woensdag 1 april 2020

269. Stemmen uit de oorlog (5): de lockdown matroesjka

Een hele reeks woorden dringt zich de laatste weken aan ons op en ze zijn allemaal synoniem voor een gebrek aan bewegingsvrijheid: lockdown is wel de belangrijkste. In het Nederlands betekent het iets als 'afsluiting'. 

Binnen een lockdown kun je ook nog quarantaine krijgen, zelfs thuisquarantaine, wat dan betekent dat je niet alleen je huis niet uit mag, maar binnen het huis contact met huisgenoten moet voorkomen. En die mogen het huis dan evenmin verlaten.

Zulke toestanden bestonden natuurlijk al in gevangenissen, detentie dus, maar gevangenen zijn nu zelfs nog minder 'vrij', want ze mogen geen bezoek meer ontvangen. En verzorgingshuizen hanteren dezelfde regel. Bejaardendetentie dus. Ook ziekenhuizen vermijden bezoek, ook voor patiënten op de intensive care, die overigens al in 'slaap' zijn gebracht, dus in coma, afgezonderd van bezoek. 

Binnen een lockdown kun je nog geïnterneerd zijn, zoals de asielzoekers in kampen op de Griekse eilanden. De ene soort van gevangenschap nog radelozer, uitzichtlozer dan de andere. En dat met een onzichtbare vijand - we zien alleen de gevolgen. 

Dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog natuurlijk heel anders. Maar ook daar had je een soort matroesjka-achtige opsluiting: in bezet gebied, in de gevangenis, in de isoleercel. Of: in bezet gebied, in onderduik. Ook kon je van de ene op de andere dag veranderen van bezetter in gevangene, zoals in (destijds) Nederlands-Indië (Indonesië), dat in 1940 nog door het koloniale Nederland werd overheerst, maar  vervolgens door de Japanse bezetter werd ingenomen. De voormalige bezetters verdwenen achter het prikkeldraad in woonwijken en kampen, mannen apart van vrouwen en kinderen.

Dagboek Leo Jansen (KB: KW 79 L 32)
Een van die gevangenen in Indonesië was Leo Jansen. Mr. Dr. Leo Frederik Jansen, geboren in Oud-Gastel op 4 december 1903, studeerde rechtsgeleerdheid aan de Rooms Katholieke Universiteit Nijmegen van 1923 tot 1927. In september 1929 reisde hij met de Jan Pietersz Coen naar Java om in Pontianak te werken als 'surnumerair' in het 'Hoofdkantoor van den Dienst der Belastingen'. In 1930 promoveerde hij aan de Rechtshoogeschool Batavia op het proefschrift De grondtrekken van den Sovjetstaat. Dat was de eerste openbare promotie aan deze school. (Zie via Delpher het Bataviaasch Nieuwsblad, 28 april 1930). Hij voer een paar keer heen en weer tussen Rotterdam en Java, in augustus 1930 meldde de Indische Courant dat hij nu 'met mevrouw Jansen en kind' op de Baloeran naar Batavia voer. Hij begon in de kranten over financiële kwesties te publiceren.

Voor de oorlog correspondeerde Jansen onder andere met de schrijver E. du Perron, die hij in 1937 ontmoette (zie DBNL). Hij hield vanaf 1937 wekelijkse lezingen van een kwartier over politiek voor de Bataviasche Radio Vereeniging en in 1939 gaf hij voordrachten aan de Volksuniversiteit Batavia. Toen was hij referendaris bij het Departement van Financiën. In oktober 1939 werd hij waarnemend secretaris van de Raad van Indië. De definitieve benoeming kwam in mei 1940.

L.F. Jansen, De grondtrekken van den Sovjetstaat (1930)
Bij het uitbreken van de oorlog in de Stille Oceaan was Leo Jansen dus Secretaris van de Raad van Nederlands Oost-Indië. Door de Japanse overheid werd hij - omdat hij Japans sprak - gedwongen te werken voor de Japanse inlichtingendienst en moest hij de geallieerde radiostations afluisteren. Hij hield dagboeken bij, waarin hij krantenberichten, foto’s en cartoons plakte. (Het dagboek werd uitgegeven in 1988). De Japanse militaire politie zette hem in 1944 gevangen en hij werd gemarteld. Hij maakte de bevrijding van het kamp Sint Vincentius weliswaar mee, maar overleed drie dagen erna op 2 september 1945. Hij was 41 jaar. Zijn overlijdensannonce zegt niets over vrouw en kind(eren).

Op 30 oktober 1942 noteerde hij dat 'Stefje' een Nederlandse gevangene in een trein zag huilen:

Stefje is naar Priok geweest en haar trein heeft bij toeval stilgestaan naast een trein met Hollandsche krijgsgevangenen. Ze mochten niet spreken. Een jonge "knappe vent" maakte een wuivend gebaar met zijn vingers, terwijl dikke tranen over zijn wangen rolden toen de trein weer in beweging kwam.


Priok was de haven van Batavia. Ook 'Irma' maakte een tochtje:


Irma is vier dagen in Bandung geweest en komt terug met de boodschap dat de Europeanen daar nog altijd veel opgewekter leven dan hier. 

[...]
Bij terugkomst werd ze in de trein lastig gevallen door een Japansche soldaat, die met 'n woordenboekje in zijn hand haar borsten press en zelfs haar beenen betastte.

Een Me-Too situatie in een treincoupé in bezet gebied dat al gekoloniseerd was. Een Indische matroesjka-situatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten