, maar voor de handhaving van het auteursrecht. Campbell vond eigenlijk dat het tweede exemplaar ook in de KB-collectie moest worden opgenomen, aangezien de meeste bezoekers hun werken thuis wilden raadplegen maar de exemplaren die van Justitie kwamen 'als eventueel bewijsstuk' moesten bewaard en dus 'nimmer worden uitgeleend', waardoor hij zich verplicht voelde een tweede exemplaar te kopen (KB jaarverslag over 1881).

Een zekere versterking van het gedroomde depot kwam doordat uitgeverij J.B. Wolters (Groningen) vanaf 1876 exemplaren van alle publicaties schonk en in 1882 voegden zich daar de uitgevers J.W. van Leeuwen (Leiden) en H.J. Otto (Amsterdam) bij. Campbell hoopte dat andere uitgevers zouden volgen. Onder directeur Byvanck gebeurde dat ook nog, al bleef het beperkt tot 'eenige uitgeversfirma’s' met als voornaamste nog steeds Wolters (jaarverslag over 1901). In 1909 stuurde ook E. Eckstein (Den Haag) zijn uitgaven in. Voor het jaar 1922 werden vier uitgevers en drukkers genoemd: J.B. Wolters, G.B. van Goor, J.J. van Krimpen en Corn. Immig.

De meeste uitgevers wilden toen al jaren niet meewerken. Al in 1895 verzocht de KB auteurs hun boek in te sturen dat in 'onze Bibliotheek ontbreekt' en reageerde het Nieuwsblad voor den Boekhandel verbolgen. Hoe durfde de KB zo’n ‘bedelbrief’ te verzenden? – in Duitsland was daar eerder door uitgevers korte metten mee gemaakt. Vijftien jaar later, in 1910, was de situatie onveranderd negatief. Gratis exemplaren van tijdschriften en seriewerken zou de KB niet moeten willen krijgen (Nieuwsblad voor den Boekhandel, 7 juni 1910).

Heldersche Courant, 16 april 1932

Intussen kreeg het Nederlandse publiek soms de indruk dat de KB al een volwaardig depot bezat. Het fabeltje werd bijvoorbeeld verteld en verbeeld in de Heldersche Courant op 16 april 1932: 'Van alle boeken, die ieder jaar in Nederland verschijnen, gaat minstens één exemplaar naar de Koninklijke Bibliotheek.'

Dit werd misschien gevoed door de wetenschap dat andere bibliotheken minder te bieden hadden op het terrein van Nederlandse romans en dichtkunst; ze waren elders 'schraal vertegenwoordigd' (Nieuwsblad voor den boekhandel, 4 december 1934).

De voorkeur voor het bijzondere

Pas tegen het einde van de jaren zestig durfde de KB opnieuw te dromen van een wettelijk depot van Nederlandse publicaties (jaarverslag over 1967). Tot die tijd bleef de KB-collectie een soort aanvulling vormen op die van universiteitsbibliotheken en werden, vooral na de Tweede Wereldoorlog, drie categorieën aangekocht: (1) onderwerpen die elders niet verzameld werden zoals ballet, kostuumkunde en dierpsychologie; (2) internationale wetenschappelijke publicaties in west-europese talen; (3) collecties over een bepaald thema of genre, zoals liedboeken, Jeanne d’Arc en alba amicorum.

Foto: KB, Den Haag

Bibliothecaris Brummel noemde dit de ‘voorkeur voor het bijzondere'. Deze had de bibliotheek in de negentiende eeuw geschaad. Veel bibliotheken ontwikkelden zich destijds in een andere richting: 'van een traditioneel sterke museale kijk, vooral gericht op het bijzondere en zeldzame, naar een zienswijze waarbij boeken en periodieken als nuttige "informatiedragers" beschouwd gaan worden' (zoals Paul Schneiders schreef in Nederlandse bibliotheekgeschiedenis, 1997). Het ging zo van zeldzaamheidswaarde naar nut. Het lijkt er op dat het KB-publiek tevens het 'bijzondere' deel van het publiek van de universiteitsbibliotheken omvatte – met andere woorden: professoren, lectoren en studenten met curieuze aandachtsgebieden, veelal als bezoeker op afstand, via de interbibliothecaire uitleen. De laatste vijftig jaar werd dat in hoog tempo heel anders.

maandag 19 februari 2024

364. Brieven van Charles Shannon aan Charles Ricketts

Onlangs publiceerde ik, samen met John Aplin, een uitgave van brieven die de Engelse kunstenaar Charles Shannon schreef aan Charles Ricketts.

Hieronder een Engelstalige oproep om dat boekje aan te schaffen. Er zijn er maar zestig gedrukt.

New Publication: Ten Letters from Charles Shannon to Charles Ricketts:

Old Chap, Dear Ridgeley, Old Chump, Dear Old Ruffian, My Dear Ricketts.

Soon after their initial meeting, Charles Shannon (1863-1937) and Charles Ricketts (1866-1931) decided to live together. On the apparently rare occasions when they spent time away independently they maintained communication by letter. Shannon would write when visiting continental museums or enjoying a holiday (and perhaps more) with one of his female models, and also from home when Ricketts in turn travelled abroad to undertake research for an art history monograph, or in the company of a younger male companion.

In his letters, Shannon reports on his visits to parties where artists, authors and collectors meet, on antiques purchased by Ricketts in Paris, on lectures with lantern slides, on the state of the art market, on a multi-day visit to his sisters in Sleaford (larded with childhood memories). The series concludes with the last note to Ricketts dictated to Shannon by his carers - a year after a fall down a flight of stairs left him mentally disabled.

Cover of Charles Shannon,
Old Chap, Dear Ridgeley, Old Chump, Dear Old Ruffian, My Dear Ricketts
(2023)

Charles Shannon, Old Chap, Dear Ridgeley, Old Chump, Dear Old Ruffian, My Dear RickettsTen Letters to Charles Ricketts.

Edited by John Aplin and Paul van Capelleveen

The Hague, At the Paulton, December 2023

40 pages, 3 illustrations, 20 x 13 cm

Designed by Huug Schipper (Studio Tint)

Set in Proforma Medium

Printed on Biotop 115 g. by Mostert & Van Onderen, Leiden

Edition limited to sixty numbered copies

 

Price including packaging and shipping:

European Union: €30.

United Kingdom: €35.

USA and Canada: €40.

 

You can express your interest by sending an email to Paul van Capelleveen [paulton[at]xs4all.[dot]nl

donderdag 15 februari 2024

363. Een boek in New York

Van mijn voormalige collega Rens Top, expert van boekbanden, hoorde ik dat in een tentoonstelling in New York een exemplaar getoond wordt van mijn boek uit 2016 Artists & Others.

Hij veronderstelde dat ik dit al gehoord zou hebben via de New Yorkse tamtam, maar nee.

De tentoonstelling is in The Grolier Club, waar wij met de Collectie Koopman in 2016 neerstreken om meer dan tachtig boeken uit de KB-collectie te tonen in een tentoonstelling die meer dan een boekenshow een kunst-expositie was, op fantastische wijze gearrangeerd door mijn collega's van de afdeling Collectie-behoud. Het boek zelf ging in op meer dan 200 werken uit de collectie, allemaal gepubliceerd in de 21ste eeuw.

Aan het einde van dat jaar vroeg de Grolier Club of er speciaal gebonden exemplaren van Artists & Others konden worden gemaakt. De organisatie wilde twee exemplaren aankopen, een voor de eigen collectie en een om geveild te worden tijdens de bibliofielen-week in januari 2017. De revenuen zouden de Club zelf ten goed komen en gaven intussen aan verzamelaars de kans om een bijzondere boekband aan te kopen.

Deze opdracht werd op voordracht van Rens en mij gegund aan Cor Aerssens in Warffum.

Cor Aerssens, boekband voor Artists & Others (2016)


Moderne, commercieel gemaakte boeken in unieke boekbanden - ik ben er steeds een beetje huiverig voor, maar Aerssens kon er iets mee, doordat zijn ontwerp een combinatie werd van een cassette waarin het boek beschermd kan worden opgeslagen én een lees-instrument, dat wil zeggen: de band kan worden uitgevouwen en vormt dan een standaard waarop het boek rustig kan liggen om gelezen te worden. Hij noemt dat zelf een ‘standing book-constructie’. 

Dit object is nu te bewonderen in de expositie in de Grolier Club, New York, in de tentoonstelling Judging a Book by Its Cover.

De beschrijving in de tentoonstelling luidt:

Paul van Capelleveen
Artists & Others: The Imaginative French Book in the 21st Century
Nijmegen
Vantilt
2016
Cor Aerssens, who retired a year ago as a designer-bookbinder after a half-century of renowned craftsmanship, created this binding in North Holland in 2016. Covered in japan vellum, it opens into his “standing book” design, and the colored elements are papers reflecting the colors of the Dutch and French flags.
The Grolier Club Bookbindings Collection.

Zie ook de recensie hiervan door Elaine Velie op de website Hyperallergic (gepubliceerd op 8 februari 2024).

Hieronder nog wat meer foto's, uit de studio van Cor Aerssens zelf:




Cor Aerssens, boekband/standaard voor Artists & Others



vrijdag 22 december 2023

362. Enkele nieuwe diensten en vernieuwingen in de KB na 1900

Begin twintigste eeuw nam het bezoek aan de Koninklijke Bibliotheek enorm toe - er waren weinig alternatieven voordat de Openbare Bibliotheek werd opgericht. Daarmee ontstond een andere dynamiek in de bibliotheek die regelmatig om nieuwe diensten en technieken vroeg. 


IngangKB in de Kazernestraat

Een van die vernieuwingen betrof in 1908 de garderobe en de toiletten – 'de kleedkamers (afzonderlijk voor dames en voor heeren) keurig gemeubeld en van lavabo’s voorzien' – op de eerste verdieping (zie het jaarverslag).


Waren de fietsen op straat niet altijd veilig, bezoekers vreesden ook voor hun jassen. Een 'Mr. K', wiens 'spinternieuwe demi-saison' in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam gestolen was, vreesde dat hij voortaan – niets vond hij onaangenamer – zijn jas in de leeszaal moest aanhouden. Dat stond in De Nieuwe Courant van 12 maart 1909. Maar de jassen werden wel degelijk en gratis bewaakt, zoals De Standaard van 2 augustus 1909 noteerde ('Brieven uit de Residentie LXXIII').


De dichter P.C. Boutens werd er door directeur Molhuysen bij de garderobe eens op gewezen dat hij zijn sigaar moest doven – Boutens ontplofte later als hij eraan dacht. De jeugdige schrijver, toen nog bibliotheekmedewerker, Theun de Vries schreef deze anekdote op voor zijn memoires ('Meesters en vrienden. Het mooiste dorp ter wereld', De Gids, 1960, pp. 189).


Andere faciliteiten werden soms besproken als ze haperden – zoals de personenlift die in 1909 was geïnstalleerd, maar sinds 1939 buiten gebruik was, 'zeer ten ongerieve van oudere en gebrekkige bezoekers' – of als ze werden geïntroduceerd – zoals in 1950 een nieuwe lichtinstallatie in de leeszaal waardoor 'de boeken in de kasten veel beter zichtbaar' waren.


Leeszaal Koninklijke Bibliotheek in 1918

Technische ontwikkelingen verstoorden soms de rust in de KB. De essayist Menno ter Braak schreef in 1938 dat de bibliotheek hem vaak imponeerde, maar: 'De ondraaglijke spanning viel van mij af, toen ik het eentonige gonzen hoorde van de installatie, die de kabels voor de boekaanvragen (de slagader van de bibliotheek) in beweging brengt.' (Dit krantenartikel werd later gebundeld in Reinaert op reis (Amsterdam, A.A. Balkema, 1946, p. 134).


De KB viert haar 225-jarig bestaan

zondag 17 december 2023

361. De fietsenstalling van de KB

Om de een of andere reden houden architecten niet van fietsenstallingen. Toen Rem Koolhaas het danstheater ontwierp ontbrak een berging voor de fietsen van dansers en kantoorlui en werd die uiteindelijk gerealiseerd in wat als hal bij de hoofdingang bedoeld was, zodat dansers hun fiets een paar treden op moesten slepen om die veilig te parkeren. Ook bij het KB-gebouw dat in 1982 werd geopend was geen fietsenstalling voorzien en staan fietsen van bezoekers in een afgeschermd hoekje in de regen, terwijl voor het personeel aan de achterzijde een overdekte en afgesloten fietsenstalling in een apart bouwsel tussen KB en Nationaal Archief werd ondergebracht. Maar inpandig, dat toch liever niet kennelijk. Je zou het niet zeggen, maar beide gebouwen zijn ontworpen door Nederlandse architecten, die zelf toch ook op hun fiets naar school reden.

Was dat vroeger beter?

Rijwielstalling van de KB in 1939 (Album Wubbe)

Bij de opening van de nieuwe grote leeszaal van de Koninklijke Bibliotheek in 1908 werd voor het eerst gewag gemaakt van een nieuwe faciliteit waarvan de bezoekers gebruik konden maken. Naast de portiersloge in de Kazernestraat was in de kelder 'een lokaal voor rijwielen' ingericht (de meeste details over de rijwielstalling komen uit de KB-jaarverslagen).

In 1920 volgde een 'ministerieele beschikking' die erin voorzag om een 'rijwielbewaarder' aan te stellen. In die tijd werd niets besloten zonder dat het ministerie eraan te pas kwam. Het baarde enig opzien dat de KB zo'n dienst aan het publiek aanbood. De Nieuwe Courant noteerde: 'Komt hier niet de ernstigste geleerde per rijwiel naar de bibliotheek? Equipage-menschen zijn zeldzamer. Voor hen is niet gezorgd.' ('De Koninklijke Bibliotheek I', in De Nieuwe Courant, 25 augustus 1908.)

In 1923 veranderde de situtie alweer. Het bestuur wilde de kelder gebruiken voor de opslag van kranten. De fietsen kwamen voortaan in de tuin van het perceel Lange Voorhout 38 te staan, in de open lucht, maar dit werd verkocht als 'een flinke verbetering' en voor de kranten was dat ongetwijfeld het geval.

Collectie ging vóór publieksservice. De rekken, waarin de fietsen aan de elementen werden blootgesteld, boden onvoldoende ruimte en een jaar later werden er 'nog eenige rekken' bijgeplaatst.

Rijwielbewaarder K.A.L. de Haas in 1951

Over een eventuele rijwielbewaarder werd niet meer gerept in de jaarverslagen maar er was er wel degelijk een gekomen.

In 1920 werd K.A.L. de Haas aangesteld als rijwielbewaarder. Per uur verdiende hij 62 cent. Hij was ongeveer dertig jaar oud toen hij begon. Karel Anthonius Leendert de Haas werd in Den Haag geboren op 11 juli 1890 als zoon van Jannetje Krantz en van koopman en comparant Johannes Hendricus de Haas die toen 43 jaar oud was. 

Hij bleef in functie als rijwieloppasser.

De vraag is wel of hij tussen 1922 en 1925 in dienst was, na het opheffen van de kelderstalling dus, want er werden soms fietsen gestolen. De Haagse krant Het Vaderland (29 oktober 1925) wees erop dat in de Kazernestraat niet alleen 'boekenliefhebbers' langskwamen en raadde aan om fietsen in bewaring te geven bij de stalling van 'het gebouw van de Administratie der Gasfabriek'. 

In 1925 kreeg De Haas een jaarloon van 1498 gulden. Vanaf 1932 werd daarop gekort. Zoals alle werknemers moest hij in de crisistijd tien procent van zijn loon inleveren.

In 1928 werd de KB-fietsenrekken verplaatst naar het terrein van de voormalige Oranje-Kazerne.

Kennelijk kwam daar destijds een schutting omheen, die op een foto uit 1939 goed te zien is en die in 1950 werd vervangen.

Op 16 juni 1955 overleed De Haas, na enkele maanden ziekte in het Gemeenteziekenhuis. Hij was ongehuwd en werd rijwielbewaker genoemd in de gemeentelijke acte. De Haas zou op 1 augustus van dat jaar gepensioneerd worden (zie 'Dagboek Koninklijke Bibliotheek', bijgehouden door A.J. de Mooy, notitie 16 juni 1955).

De KB viert haar 225-jarig bestaan


donderdag 14 december 2023

360. Guus van Bladel herdenkt Gerard Reve

Gerard Reve werd honderd jaar geleden geboren, op 14 december 1923. Hij stierf in 2006 en dat was groot nieuws in verschillende dagbladen. Een van zijn bewonderaars, Guus van Bladel (1931-2016), hield alles bij en bracht zoveel mogelijk artikelen voor zichzelf bij elkaar in een boek. Daarin nam hij ook e-mails op die vrienden en bekenden hem stuurden, soms met links naar nog andere publicaties over Reve. Een van hen was kunstenaar Woody van Amen die de eerste was die het nieuws bij Van Bladel onder de aandacht bracht.

Voorzijde omslag In Memoriam van Gerard Reve (2006)
 
Van Bladel hoorde het nieuws via via omdat hij niet meer in Nederland woonde. Hij was in 1977 om gezondheidsredenen verhuisd naar Singapore. Daarvoor had hij jarenlang in Weert gewerkt en Reve had nog een tijd bij hem in huis gebivakkeerd. Van Bladel figureert met een brief in het Manteau-archief dat in de KB berust. De collectie van Van Bladel zelf – boeken van en over Reve met documenten en originele brieven – had hij in 2001 verkocht aan de Gemeente Weert. Toen verhuisde hij naar Maleisië.

Inhoudsopgave en colofon van In Memoriam van Gerard Reve (2006)

In een zeer kleine oplage maakte Van Bladel daar zijn herdenkboek voor Reve openbaar. Dat was in 2006. Twee jaar later gaf hij een bijzonder exemplaar ervan cadeau aan ondernemer en verzamelaar Henk de Jonge nadat die bij Van Bladel in Melaka logeerde. Dit exemplaar, sinds kort in de KB, bevat de eerste brief die Van Bladel kreeg van Reve, het origineel is met fotohoekjes voorin bevestigd.

Brief van Gerard Reve (detail) en opdracht van Guus van Bladel
in In Memoriam Gerard Reve (2006)

In 2001 had hij op dezelfde manier in Melaka een vriendenboek voor Reve laten reproduceren. Dat was toen Reve de Prijs der Nederlandse Letteren kreeg toegekend. Van Bladel verzamelde daarvoor bijdragen van kunstenaars zoals Woody van Amen, journalisten zoals Bibeb, bewonderaars zoals Jan Erik Bouman, maar ook vrienden in Spanje, België, Thailand, Singapore en Australië; sommigen waren bekend als ambassadeur of zangeres, anderen waren politieagent, huisvrouw of ondernemer. 

Beide boeken hebben de charme van huisvlijt in combinatie met bewondering voor een auteur. Het zijn papieren standbeelden.

[Vanaf vandaag zijn ongeveer twee maanden lang de twee door Van Bladel gemaakte boeken en een brief uit het archief van Manteau te zien in de vitrine bij de leeszaal Bijzondere Collecties in de KB Den Haag]

dinsdag 12 december 2023

359. De dominee wil Reve lezen

In november 1947 verscheen de debuutroman De avonden van Simon van het Reve (later Gerard Reve).

Enkele maanden later - op 15 februari 1948 - vroeg de Nederlands Hervormde dominee B.A. Venemans aan zijn broer, de boekhandelaar P.J. Venemans, of het wat was, dat boek. P.J. Venemans werkte bij boekhandel Dijkhoffz aan de Plaats in Den Haag. Dominee Venemans was destijds beroepen in Ransdorp ten noorden van Amsterdam.

B.A. Venemans aan P.J. Venemans (brief van 15 februari 1948)

Hij hoorde van het boek van een collega, de dominee van Broek in Waterland die het zeer aanbeval en las ook juist een opstel erover dat was gepubliceerd in een protestants tijdschrift, In de Waagschaal. Dat stuk was ondertekend door 'F.' en ging in op de beroemde woorden van Frits Egters: 'Het is gezien'.

'F.' over De avonden in In de waagschaal, 13 februari 1948

Vervolgens vroeg de dominee aan de boekhandelaar:

Is het de moeite waard om te lezen? Het zal zeker wel heel duur zijn. Is het het waard om te bezitten?

Een antwoord is niet bekend.