De dichter Martinus Nijhoff - voor zijn vrienden "Pom" - werd heel bewust geen lid van de Kultuurkamer. Daardoor kon hij officieel niet publiceren en mocht zijn naam niet worden genoemd in de kleurrijke druksels van H.N. Werkman voor uitgeverij De Blauwe Schuit. De colofons in de uitgaven van de Groninger clandestiene uitgeverij noemden Nijhoff “de dichter van De Blauwe Schuit”, wat hem stoorde, of “een schepeling”. Daarover een andere keer.
|
M.Nijhoff, K.L. Links, Wij zijn vrij (1945) [fragment] |
De illegale oorlogskrant Vrij Nederland vroeg aan Nijhoff een gedicht voor de aanstaande bevrijding te schrijven. Het nummer werd vlak voor 5 mei in beslag genomen door de Sicherheitspolizei, maar de dag erna weer vrijgegeven door de Koninklijke Marechaussee. Het verscheen in de Haagse versie van Vrij Nederland op 5 mei 1945 - nog zonder de namen van dichter en kunstenaar.
|
M.Nijhoff, K.L. Links, "Wij zijn vrij" in Vrij Nederland. Extra uitgave voor Z. Holland, 7 mei 1945 |
|
Stichting Vrij Nederland maakte ook een losse herdruk in een oplage van 20.000 exemplaren. Het gedicht is gekalligrafeerd en gedrukt in zwart door de Haagse drukkerij H. de Koningh. Het colofon eronder is gedrukt in blauw, terwijl de tekening van Karel Leendert Links is gedrukt in zwart, rood, wit, blauw en oranje.
Links (1915-1982) kreeg zijn opleiding tot schilder en tekenaar aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1932-1936) en illustreerde kinderboeken, tekende ansichtkaarten en werd tijdens de oorlog betrokken bij activiteiten van het verzet. Hij tekende anti-Duitse cartoons. Hij zou vijfentwintig jaar voor Het Parool werken.
|
M. Nijhoff, P. Klaasse, Tot de gevallenen (1945) [fragment] [ingekleurd exemplaar, particuliere verzameling] |
Een tweede rijmprent voor Vrij Nederland werd na afloop van de oorlog gepubliceerd, eerst in het tijdschrift zelf, en daarna als plano, in een oplage van 10.000 exemplaren, gedrukt door een andere Haagse drukker, Fokko Tamminga (ANDO drukkerij). Voor deze rijmprent maakte Piet Klaasse (1918-2001) een tekening. Hij was meer dan dertig jaar verbonden aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Hij illustreerde boeken, waarvan het bekendste waarschijnlijk Eelke de Jongs Sagen en legenden van de Lage Landen is waarvoor hij in 1981 een Gouden Penseel ontving.
|
Tekening van P. Klaasse voor M. Nijhoff Tot de gevallenen (1945) [fragment] |
Zijn tekening bij Nijhoffs gedicht is gedrukt in zwart - maar er zijn exemplaren bekend waarbij de vlag is ingekleurd. De meer complexe tekening toont een in de borst geschoten soldaat die op allerlei symbolen van de onderdrukte cultuur ligt: een torah-rol, een gebroken crucifix, een doorgescheurd blad over het volkerenrecht van Hugo de Groot, een partituur van Mendelsohn, penselen van een schilder en aan zij voeten liggen zware schakels van een keten - maar tussen het débris ligt ook een blad met de titel Mein Kampf van Hitler.
|
Tekening van P. Klaasse voor M. Nijhoff Tot de gevallenen (1945) [fragment] |
Nijhoffs gedicht werd in verschillende versies van Vrij Nederland gepubliceerd, soms met de tekening (zoals in de versie van het nieuwsbulletin midden Noord-Holland, 17 mei 1945) en soms alleen de tekst (zoals in de editie voor Zwolle en omstreken, 26 mei 1945). [Zie daarvoor de kranten in Delpher.]
|
Vrij Nederland: nieuwsbulletin midden Noord-Holland, 17 mei 1945 |
In beide tekeningen neemt Nijhoff de vlag als symbool van wederopstanding op. In "Wij zijn vrij" roept de Nederlandse vlag "Wij zijn vrij", waarbij de kleuren van de vlag zijn veranderd onder invloed van de oorlogsjaren: het rood is "getooid met bloed", het wit staat nu voor "ijver zonder winstbejag" en het blauw is "voltooid" door trouw die op de proef is gesteld. Het gedicht kondigt een "nieuwe reis" aan en blaakt dus van optimisme en idealisme.
In het tweede gedicht wordt eerst teruggekeken naar de doden, zij die de bevrijding niet hebben gehaald. Het "vlagdoek" dat hun baar niet heeft "gedekt" wappert nu, "ontplooit zich boven ons" en Nijhoff schrijft dat in het feestgedruis dat overal te horen is de stem van de doden te horen is, opgewekt in die van de overlevenden.
In juli 1945 opende Martinus Nijhoff in het Stedelijk Museum de tentoonstelling “Het vrije boek in onvrije tijd”. Nijhoff werd intussen gezien als een soort Dichter des Vaderlands, met een onbezoedelde politieke reputatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten